ECLI:NL:RBNHO:2016:3421

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 april 2016
Publicatiedatum
25 april 2016
Zaaknummer
AWB - 14 _ 497
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
  • M.P. de Valk
  • E.B. de Vries - van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Rechtbank Noord-Holland in de zaak tegen N.V. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en N.V. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland. Eiseres had op 30 mei 2013 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, waarin zij vroeg om toezending van documenten met betrekking tot een bestuurlijke aangelegenheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat PWN geen bestuursorgaan is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet krachtens publiekrecht is ingesteld en geen openbaar gezag heeft. De rechtbank heeft de bevoegdheid om kennis te nemen van het beroep van eiseres afgewezen, omdat PWN niet voldoet aan de vereisten om als bestuursorgaan te worden aangemerkt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat zij onbevoegd is en heeft zich als zodanig verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/497

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 april 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. drs. C.M.J.E.P. Meerts),
en

N.V. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland, verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 30 mei 2013, met als onderwerp “verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur”, heeft eiseres de Politie Eenheid Noord-Holland verzocht “op grond van art. 30 en 31 Sv het dossier toe te zenden” en “ex artikel 1:3 Awb te besluiten om ons toe te zenden en ook daadwerkelijk toe te zenden alle documenten aangaande de volgende bestuurlijke aangelegenheid: de bijgevoegde strafbeschikking met het nummer [#] en met kenmerk administratie [kenmerk] . Tot de toe te zenden documenten behoren ten minste, dus niet uitsluitend (en ook niet beperkt tot de bovenvermelde bestuurlijke aangelegenheid, maar wellicht behorend tot een andere bestuurlijke aangelegenheid):
  • de voor- en achterkant van de aankondiging van de beschikking / het mini-pv en vergelijkbare documenten, aanvullende processen-verbaal, situatieschetsen en sepotmededeling andere zaakbescheiden, alles inclusief bijlagen;
  • de akte van aanstelling van de betrokken medewerker(s) alsmede eventuele wijzigingsbesluiten;
  • de akte van beëdiging van de betrokken medewerker(s), zijnde de akte van eed of belofte, als bedoeld in artikel 9 BARP of vergelijkbare toepasselijke bepaling)
  • de actuele akte van opsporingsbevoegdheid;
  • het certificaat van bekwaamheid en andere scholingsdocumenten van de betrokken medewerkers voor het gebruik van de apparatuur en het verrichten van de werkzaamheden die tot de boete hebben geleid;
  • NMI-certificaat, IJkingstabel/rapport, FIP-meetlijst en andere documentatie bij de gebruikte apparatuur”.
De korpschef van politie heeft het verzoek doorgezonden aan verweerder.
Bij brief van 27 augustus 2013 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek van 30 mei 2013 en het uitblijven van een dwangsombeschikking.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2015. Eiseres en haar gemachtigde zijn, onder voorafgaande kennisgeving daarvan aan de rechtbank, niet ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde drs. A. Bruinekool.
Het onderzoek is op de zitting gesloten. De rechtbank heeft aanleiding gezien het onderzoek te heropenen teneinde verweerder vragen te stellen. De reactie van verweerder van 15 januari 2016 is doorgezonden aan eiseres.
Het onderzoek ter zitting is hervat op 25 februari 2016. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak geregistreerd onder nummer HAA 15/2946. Eiseres en haar gemachtigde zijn, onder voorafgaande kennisgeving daarvan aan de rechtbank, niet ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde drs. A. Bruinekool.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder een bestuursorgaan verstaan:
a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2. De rechtbank ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of verweerder kan worden aangemerkt als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Indien daarvan geen sprake is, is zij niet bevoegd van het beroep van eiseres kennis te nemen.
3.1
Vast staat dat N.V. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland (hierna: PWN) geen krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb.
3.2.1
In de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 september 2014 (gepubliceerd onder ECLI:NL:RVS:2014:3379 en 3394) heeft de Afdeling verduidelijkt wanneer een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon moet worden aangemerkt als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb. Op grond van dit artikel is een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon een bestuursorgaan als dat orgaan met openbaar gezag is bekleed. Daarvoor is bepalend of aan dat orgaan een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend. Openbaar gezag kan in beginsel slechts bij wettelijk voorschrift worden toegekend. Als een daartoe strekkend wettelijk voorschrift ontbreekt, is een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon in beginsel geen bestuursorgaan. Bij organen van privaatrechtelijke rechtspersonen die geldelijke uitkeringen of op geld waardeerbare voorzieningen aan derden verstrekken, kan zich evenwel een uitzondering op deze regel voordoen, waardoor die organen toch bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb zijn. Deze uitzondering doet zich voor als aan twee cumulatieve vereisten is voldaan.
Het eerste vereiste is dat de inhoudelijke criteria voor het verstrekken van geldelijke uitkeringen of voorzieningen in beslissende mate worden bepaald door een of meer bestuursorganen als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb (hierna: het inhoudelijke vereiste). Dat bestuursorgaan of die bestuursorganen hoeven geen zeggenschap te hebben over een beslissing over een verstrekking in een individueel geval.
Het tweede vereiste is dat de verstrekking van deze uitkeringen of voorzieningen in overwegende mate, dat wil zeggen in beginsel voor twee derden of meer, wordt gefinancierd door een of meer bestuursorganen als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb (hierna: het financiële vereiste).
Verder geldt dat het bestuursorgaan dat of de bestuursorganen die in beslissende mate de criteria bepalen in de zin van het inhoudelijke vereiste, niet noodzakelijkerwijs dezelfde hoeven te zijn als het bestuursorgaan dat of de bestuursorganen die de verstrekking in overwegende mate financieren in de zin van het financiële vereiste.
3.2.2
De rechtbank stelt allereerst vast dat in de Drinkwaterwet noch in andere gerelateerde wetgeving aan PWN openbaar gezag is toegekend. PWN is voorts een private onderneming. Zij is in 1990 verzelfstandigd. De omstandigheid dat de aandelen van PWN voor 100% in eigendom zijn van de provincie Noord-Holland maakt niet dat PWN vanuit de provincie wordt gefinancierd; zij bedruipt zichzelf uit watergelden, alsmede pacht, erfpacht en toegangskaarten voor het duingebied. Sinds het jaar 2000 worden er ook geen subsidies meer verstrekt aan PWN. Naar het oordeel van de rechtbank wordt aan het financiële vereiste dan ook niet voldaan.
3.2.3
Ook aan het inhoudelijk vereiste wordt niet voldaan. Weliswaar moeten veel besluiten ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Raad van Commissarissen, maar hierin is de provincie niet vertegenwoordigd. De commissarissen zijn voorts externen die op basis van hun deskundigheid worden benoemd. Van het in beslissende mate bepalen van de inhoudelijke criteria voor het verstrekken van geldelijke uitkeringen of voorzieningen door een of meer bestuursorganen als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb is dan ook geen sprake.
4. Gelet op het voorgaande is PWN niet aan te merken als een bestuursorgaan. De rechtbank is derhalve niet bevoegd kennis te nemen van het door eiser tegen het uitblijven van een reactie door PWN op het verzoek van 30 mei 2013 ingestelde beroep.
5. De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzitter, en mr. M.P. de Valk en mr. E.B. de Vries - van den Heuvel, leden, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.