Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 mei 2016 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Eisers stelling eerst in beroep gedaan dat verweerder het verzoek niet als zodanig had mogen duiden, is naar het oordeel van de rechtbank tardief; van eiser had mogen worden verwacht tegen deze duiding al in bezwaar op te komen. Daarvan is in geen sprake geweest, integendeel, eiser heeft een inhoudelijke grond aangevoerd tegen het genomen besluit. Ook uit eisers opmerking in bezwaar dat verweerder wat hem betreft in het op bezwaar te nemen besluit niet hoeft in te gaan op zijn eerder geponeerde stelling dat door de openbaarmaking zijn privacy zou zijn geschonden volgt dat eiser kennis had genomen van de duiding van zijn verzoek als Wob-verzoek. De door eiser in beroep overgelegde uitspraak van de rechtbank Overijssel van 28 oktober 2015 (zaaknummer AWB 15/12620) leidt voorts niet tot een ander oordeel, reeds nu betrokkene in die zaak de duiding van het verzoek al in bezwaar heeft betwist.
Nu sprake is van een verzoek op grond van de Wob, komt de rechtbank toe aan verweerders betoog, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 19 november 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4129), dat sprake is van misbruik van recht. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat in de voorliggende zaak sprake is van misbruik van recht.