ECLI:NL:RBNHO:2016:3866

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 april 2016
Publicatiedatum
11 mei 2016
Zaaknummer
15/860276-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met bedreiging in Casino De Wereld, verminderd toerekeningsvatbare verdachte, gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 18 april 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van bedreiging met geweld in Casino De Wereld. De verdachte heeft in 2014 en 2015 twee keer geld gestolen uit het casino, waarbij hij dreigde met een (gas)pistool en een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn psychische problemen, waaronder een persoonlijkheidsstoornis en posttraumatische stressstoornis (PTSS). De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en opname in een zorginstelling. Daarnaast is de schadevergoeding van € 790,-- aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers in overweging genomen, evenals de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/860276-15 (P)
Uitspraakdatum: 18 april 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 april 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Sovjet-Unie),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, locatie Zoetermeer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. Veldhuis en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. Gravesteijn, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 30 december 2015 te Beverwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer 6000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Casino "De Wereld", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- een (gas)pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of heeft gericht op die [aangever] en/of
- tegen die [aangever] heeft gezegd en/of geroepen: "rustig, rustig, rustig, ik wil geld" en/of "doe de kluisdeur open" en/of "doe open" en/of "meer geld";
Feit 2:
hij op of omstreeks 13 december 2014 te Beverwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Casino "De Wereld", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- die [benadeelde partij] een mes heeft getoond en/of
- zijn trui/shirt opgetild (alsof hij daaronder een mes/wapen had) en/of
- ( daarbij) gezegd "Kijk ik heb een mes en blijf rustig", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Ten aanzien van feit 1:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 30 december 2015 (dossierpagina 51-54);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2015.
Ten aanzien van feit 2:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 13 december 2014 (dossierpagina 187-188).
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op 30 december 2015 te Beverwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan Casino "De Wereld", welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- een gaspistool heeft getoond en heeft gericht op die [aangever] en
- tegen die [aangever] heeft gezegd en/of geroepen: "rustig, rustig, rustig, ik wil geld" en "doe de kluis open" en "doe open" en "meer geld";
Feit 2:
hij op 13 december 2014 te Beverwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan Casino "De Wereld", welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- zijn trui heeft opgetild (alsof hij daaronder een mes/wapen had) en
- daarbij
heeftgezegd " blijf rustig".
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, feit 2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

5.1.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank heeft kennis genomen van de door [psycholoog], psycholoog, opgemaakte Pro Justitia rapportage d.d. 24 februari 2016. Het psychologisch rapport houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis NAO en een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Daarnaast is er sprake van drugsafhankelijkheid. Bij oplopende spanning is hij psychotisch kwetsbaar. Ook tijdens het onder 1 ten laste gelegde was hiervan sprake. Betrokkene zag in de periode die voorafging aan het onder 1 ten laste gelegde zichzelf voor de keuze gesteld om ofwel zichzelf of zijn vriendin wat aan te doen, dan wel ervoor te zorgen dat hij in de gevangenis terecht zou komen. Zowel de PTSS als de persoonlijkheidsstoornis verhinderen dat hij als de spanning oploopt in staat is om minder extreme alternatieven te bedenken. Betrokkene was vanwege de relatiebreuk en het als gevolg daarvan niet kunnen zien van zijn zoontje ten einde raad. Hij dacht alleen nog in radicale oplossingen om toch zijn kind te kunnen zien, zoals zijn vriendin of zichzelf wat aandoen. Hij verviel wederom in ernstig drugsgebruik en beroofde het casino.
De deskundige adviseert de rechtbank op grond van het voorgaande dan ook verdachte het onder 1 ten laste gelegde verminderd toe te rekenen. Aanbevolen wordt om een multidisciplinaire behandeling te realiseren. Het is gewenst om de behandeling intramuraal te beginnen. Als stok achter de deur en ter ondersteuning van de motivatie van betrokkene is het aangewezen zowel de behandeling als het reclasseringstoezicht in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel te realiseren.
De rechtbank acht de conclusies van de deskundigen betekenisvol en zal haar beslissingen mede hierop baseren. Hoewel bij het opmaken van het psychologisch rapport (en ook bij het voorlichtingsrapport) alleen feit 1 van de tenlastelegging is betrokken in het advies over de mate van toerekeningsvatbaarheid, gaat de rechtbank er – evenals de officier van justitie en de raadsman – van uit dat de conclusie van de psycholoog met betrekking tot de mate van toerekeningsvatbaarheid evenzeer heeft te gelden met betrekking tot feit 2. Blijkens voormeld rapport was er immers ook in 2014 al sprake van persoonlijkheidsproblematiek, een onbehandelde PTSS en drugsafhankelijkheid. De relatieproblemen en het bij hem weghouden van zijn zoontje hebben eind 2014 geleid tot een ontregeling waarbij verdachte een serieuze zelfmoordpoging heeft gedaan en is opgenomen in een gesloten afdeling. Gelet hierop zal ook het onder feit 2 bewezenverklaarde strafbare feit in verminderde mate aan verdachte worden toegerekend.
Nu niet is gebleken dat verdachte het ten laste gelegde in het geheel niet valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht de rechtbank verdachte strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een opname in een zorginstelling met behandelverplichting. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot betaling van € 790,-- aan immateriële schade geheel wordt toegewezen en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in 2014 schuldig gemaakt aan een diefstal door middel van bedreiging met geweld in Casino De Wereld. Hiertoe heeft verdachte gedaan alsof hij een wapen onder zijn shirt had en heeft hij vervolgens geld uit de kassa weggenomen. Een jaar later heeft verdachte zich bij hetzelfde casino opnieuw schuldig gemaakt aan een diefstal door middel van bedreiging met geweld. Hij heeft een gaspistool op de eigenaar van het casino gericht en heeft vervolgens geld uit de kassa en de kluis weggenomen. Het is algemeen bekend dat de slachtoffers van een dergelijk misdrijf nog langdurig kunnen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hun is aangedaan. Dit blijkt ook uit de slachtofferverklaring van een medewerkster van het casino. De verdachte heeft zijn eigen problemen willen oplossen en daarbij niet stilgestaan bij de gevolgen voor de slachtoffers. De door de verdachte gepleegde feiten brengen ook in het algemeen gevoelens van angst en onveiligheid bij burgers te weeg en rechtvaardigen een langdurige gevangenisstraf.
De rechtbank heeft acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 2 maart 2016 van [reclasseringswerker] als reclasseringswerkster verbonden aan GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam (hierna: de reclassering).
Het voornoemde voorlichtingsrapport van de reclassering houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene is een Armeense man die lijdt aan PTSS en te kampen heeft met sociaal-maatschappelijke problematiek. Om zijn emoties te onderdrukken is sprake van periodiek middelenmisbruik. Voorts is sprake van destructieve oplossingsstrategieën voor zijn problemen. Op grond van het recidiverisico en de criminogene factoren is klinische behandeling in de fase van de onvoorwaardelijke detentie en aansluitend reclasseringstoezicht geïndiceerd. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
- Meldplicht
- Opname in zorginstelling en behandelverplichting.
De rechtbank volgt het advies van de reclassering en zal haar beslissingen mede hierop baseren. Zoals reeds overwogen onder rechtsoverweging 5.1 zal de rechtbank bij de straftoemeting tevens rekening houden met de conclusies uit het psychologisch rapport gedateerd 24 februari 2016, strekkende tot het advies verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank een opname in een zorginstelling, een behandelverplichting en verplichte begeleiding door de reclassering noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 790,-- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: diefstal door middel van bedreiging met geweld) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
28 maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
-medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich gedurende de proeftijd van drie jaren zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht en zich zal houden aan de aanwijzingen en voorwaarden die door en/of namens de reclassering aan hem worden gegeven. Daartoe dient verdachte zich te melden bij Bouman Reclassering (mits niet nog opgenomen in een kliniek), Marconistraat 2 te Rotterdam, vanaf de einddatum van zijn onvoorwaardelijke straf met als doel de aanwijzingen en voorschriften conform onderhavig Plan van Aanpak te volgen,
- zich gedurende de proeftijd van drie jaren klinisch zal laten behandelen vanwege zijn PTSS zoals te indiceren door het IFZ, ook als dat inhoudt dat de opname in een zorginstelling voortduurt na de einddatum van zijn detentie, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven,
- zich gedurende de proeftijd van drie jaren ambulant zal laten behandelen ten behoeve van zijn sociaal-maatschappelijke problematiek en terugvalpreventie middelengebruik, zolang de reclassering en behandelaren dit noodzakelijk achten, maar maximaal voor de duur van het reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt meewerken aan urinecontroles waarbij kan worden getest op recidive en heroïne- en cocaïnegebruik,
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Noord-Holland, noodzakelijk oordeelt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade tot een bedrag van € 790,--, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 790,-- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.W. Groenendijk, voorzitter,
mr. W. Aardenburg en mr. C.A.M. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. V.J.M. Goldschmeding en mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 april 2016.