Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[minderjarige] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
1.Het procesverloop
2.Het advies van de Raad
is een kwetsbaar kind met gedragsproblemen (ADHD, woedeaanvallen, impulsief en soms agressief gedrag). Individuele hulpverlening voor deze problematiek heeft prioriteit boven hulpverlening ten behoeve van de omgang. Rust bij [minderjarige] en in het gezin waar hij opgroeit is daarbij van groot belang. De moeder staat afwijzend tegenover het contact tussen [minderjarige] en de man en er valt niet te verwachten dat de vader daarin een stimulerende rol zal spelen. De hulpverlening met het doel de ouders inzicht te geven in het belang voor [minderjarige] om zijn biologische vader te kennen en een band met hem te kunnen onderhouden is niet van de grond gekomen, mede door de ambivalentie en weerstand van ouders. De Raad acht het wenselijk dat [minderjarige] in staat wordt gesteld op ongestoorde wijze een band te kunnen opbouwen met de man. De Raad blijft bij het eerdere advies dat ouders hulp moeten zoeken bij het vergroten van voornoemd inzicht in het belang van [minderjarige] . De ouders zijn van mening dat het contact tussen [minderjarige] en de man, dan wel het inzetten van hulpverlening ten behoeve van dat contact, teveel spanning en stress zal veroorzaken, wat in combinatie met het gezin en werk van de ouders een te grote belasting zal vormen. Zonder de emotionele toestemming van de ouders ziet de Raad geen mogelijkheden de omgang te realiseren. De optie van een ondertoezichtstelling is intern besproken. Hoewel de situatie aanleiding geeft voor een dergelijke kinderbeschermingsmaatregel – er is immers sprake van een ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] vanwege het uitblijven van contact met zijn biologische vader en stagneren van hulpverlening in een vrijwillig kader – is de verwachting dat dit in dit geval juist contra-productief zal werken. Het forceren van contact en omgang wordt niet in het belang van [minderjarige] geacht.
De Raad adviseert thans – op grond van voormelde constateringen – de omgang tussen [minderjarige] en de man te ontzeggen vanwege strijd met de zwaarwegende belangen van [minderjarige] . Dat neemt echter niet weg dat de Raad bij zijn standpunt blijft dat de ouders hulp dienen te zoeken bij de Opvoedpoli dan wel een andere instantie bij het vergroten van hun inzicht dat [minderjarige] belang heeft bij het opbouwen van een band met de man.
3.Het standpunt van de man
4.Het standpunt van de moeder
5.Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat deze opvatting van [naam] volledig indruist tegen de huidige wetenschappelijke opvattingen over dit onderwerp. De Raad heeft ter zitting benadrukt dat de door de Raad verwoorde visie dat het van belang is dat de man als biologische vader een rol in het leven van [minderjarige] speelt de gangbare opvatting is en dit ook als uitgangspunt zou moeten worden genomen. De Raad heeft tevens zijn verbazing uitgesproken dat namens de Opvoedpoli voornoemde andersluidende opvatting is uitgedragen. Ouders zijn daarmee niet geholpen en daarmee [minderjarige] en de man ook niet. Het valt te betreuren dat het zo is gelopen. Uit het voorgaande volgt dat het naar het oordeel van de rechtbank in het belang van [minderjarige] is dat de ouders op zoek gaan naar een andere hulpverlenende instantie, die hen kan voorzien van voldoende informatie conform de gangbare huidige wetenschappelijke inzichten en kan bijdragen aan het verwerven van voldoende inzicht om hun huidige overtuiging te kunnen loslaten. De rechtbank gaat er vanuit dat met kennis van het belang van een goede relatie tussen het kind en beide biologische ouders en het effect daarvan op de ontwikkeling van kinderen op de lange termijn, ruimte voor emotionele toestemming kan ontstaan.
Om ouders ruimschoots in de gelegenheid te stellen om zich daarop voor te bereiden zal de rechtbank het eerste omgangsmoment bepalen op 29 oktober 2016. Daarna zal (voorlopig) ongeveer eenmaal per maand een ontmoeting tussen [minderjarige] en de man plaatsvinden. Gelet op de impact die dat mogelijk voor [minderjarige] zal hebben, benadrukt de rechtbank dat [minderjarige] het nodig heeft dat ouders hem hierin begeleiden en ondersteunen. De lange aanloop naar het hervatten van de omgang stelt de ouders in staat om genoemde passende hulp in te schakelen bij het leren geven van emotionele toestemming aan [minderjarige] om contact met de man te hebben. Bovendien hebben de ouders daarmee voldoende tijd om het contact ruimschoots tevoren en in overleg met de hulpverlening voor te bereiden. Gebleken is dat de Opvoedpoli de benodigde hulp niet heeft geboden/kan bieden. Zoals ter zitting reeds genoemd zouden partijen zich kunnen wenden tot orthopedagoog [orthopedagoog] maar uiteraard staat het de ouders vrij om een andere hulpverlener te benaderen die is toegerust op de voorliggende hulpvraag.
Voorts gaat de rechtbank er vanuit dat de moeder in navolging van het advies van de Raad van 29 januari 2015 de man (opnieuw) gaat informeren omtrent [minderjarige] , zodat de man enigszins weet wat er speelt in [minderjarige] zijn leven en hij daarop kan inhaken met zijn kaartjes en in de contacten. De rechtbank verwacht van de vrouw dat zij vanaf heden tot de volgende zitting de man eenmaal per maand schriftelijk informeert over belangrijke zaken met betrekking tot [minderjarige] (onder meer over het verloop van de behandeling/hulpverlening in het kader van de ADHD, ontwikkelingen op school, invulling vakanties, sport en hobby’s).
6.De beslissing
de zitting(van de meervoudige kamer van de rechtbank) van
maandag 3 april 2017op een nader te bepalen tijdstip, waarbij de rechtbank de oproeping gelast van partijen, de wederzijdse raadslieden en de Raad voor de Kinderbescherming;