ECLI:NL:RBNHO:2016:4528

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juni 2016
Publicatiedatum
1 juni 2016
Zaaknummer
AWB - 14 _ 1322
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag vennootschapsbelasting en verzuimboete

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] BV, eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder, over de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2011. Verweerder had aan eiseres een aanslag opgelegd op basis van een ambtshalve vastgesteld belastbaar bedrag van € 500.000, en daarnaast een verzuimboete van € 2.460 opgelegd. Eiseres heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt, waarna de aanslag werd verminderd tot een belastbaar bedrag van € 140.527, maar de verzuimboete bleef gehandhaafd.

Eiseres heeft beroep ingesteld en tijdens de zitting op 11 maart 2016 is [A] namens eiseres verschenen, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door M.R. Cuno en mr. J.N.A.H. Renckens. De rechtbank heeft overwogen dat eiseres niet de vereiste aangifte heeft gedaan en dat zij niet overtuigend heeft aangetoond dat de uitspraak op bezwaar onjuist was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schatting van verweerder niet onredelijk was en dat eiseres niet in staat was om de benodigde bewijsstukken te overleggen, waaronder een definitieve jaarrekening.

De rechtbank heeft de verzuimboete in stand gehouden, omdat eiseres in verzuim was door het niet indienen van de aangifte. Eiseres stelde dat er sprake was van afwezigheid van alle schuld, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/1322

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 juni 2016 in de zaak tussen

[X] BV, gevestigd te [Z] , eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2011 een aanslag vennootschapsbelasting (hierna: vpb) opgelegd, berekend naar een ambtshalve vastgesteld belastbaar bedrag van
€ 500.000. Gelijktijdig is aan eiseres een verzuimboete opgelegd van € 2.460 en is € 4.561 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 140.527 en de verzuimboete gehandhaafd. De beschikking heffingsrente is daarbij verminderd naar € 1.114.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2016 te Haarlem. Namens eiseres is [A] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.R. Cuno en mr. J.N.A.H. Renckens.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres houdt zich onder meer bezig met managementactiviteiten. [A] (hierna: [A] ) is directeur-grootaandeelhouder van eiseres. Op 3 december 2010 is [A] benoemd tot CEO van [A BEDRIJF] N.V.
2. Op 28 oktober 2010 is bij eiseres een boekenonderzoek gestart met als doel de aanvaardbaarheid vast te stellen van (onder andere) de aangiften vpb voor de jaren 2005 tot en met 2009. Naar aanleiding daarvan is een rapport opgesteld met dagtekening 29 november 2012 waarin onder meer geconcludeerd is tot verwerping van de administratie van eiseres. Eiseres en verweerder hebben tijdens de daarop volgende beroepsprocedure, op 7 augustus 2014 een vaststellingsovereenkomst gesloten betreffende onder meer de vpb over de jaren 2005 tot en met 2010.
3. Eiseres is uitgenodigd om vóór 1 december 2012 aangifte te doen voor de vpb voor het jaar 2011. Met dagtekening 21 december 2012 is aan eiseres een herinnering gestuurd en met dagtekening 5 februari 2013 een aanmaning tot het doen van aangifte. Bij het uitblijven van de aangifte heeft verweerder met dagtekening 29 juni 2013 de aanslag opgelegd naar een ambtshalve vastgesteld belastbaar bedrag van € 500.000.
4. Tijdens de bezwaarfase heeft eiseres een conceptjaarrekening 2011 overgelegd. Daarin is het belastbare bedrag vastgesteld op negatief € 91.037. Verweerder heeft mede naar aanleiding daarvan de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 140.527.

Geschil en beoordeling van het geschil5. In geschil is de hoogte van het belastbare bedrag. Voorts is de verzuimboete in geschil. Eiseres neemt het standpunt in dat het belastbare bedrag dient te worden gesteld op negatief € 109.227. Daartoe verwijst zij – onder meer – naar een herziene conceptjaarrekening. Verweerder neemt het standpunt in dat de aanslag dient te worden gehandhaafd zoals verminderd bij uitspraak op bezwaar.

6. Ter zitting heeft eiseres verzocht de definitieve jaarrekening over te mogen leggen. De rechtbank heeft dat verzoek afgewezen, nu eiseres ruimschoots in de gelegenheid is geweest nadere stukken in te dienen. Een redelijke afweging van de belangen van partijen en het proceseconomische belang van een spoedige voortgang van de procedure heeft meegebracht dat de rechtbank het verzoek van eiseres tardief heeft verklaard.
7. Nu eiseres – na daartoe te zijn uitgenodigd en aangemaand – voor 2011 geen aangifte vpb heeft gedaan, staat daarmee vast dat eiseres niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Op grond van artikel 27e, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist was. Het is derhalve aan eiseres om overtuigend aan te tonen dat de uitspraak op bezwaar onjuist is.
8. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar stelling dat verweerder een te hoog belastbaar bedrag in aanmerking heeft genomen, aanvankelijk een conceptjaarrekening overgelegd en nadien een herziene conceptjaarrekening. De rechtbank is van oordeel dat eiseres hiermee en met de daarop gegeven toelichting niet erin is geslaagd het van haar verlangde bewijs te leveren. Het betreft hier immers slechts een (voorlopige) weergave van door haar accountant als zodanig aangeduide feiten – zonder accountantsverklaring –, terwijl het aan eiseres is om aan te tonen dat die weergave juist is.
9. Het komt dan aan op de vraag of sprake is geweest van een redelijke schatting. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, aan wie op dit punt een zekere armslag moet worden gegeven, gelet op de beperkt beschikbare informatie aan de zijde van eiseres niet naar willekeur heeft gehandeld bij het doen van uitspraak op bezwaar. Dit brengt mee dat het gelijk met betrekking tot de aanslag aan verweerder is.
10. Tot slot komt de verzuimboete aan de orde. De rechtbank overweegt dat de verzuimboete tot doel heeft een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen in te scherpen. Het staat vast dat eiseres met het niet doen van de vereiste aangifte in verzuim is geweest. Eiseres stelt dat sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas), nu zij niet in staat was de aangifte tijdig in te dienen als gevolg van het boekenonderzoek over de voorgaande jaren en eiseres geen zekerheid had omtrent de hoogte van het in de aangifte te vermelden fiscale beginvermogen. Naar het oordeel van de rechtbank kan aan hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht, niet de conclusie worden verbonden dat sprake is van avas. De gestelde onzekerheid laat immers onverlet dat eiseres, daartoe uitgenodigd, tijdig inzicht had kunnen geven in haar fiscale positie. De rechtbank acht de opgelegde boete passend en uit een oogpunt van normhandhaving geboden. De verzuimboete dient dan ook in stand te blijven.
11. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, voorzitter, en mr. R.C.H.M. Lips en mr. G.H. de Soeten, leden, in aanwezigheid van mr. M.C. Anema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.