ECLI:NL:RBNHO:2016:5316

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juni 2016
Publicatiedatum
29 juni 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 2276
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de sluiting van een horecagelegenheid na ernstige verstoring van de openbare orde door supporters

Op 30 juni 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin de burgemeester van Purmerend een café voor de duur van 12 weken heeft gesloten. Dit besluit volgde op een incident op 8 mei 2016, waarbij een grote groep Ajax-supporters zich in en rondom het café bevond en er ernstige verstoringen van de openbare orde plaatsvonden. De burgemeester stelde dat de exploitante van het café, [naam 1], verwijtbaar had gehandeld door de supporters toe te laten en onvoldoende maatregelen te treffen om incidenten te voorkomen. De exploitante betwistte dat er sprake was van ernstig geweld en voerde aan dat zij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor het gedrag van haar bezoekers. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting kon overgaan, gezien de omstandigheden van het incident en de rol van de exploitante. De voorzieningenrechter benadrukte dat de burgemeester bevoegd was om in te grijpen ter bescherming van de openbare orde en dat de exploitante onvoldoende verantwoordelijkheid had genomen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de sluiting van het café werd gehandhaafd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 16/2276
uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 juni 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] , h.o.d.n. [verzoekster] , te [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. R.J. Dijks),
en

de burgemeester van Purmerend, verweerder

(gemachtigde: mr. R.G. van der Eijk).

Procesverloop

Bij besluit van 13 mei 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder [verzoekster] , gevestigd op de [locatie 1] , gesloten voor de duur van 12 weken, van vrijdag 13 mei om 16.00 uur tot vrijdag 5 augustus 2016 tot 16.00 uur.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2016. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door [naam 2] en [naam 3] .
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. R.G. van der Eijk en door M.A.N. Blank, beiden werkzaam bij de gemeente Purmerend, alsmede door
[naam 4] , hoofdagent van politie en [naam 5] , horecacoördinator en brigadier van politie.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verweerder heeft aan de sluiting van [verzoekster] (hierna: het café) ten grondslag gelegd dat bij het café op 8 mei 2016 sprake was van ernstig geweld, waarbij de exploitante, [naam 1] , verwijtbaar heeft gehandeld.
Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op processen-verbaal van de politie en verklaringen van onder meer andere horeca-ondernemers aan de [locatie 1] , waaruit hij - samengevat weergegeven - heeft opgemaakt dat verzoekster op 8 mei 2016 - zonder de politie of de gemeente hierover vooraf te informeren - haar horecagelegenheid ter beschikking heeft gesteld aan ruim 100 aanhangers van Ajax, waaronder de harde kern van de Ajax-supporters, voor het kijken van de kampioenswedstrijd. Daarbij is aan de gasten aangeboden om voor een bedrag van € 25,- gedurende vijf uur onbeperkt alcohol te drinken. In de loop van de middag is een grootschalige vechtpartij ontstaan en is vuurwerk afgestoken. Er was sprake van een zeer ernstige verstoring van de openbare orde, waardoor ook bezoekers van het evenement Foodiefest op de [locatie 1] , maar ook andere klanten en ondernemers van omliggende horecagelegenheden zich bedreigd voelden.
Omdat de exploitante van het café, ondanks herhaaldelijke oproepen, niet bereikbaar was voor overleg, exploitante vooraf ook niet heeft gemeld dat zij haar horecagelegenheid ter beschikking zou stellen aan de harde kern van de Ajax-supporters, er voor €25,- onbeperkt alcohol kon worden gedronken, er nog meer bier is aangevoerd toen het bier dreigde op te raken en verzoekster op geen enkel moment haar zorgen heeft geuit naar de politie over de situatie, acht verweerder de ontstane situatie aan verzoekster te verwijten.
Op grond van de ‘Uitvoeringsregels handhaving horeca en alcoholverstrekkers Purmerend 2015-2018’ (hierna: de Uitvoeringsregels) is verweerder vervolgens overgegaan tot sluiting van het café voor 12 weken.
3. Verzoekster bestrijdt dat er die dag sprake was van ernstig geweld. Zij voert voorts aan dat een grootschalige vechtpartij niet heeft plaatsgevonden. Er was weliswaar om 17.00 uur een incident, maar dit betrof een ruzie tussen vier personen om een meisje. Dergelijke incidenten vinden regelmatig plaats in het uitgaanscircuit en bovendien zijn hiervoor de bij het incident betrokken personen verantwoordelijk en niet de horecaondernemer. Bovendien zijn er op de bewuste dag op de [locatie 1] geen aanhoudingen verricht hetgeen, aldus verzoekster, haar standpunt dat het niet om een ernstig incident gaat, onderbouwt. Er was slechts sprake van een ongegronde vrees voor een grote groep mensen in een Ajax-shirt, aldus verzoekster. Zelfs indien sprake zou zijn geweest van ernstig geweld, dan stelt verzoekster dat dit haar niet valt te verwijten. Dezelfde groep Ajax-supporters heeft vorig jaar zonder problemen in een ander café aan de [locatie 1] verbleven en dat is zonder incidenten verlopen, zodat niet viel te verwachten dat er nu geweldsincidenten zouden plaatsvinden. Wat haar bezoekers buiten doen, is de verantwoordelijkheid van deze bezoekers en niet van verzoekster, zo stelt verzoekster. Ook kan haar niet worden verweten dat zij alcohol is blijven schenken, nu problemen vaak juist ontstaan wanneer de alcohol op is, aldus verzoekster. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat verweerder dan ook ten onrechte het café heeft gesloten.
4. Ingevolge artikel 174, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. Ingevolge het tweede lid van dit artikel is de burgemeester bevoegd bij de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, de bevelen te geven die met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn. Ingevolge artikel 174, derde lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht.
5. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 174 van de Gemeentewet (Kamerstukken II 1988/89, 19 403, nr. 10, p. 92 en 93) volgt dat dit artikel de bevoegdheid behelst tot het geven van bevelen teneinde onverwijld in te grijpen in situaties die de veiligheid of de gezondheid bedreigen. De bevelen die uit hoofde van dit artikel worden gegeven, zien op concrete, zich direct aandienende, de veiligheid of gezondheid bedreigende situaties. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie uitspraak van 9 juni 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AP1137) kan de bevoegdheid dan ook uitsluitend worden aangewend indien in een bepaald geval onverwijld moet worden ingegrepen ter bescherming van de veiligheid en gezondheid. Bij de beoordeling of zich een veiligheid of gezondheid bedreigende situatie voordoet komt verweerder beoordelingsvrijheid toe, die door de rechter terughoudend dient te worden getoetst. Derhalve staat ter beoordeling of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een dergelijke situatie zich voordeed.
6. In de Uitvoeringsregels, in het bijzonder de ‘Handhavingsmatrix Algemene Plaatselijke Verordening’ is opgenomen dat indien sprake is van verwijtbaar, ernstig geweld vanuit of in de directe omgeving van het horecabedrijf, de burgemeester als sanctie de betreffende horeca-inrichting 12 weken sluit. Als ernstige geweldsincidenten worden in ieder geval onder meer beschouwd grootschalige vechtpartijen waarbij grote groepen bezoekers, dan wel personeel, van het horecabedrijf betrokken zijn.
7. Ingevolge artikel 110d, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Purmerend 2003 - voor zover hier van belang - kan de burgemeester in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer horecabedrijven tijdelijke sluiting bevelen.
8.1.
Met betrekking tot de vraag of er op 8 mei 2016 sprake was van ernstig geweld vanuit of in de directe omgeving van het café overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Verweerder heeft zich bij zijn besluitvorming gebaseerd op een rapportage van de politie- eenheid Noord-Holland, district Zaanstreek-Waterland, over de gebeurtenissen op 8 mei 2016. Deze rapportage is gebaseerd op hetgeen is vastgelegd in drie mutatierapporten en drie processen-verbaal van bevindingen van aanwezige politieagenten. Verweerder heeft zich tevens gebaseerd op een memo van de evenementencoördinator van de gemeente Purmerend die rond 17.00 uur aanwezig was op de [locatie 1] alsmede op drie processen-verbaal opgemaakt op 12 mei 2016 door controleambtenaren van de gemeente Purmerend, waarin de ervaringen en bevindingen van exploitanten van drie nabijgelegen horecaondernemingen zijn opgenomen. De voorzieningenrechter is na bestudering van deze stukken en daarbij betrekkende de toelichting die partijen hierop ter zitting hebben gegeven, van oordeel dat - hoewel daar verschillende aanwijzingen voor zijn in de beschikbare stukken - niet onomstotelijk is komen vast te staan dat er op 8 mei 2016 sprake is geweest van een grootschalige vechtpartij. Dit laat echter onverlet dat naar voorlopig oordeel wel voldoende is komen vast te staan dat op verschillende momenten geweldsincidenten hebben plaatsgevonden bij het café, waarbij bezoekers van het café betrokken waren. Op grond van de stukken komt de voorzieningenrechter in dat verband tot de volgende vaststellingen.
8.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat een grote groep personen - zoals door verzoekster ter zitting verklaard in ieder geval 78 personen - zich zondagmiddag 8 mei 2016 tot ongeveer 19.00 uur heeft opgehouden in en nabij het café aan de [locatie 1] . Er was daarbij sprake van geschreeuw, spreekkoren en een grimmige, intimiderende sfeer. Op de [locatie 1] was politie in uniform aanwezig met oog op het daar gehouden festival Foodiefest (diverse eettentjes met podium en een kinderdeel met springkussen). De groep personen vóór en bij het café gedroeg zich dusdanig intimiderend naar de aanwezige politieagenten dat deze besloten rond 15.00 uur de [locatie 1] te verlaten om verdere irritatie te voorkomen en omdat er onvoldoende politiepersoneel ter plaatse was om op te kunnen treden tegen deze groep personen. Bij een vechtpartij in de groep personen was het, volgens de aanwezige politie in uniform, onmogelijk gebleken om op te treden in welke vorm dan ook. Daarop heeft een burgereenheid de observatie van de [locatie 1] overgenomen. De burgereenheid heeft meerdere ongeregeldheden waargenomen. De voorzieningenrechter stelt op basis van de stukken vast dat sprake was van fors alcoholmisbruik door de aanwezige groep supporters en dat door naburige horecaondernemers drugsgebruik is waargenomen. Ook was er sprake van urineren in de steeg. In de groep was tussen 16.30 uur en 17.30 uur sprake van in ieder geval één vechtpartij, maar hoogstwaarschijnlijk meerdere vechtpartijen, gelet op wat de verschillende aanwezigen hierover hebben verklaard. Voorts werd er herhaaldelijk geduwd en getrokken. Tevens staat vast dat illegaal vuurwerk is afgestoken door de groep, te weten rood Bengaals vuurwerk (fakkels) en minstens drie vuurwerkbommen. Uit de verschillende processen-verbaal en afgelegde verklaringen blijkt dat bezoekers van het Foodiefest en de omringende terrassen zich door het gedrag van de groep geïntimideerd en onveilig voelden en daarom zijn vertrokken. De organisatie van het Foodiefest heeft het springkussen voor kinderen eerder dan gepland weggehaald en een deel van het evenement ontruimd. Diverse naburige horecaexploitanten hebben hun zaak eerder gesloten en één exploitant is zelfs met zijn personeel in linie gaan staan voor zijn terras om te voorkomen dat vechtende leden van de groep supporters zijn terras op zouden komen. De voorzieningenrechter neemt voorts nota van het feit dat de politie in de dreigende en grimmige situatie aanleiding heeft gezien politie uit omliggende plaatsen naar Purmerend te sturen alsmede om de Mobiele Eenheid vanaf een andere locatie in de regio naar Purmerend te laten komen, om zich zodanig te stationeren dat bij escalatie snel ingrijpen mogelijk zou zijn.
8.3.
Dit samenstel van feiten en omstandigheden levert naar oordeel van de voorzieningenrechter een dusdanige grote verstoring van de openbare orde op dat de verweerder dit op goede gronden heeft gekwalificeerd als ernstig geweld. Verweerder was gelet hierop bevoegd maatregelen te treffen. De omstandigheid dat op die dag geen aanhoudingen zijn verricht en ook overigens (nog) niet is gebleken van strafrechtelijke gevolgen, doet niet af aan het feit dat het verloop van de gebeurtenissen op 8 mei 2016 zoals hierboven geschetst voldoende aannemelijk is. Verweerder heeft gelet hierop in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik kunnen maken.
9. De voorzieningenrechter is voorts met de burgemeester van oordeel dat ten aanzien van de op 8 mei 2016 ontstane situatie sprake is van verwijtbaar gedrag aan de kant van verzoekster. Daartoe is redengevend dat verzoekster, door deze groep toe te laten tot haar café een onaanvaardbaar veiligheidsrisico heeft genomen, zij zich passief heeft opgesteld voorafgaand en tijdens het evenement, onder meer door alle contact met de politie te mijden en geen maatregelen te treffen om incidenten te voorkomen, drankmisbruik heeft bevorderd door van 12.00 uur tot 18.00 uur onbeperkt drank aan te bieden voor € 25,-, te blijven schenken op het moment dat de bezoekers al onder invloed waren en zelfs nieuwe drank te laten leveren op het moment dat de drank op was, en zich na afloop onverschillig heeft getoond over hetgeen was voorgevallen. Daarbij rekent de voorzieningenrechter verzoekster zwaar aan dat zij geen enkele verantwoordelijkheid heeft willen nemen en ook nu nog steeds geen verantwoordelijkheid wenst te nemen voor hetgeen heeft plaatsgevonden. Dat verzoekster nooit eerder problemen heeft gehad bij de exploitatie van het café ontslaat haar er niet van in dit geval haar verantwoordelijkheid te nemen. De voorzieningenrechter kan verweerder dan ook volgen in het standpunt dat het vertrouwen in verzoekster als horecaondernemer ernstig is geschonden. Verweerder heeft dan ook in redelijkheid, gelet op de Uitvoeringsregels, kunnen overgaan tot sluiting van het café voor de duur van 12 weken.
10. Dat de sluiting van haar café voor verzoekster grote financiële gevolgen heeft, biedt geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid de bescherming van de openbare orde en veiligheid heeft kunnen laten prevaleren en niet tot sluiting voor de duur van 12 weken heeft kunnen komen. In dit verband kan de voorzieningenrechter verweerder volgen in het standpunt dat verzoekster met haar gedragingen bewust het risico heeft genomen dat een maatregel zou worden opgelegd die vergaande gevolgen voor haar zou kunnen hebben.
11. Het feit dat aan het eind van het primaire besluit ten onrechte het adres [locatie 2] wordt genoemd als adres van het café in plaats van [locatie 1] , vormt - anders dan verzoekster stelt - geen reden het bestreden besluit niet in stand te laten, nu uit het primaire besluit duidelijk blijkt dat het om een kennelijke verschrijving gaat die overigens in het besluit op bezwaar kan worden gecorrigeerd. Aan deze verschrijving hecht de voorzieningenrechter dan ook geen waarde.
12. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het bestreden besluit naar verwachting in rechte stand zal kunnen houden. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt dan ook afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2016.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.