ECLI:NL:RBNHO:2016:4270

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 mei 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 4625
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een gesloten buitenwagen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Schagen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een gesloten buitenwagen (Canta) op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015, maar deze aanvraag werd afgewezen. In plaats daarvan kreeg zij een scootmobiel en een taxikostenvergoeding toegekend. Eiseres was van mening dat de afwijzing onterecht was, omdat zij meende dat er een medische noodzaak bestond voor de gesloten buitenwagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen medische noodzaak was voor het gebruik van een Canta, zoals bevestigd door een advies van een medisch bedrijf. De rechtbank overwoog dat de Wmo 2015 geen verplichting oplegt voor het overnemen van voorzieningen van een andere gemeente bij verhuizing. Eiseres had ook aangevoerd dat de taxikostenvergoeding niet voldeed, maar de rechtbank oordeelde dat de combinatie van scootmobiel en taxikostenvergoeding een passende bijdrage leverde aan haar zelfredzaamheid. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 15/4625

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 mei 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Schagen, verweerder

(gemachtigden: M.A. van der Wal, I. Bakker, G. Laan).

Procesverloop

Bij besluit van 7 april 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder – voor zover hier van belang - de aanvraag van eiseres op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor een gesloten buitenwagen (Canta) afgewezen. Bij dit besluit heeft verweerder eiseres een scootmobiel toegekend en de reeds eerder toegekende taxikostenvergoeding voortgezet.
Bij besluit van 4 september 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2016. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1.1
Eiseres woonde tot haar verhuizing naar de gemeente Schagen (medio 2014) in Amsterdam. Door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam was haar – na verschillende beroepszaken – een Canta toegekend. Deze Canta heeft eiseres na haar verhuizing naar de gemeente Schagen moeten inleveren.
1.2
Eiseres verbleef in de gemeente Schagen aanvankelijk in het buitengebied van Sint Maarten. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij recent een woning in Schagen heeft betrokken.
1.3
Eiseres heeft op 9 oktober 2014 een aanvraag ingediend bij verweerder voor onder meer een vervoersvoorziening. Bij besluit van 11 december 2014 heeft verweerder eiseres tijdelijk een taxikostenvergoeding toegekend, in afwachting van de afronding van het medisch onderzoek van eiseres door [naam bedrijf] .
1.4
Op 21 januari 2015 heeft [naam bedrijf] advies uitgebracht. Het advies houdt onder meer in dat geen medische noodzaak bestaat voor gesloten buitenvervoer. Verweerder heeft vervolgens het op dit advies gebaseerde primaire besluit genomen en in bezwaar gehandhaafd.
2. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of verweerder eiseres een gesloten buitenwagen had moeten toekennen.
De rechtbank overweegt als volgt.
3.1
Op 1 januari 2015 is de Wmo 2015 in werking getreden en is de Wmo ingetrokken. Ingevolge artikel 8.9, tweede lid, van de Wmo 2015, is op dit geding het recht van toepassing zoals geldt na 1 januari 2015.
3.2
Op grond van de Wmo 2015 (artikel 2.3.5, derde lid) wordt een maatwerkvoorziening verleend ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie voor zover de cliënt dit naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met behulp van andere personen uit het sociale netwerk dan wel met gebruik van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
4.1
Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder de Canta van de gemeente Amsterdam had moeten overnemen. Volgens eiseres zou dat ook voor verweerder veel voordeliger zijn geweest.
4.2
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat deze optie wel is besproken met de gemeente Amsterdam, maar dat de Canta toen al bleek te zijn ingenomen, waardoor dit geen mogelijkheid meer was.
4.3
De rechtbank overweegt dat er op grond van de Wmo 2015 geen verplichting bestaat voor het overnemen van voorzieningen van een andere gemeente indien een betrokkene verhuist. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
5.1
Eiseres heeft voorts aangevoerd dat niet begrijpelijk is dat ervan uitgegaan wordt dat zij vanuit het buitengebied met een scootmobiel haar sociale contacten zou kunnen onderhouden en heeft er daarbij op gewezen dat in Amsterdam al was vastgesteld dat een scootmobiel plus een taxikostenvergoeding niet voldeden. Verder moet ze veel te veel sjouwen en te ver lopen. De medische keuring was nergens op gebaseerd. Eiseres stelt dat verweerder haar voorzieningen afbreekt.
5.2
Verweerder heeft zich, op basis van het advies van [naam bedrijf] van 21 januari 2015, op het standpunt gesteld dat met het verstrekken van een scootmobiel en een taxikostenvergoeding (tot maximaal 2000 kilometer per jaar) eiseres een passende bijdrage wordt geleverd. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het medisch advies van [naam bedrijf] op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en er geen aanleiding bestaat de conclusies in twijfel te trekken.
5.3.1
De rechtbank stelt vast dat eiseres inmiddels niet meer woonachtig is in een buitengebied. Die omstandigheid zal dan ook bij de beoordeling van het beroep buiten beschouwing blijven.
5.3.2
Met betrekking tot het medisch advies van [naam bedrijf] overweegt de rechtbank als volgt. De informatie die in januari 2015 door de huisarts aan de verzekeringsarts van [naam bedrijf] is verstrekt, bevindt zich niet in het dossier. Uit de artikelen 7:4, tweede lid, en 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vloeit voort dat het bestuursorgaan alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage dient te leggen, onderscheidenlijk aan de rechtbank dient in te zenden en dat dit ook geldt voor medische stukken die zich onder een adviserende instantie als [naam bedrijf] bevinden, tenzij de belanghebbende op wie die stukken betrekking hebben, om reden van bescherming van de persoonlijke levenssfeer, geen toestemming geeft voor toezending van die stukken aan het bestuursorgaan (CRvB 2 juli 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD6225).
Ter zitting heeft verweerder verklaard dat eiseres geen toestemming wilde verlenen om de informatie van de huisarts aan verweerder toe te zenden.
Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij het niet nodig vindt dat de informatie van de huisarts aan het dossier wordt toegevoegd. Voorts heeft zij verklaard dat zij na januari 2014 niet meer bij haar huisarts is geweest.
Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om gevolgen te verbinden aan het ontbreken van de informatie van de huisarts in het dossier.
5.3.3
De rechtbank ziet voorts geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch advies niet voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of onvolledig is. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts van [naam bedrijf] ( [naam] ) eiseres thuis heeft bezocht op 15 december 2014 en medische informatie heeft opgevraagd bij de huisarts van eiseres. Evenmin bestaan aanknopingspunten voor het oordeel dat getwijfeld zou moeten worden aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts. Daartoe wordt het volgende overwogen. De verzekeringsarts heeft op basis van het eigen onderzoek en de informatie van de huisarts geconcludeerd dat eiseres sinds 1998 bekend is met een longaandoening, waarvoor zij twee verschillende pufjes gebruikt. Eiseres heeft aangegeven dat ze diverse keren longontsteking heeft gehad, maar dat blijkt niet uit de informatie van de huisarts. Evenmin is bronchiale hyperreactiviteit aangetoond. Daarnaast heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat bij eiseres klachten bestaan van het bewegingsapparaat. Deze problematiek was tijdens het huisbezoek objectiveerbaar en wordt ook door de huisarts bevestigd. Eiseres heeft aangegeven dat ze nierproblemen heeft, maar die problematiek wordt niet door de huisarts bevestigd. Samenvattend heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat bij eiseres sprake is van een longaandoening, zonder aantoonbare frequente infecties en zonder aangetoonde bronchiale hyperreactiviteit. Daarnaast is bij eiseres sprake van verminderde mobiliteit als gevolg van een gegeneraliseerde aandoening van het bewegingsapparaat. De verzekeringsarts heeft op basis van haar bevindingen en de verkregen medische informatie geconcludeerd dat eiseres gebruik kan maken van een scootmobiel voor de korte en middellange afstanden. De verzekeringsarts heeft daarbij opgemerkt dat eiseres in staat moet worden geacht zich te kleden op dan wel rekening te houden met de weersomstandigheden. Dat eiseres door haar aandoeningen niet of nauwelijks in staat zou zijn in de buitenlucht te verkeren of om andere medische redenen aangewezen zou zijn op gesloten buitenvervoer, is de rechtbank met verweerder niet gebleken. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
6.1
Eiseres heeft vervolgens aangevoerd dat de taxi vaak niet beschikbaar is en dat zij niet in staat is de taxikosten voor te schieten.
6.2
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de aan eiseres toegekende voorziening een passende bijdrage is.
6.3
De rechtbank overweegt als volgt. Nog afgezien van het feit dat eiseres niet heeft onderbouwd dat het voorschieten van de kosten voor haar een reëel probleem is, bestaat voor het oordeel dat de voorziening niet op declaratiebasis zou mogen worden verstrekt geen grond. Het standpunt van eiseres dat taxi’s vaak niet beschikbaar zijn, is door haar evenmin onderbouwd. Deze beroepsgronden treffen daarom geen doel.
7.1
Eiseres heeft verder aangevoerd dat zij met gebruik van een Canta langer zelfstandig zou kunnen blijven functioneren.
7.2
Hoewel de wens van eiseres voor een Canta begrijpelijk is, bestaat er, zoals hiervoor is overwogen, geen medische noodzaak voor het verstrekken ervan. Verweerder kan dan ook volstaan met een – goedkopere – voorziening, zolang eiseres met deze voorziening (ook) in staat gesteld wordt tot zelfredzaamheid of participatie. Verweerder heeft eiseres een combinatie van een scootmobiel en een taxikostenvergoeding toegekend, waarbij de taxikostenvergoeding gebaseerd wordt op verplaatsingen van 1500 kilometer per jaar, dan wel 2000 kilometer per jaar zonder scootmobiel. De rechtbank merkt hierbij nog op dat de keuze van eiseres om geen gebruik te maken van de aangeboden scootmobiel, waardoor zij voor elke verplaatsing de taxi moet gebruiken, niet betekent dat de door verweerder toegekende voorziening niet meer passend zou zijn. De gevolgen van deze keuze moeten voor rekening van eiseres blijven. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.G. van Roest, voorzitter, en mr. S. Slijkhuis en
mr. M. Frons, leden, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.