ECLI:NL:RBNHO:2016:2879

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 maart 2016
Publicatiedatum
11 april 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 384
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bevorderingsverzoek binnen de politie en de toepassing van het loopbaanbeleid HAP II

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een politieambtenaar, en de korpschef van politie, vertegenwoordigd door de politiechef van Amsterdam. Eiseres had een verzoek ingediend om bevorderd te worden van generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP) naar senior GGP. Dit verzoek werd afgewezen omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden die waren gesteld in het loopbaanbeleid HAP II, dat op 1 november 2010 in werking trad. Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarna de rechtbank de zaak heeft behandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef het verzoek van eiseres op 19 maart 2014 had afgewezen, en dat het bezwaar tegen deze afwijzing op 15 december 2014 ongegrond was verklaard. Eiseres heeft aangevoerd dat de door verweerder gehanteerde uitleg van het criterium 'beoordeling boven de norm' niet correct was. De rechtbank heeft overwogen dat de beoordelingscriteria zoals vastgelegd in het loopbaanbeleid ruimte laten voor regionale verschillen en dat de toetsing door de rechter terughoudend dient te zijn.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de korpschef niet in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen, omdat de beoordeling van eiseres van 27 oktober 2011 niet voldeed aan de vereisten voor bevordering. Echter, de rechtbank oordeelde dat de beoordeling van 20 november 2013, die ook betrekking had op de periode vóór 31 december 2012, ten onrechte buiten beschouwing was gelaten. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 15/384

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 maart 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Siemerink),
en

De korpschef van politie, namens deze, de politiechef van Amsterdam , verweerder

(gemachtigde: mr. J.B. van Doorn).

Procesverloop

Bij besluit van 19 maart 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om in aanmerking te komen voor een bevordering van generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP) naar senior GGP in de Eenheid Amsterdam afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de daarvoor gestelde voorwaarden.
Bij besluit van 15 december 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. H. Yildiz, kantoorgenoot van mr. Siemerink. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 1 november 2010 is, als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007, de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (HAP II) in werking getreden (Staatscourant 2010, nr. 19782). In bijlage 6 van de circulaire HAP II is het loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior binnen de GGP opgenomen. In het kader van dit loopbaanbeleid zijn binnen de politie collectieve afspraken gemaakt en eisen gesteld aan de mogelijkheden tot doorstroming van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Voor doorstroming van de functie generalist GGP naar de functie senior GGP geldt, voor zover hier relevant, als eis dat sprake is van ‘vakmanschap, blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP’. In het Arbeidsvoorwaardenakkoord Politie 2012-2014 is vervolgens afgesproken dat het loopbaanbeleid voor doorstroming van generalist GGP naar senior GGP met ingang van 1 januari 2013 wordt afgeschaft.
2. De Eenheid Amsterdam heeft aanvankelijk de doorstroming naar senior GGP om financiële redenen niet volgens de circulaire en het daarbij behorende loopbaanbeleid uitgevoerd. Op 7 februari 2013 hebben de Minister van Veiligheid en Justitie en de politiebonden in het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) besloten dat de Eenheid Amsterdam alle voor 1 januari 2013 ingediende aanvragen voor doorstroming naar de functie senior GGP in behandeling neemt conform de landelijke circulaire, ook als reeds een negatief besluit was genomen.
3. De eis van een beoordeling boven de norm is in bijlage 6 van de circulaire HAP II niet nader toegelicht. In een brief van 26 oktober 2012, kenmerk 316858, van de minister van Veiligheid en Justitie aan de korpschefs is vermeld dat per korps de bevoegdheid toekomt om in overleg met de ondernemingsraad een nadere uitleg en invulling te geven aan het begrip ‘beoordeling boven de norm’.
4. De Politiechef en de Ondernemingsraad (OR) van de Eenheid Amsterdam hebben in de overlegvergadering van 26 november 2013 afspraken over de uitvoering van dit loopbaanbeleid gemaakt, die zijn vastgelegd in een beleidsdocument. In punt 6 van het Beleidsdocument is nader vastgesteld hoe het vakmanschap kan worden aangetoond. Punt 6 luidt als volgt:
“Verzoekers kunnen hun vakmanschap aantonen door middel van een beoordeling die opgemaakt moet zijn tussen 1 november 2008 (2 jaar voorafgaand aan inwerkingtreding van de regeling) en 1 januari 2013. Deze beoordeling mag geen A en/of B score bevatten. Daarnaast dient de beoordeling over minimaal 5 D-scores te beschikken, waarvan 2 D-scores in de beoordelingskolom Professionaliteit, 2 D-scores in de kolom Persoonlijke omgang en Sensitiviteit en 1 D-score in de kolom Resultaten. Partijen waren van mening dat vakmanschap in de functie niet aanwezig is wanneer de beoordeling een A- (onvoldoende) of B-score (verbeterpunt) bevat. Daarnaast waren partijen van mening dat generalisten aantoonbaar boven de norm functioneren wanneer zij in de beoordeling beschikken over 5 D-scores die verdeeld dienen te zijn over de drie deelgebieden van de beoordeling die relevant zijn in dit kader. Die kolommen zijn Professionaliteit (10 deelscores, Persoonlijke omgang en Sensitiviteit (10 scores) en Resultaten (7 deelscores). Gelet op de aantallen deelscores per kolom zijn partijen overeengekomen dat in de gebieden met 10 deelscores minimaal 2 D-scores dienen te zijn behaald en in de kolom met 7 deelscores minimaal 1 D-score dient te zijn behaald.”
Het door verweerder gehanteerde beoordelingssysteem onderscheidt derhalve drie deelgebieden, te weten Professionaliteit, Persoonlijke omgang en Sensitiviteit, en Resultaten, waarin in totaal 27 kwaliteiten worden beoordeeld met een score van A (onvoldoende), dan wel B (matig), dan wel C (voldoende) dan wel D (goed).
5. Bij brief van 27 september 2012 heeft eiseres verzocht om te worden bevorderd van generalist GGP naar senior GGP in de eenheid Amsterdam . Bij het primaire besluit is het verzoek afgewezen, omdat eiseres niet functioneert ‘boven de norm’ terwijl dit als voorwaarde voor bevordering is opgenomen in het loopbaanbeleid Hap II. De beoordeling van eiseres van 27 oktober 2011 voldoet niet aan de eis van één D-score in het deelgebied Resultaten. Verweerder heeft de afwijzing bij het bestreden besluit gehandhaafd.
6. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij zich niet kan vinden in de door verweerder gehanteerde uitleg van het criterium ‘beoordeling boven de norm’. Volgens haar is daarvan reeds sprake bij een enkele D-score. Ook vijf D-scores op een andere plek dan zoals aangegeven door verweerder, zou volgens eiseres voldoen. De beoordeling van eiseres van 27 oktober 2011, die zeven D-scores en daarnaast enkel C-scores bevat, voldoet dan ook volgens eiseres aan de eis van een beoordeling boven de norm. Volgens eiseres kan het beleid van verweerder dan ook niet als redelijke invulling gezien worden van het in het loopbaanbeleid HAPII benoemde criterium. Voorts heeft eiseres gewezen op het feit dat haar beoordeling van juni 2008 en haar beoordeling van 20 november 2013, welke beoordeling betrekking heeft op de periode van 13 december 2012 tot en met 20 november 2013, wel voldaan aan de door verweerder gestelde eis van een beoordeling boven de norm. Verweerder heeft deze beoordelingen ten onrechte niet bij de beoordeling van het verzoek van eiseres tot bevordering betrokken. In dit verband heeft eiseres aangevoerd dat in bijlage 6 van de circulaire HAP II niet is gesteld dat een beoordeling dient te zijn opgemaakt en bekrachtigd vóór 31 december 2012 dan wel dat de beoordeling betrekking dient te hebben op een tijdvak vóór 31 december 2012. Daarbij heeft eiseres nog opgemerkt dat uit de beoordeling van 20 november 2013 blijkt dat eiseres in het tijdvak tot 1 januari 2013 heeft gefunctioneerd boven de norm. Tot slot heeft eiseres nog op gewezen dat zij wegens zwangerschap en ziekte enige tijd uit de roulatie is geweest en dat daaruit ook verklaard kan worden dat zij in de beoordeling van 27 oktober 2011 niet aan de D-score op het gebied Resultaat is gekomen.
7. Verweerder heeft de beoordeling van 2008 en van 20 november 2013 buiten beschouwing gelaten, omdat deze buiten het beoordelingstijdvak vallen. Ten aanzien van de beoordeling van 20 november 2013 stelt verweerder – zoals ter zitting nader toegelicht – zich op het standpunt dat bepalend is of het einde van het beoordelingstijdvak is gelegen op uiterlijk 31 december 2012. Nu de beoordeling van eiseres van 20 november 2013 ziet op de beoordelingsperiode van 13 december 2012 tot en met 20 november 2013 is deze beoordeling volgens verweerder terecht buiten beschouwing gelaten.
8.1
De rechtbank overweegt als volgt. Bij het loopbaanbeleid van HAP II is uitdrukkelijk onderkend dat er regionaal uiteenlopende beoordelingsnormeringen bestaan waarop het oordeel moet worden gebaseerd of de betrokken politieambtenaar ‘boven de norm’ functioneert. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat verweerder op dit aspect beoordelingsruimte toekomt en dat die per (voormalige) politieregio anders kan worden ingevuld. Daarbij is van belang dat noch in HAP II noch in de nadere afspraken is toegelicht wat onder een ’beoordeling boven de norm’ moet worden verstaan. Dit betekent dat de toetsing door de rechter terughoudend is. De vraag is of gezegd moet worden dat verweerder niet in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen.
8.2
De rechtbank is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat verweerder niet in redelijkheid op de onder punt 4. genoemde wijze invulling heeft kunnen gegeven aan het beleid. Voor de beoordeling of iemand boven de norm, dus beter dan gemiddeld, heeft gefunctioneerd, is het niet onredelijk om te eisen dat vijf van de in totaal 27 kwaliteiten als meer dan voldoende (dus met een D) zijn beoordeeld. Ook is het naar het oordeel van de rechtbank niet onredelijk om te eisen dat in ieder geval in elk van de drie deelgebieden een kwaliteit als meer dan voldoende moet zijn beoordeeld. De drie deelgebieden samen vormen immers het functioneren. Om in die deelgebieden die tien kwaliteiten bevatten, te weten het deelgebied Professionaliteit en het deelgebied Persoonlijke omgang en sensitiviteit, te eisen dat daarvan twee kwaliteiten meer dan voldoende zijn beoordeeld om te spreken van functioneren boven de norm komt de rechtbank evenmin onredelijk voor.
8.3
Voorts stelt de rechtbank vast dat de beoordeling van eiseres van 27 oktober 2011 niet aan de hiervoor genoemde voorwaarden voldoet. Eiseres heeft immers niet de vereiste D-score in de beoordelingskolom Resultaten. Tegen de beoordeling van 27 oktober 2011 heeft eiseres geen bezwaar gemaakt en derhalve staat deze beoordeling vast.
8.4
De rechtbank is evenwel – anders dan verweerder – van oordeel dat bij beantwoording van de vraag of eiseres (uiterlijk) op 31 december 2012 aan de voorwaarden voldeed, een na die datum opgemaakte beoordeling, die gedeeltelijk ziet op het functioneren van eiseres vóór 31 december 2012, betekenis toekomt. Zoals ter zitting is gebleken, hanteert verweerder de eis, zoals die vermeld is in het Beleidsdocument, te weten dat de beoordeling dient te zijn opgemaakt tussen 1 november 2008 (2 jaar voorafgaand aan inwerkingtreding van de regeling) en 1 januari 2013 niet langer. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de eis aldus inhoudt dat het einde van het beoordelingstijdvak moet zijn gelegen vóór 31 december 2012. Deze eis is echter noch in bijlage 6 van de circulaire HAP II noch in het Beleidsdocument noch in de brief van verweerder van 26 november 2013 aan de medewerkers vermeld. Zoals de CRvB in de uitspraak van 14 januari 2016, ECLI:NL: CRVB:2016:276, heeft overwogen, kende het loopbaanbeleid geen peilmoment voor de beoordeling van de daarop gebaseerde verzoeken en is bij de beslissing op het verzoek bepalend of de betrokkene op enig moment voor 1 januari 2013 voldeed aan de voorwaarden voor bevordering. Daarbij kan de rechtbank niet inzien op grond waarvan de beoordeling van 20 november 2013, die mede betrekking heeft op het beoordelingstijdvak, buiten beschouwing dient te blijven bij de beoordeling van het verzoek. Uit de beoordeling van 20 november 2013 valt immers niet af te leiden dat eiseres pas aan het einde van het beoordelingstijdvak, te weten 20 november 2013, voldeed aan de in de beoordeling genoemde scores. Eiseres heeft dan ook terecht aangevoerd dat verweerder ten onrechte de beoordeling van 20 november 2013 buiten beschouwing heeft gelaten.
9. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegen strijd met het bepaalde in artikel 3:2 en 7:12 van de Awb. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat, indien de beoordeling bij de besluitvorming dient te worden betrokken, eiseres alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld om de verwachte geschiktheid voor senior GGP aan te tonen door middel van een assessment, nu eerder een negatief advies was uitgebracht. Gelet hierop ziet de rechtbank geen mogelijkheid om zelf te voorzien. Ook ziet de rechtbank gelet hierop geen aanleiding voor toepassing van een bestuurlijke lus. De rechtbank draagt verweerder op om met in achtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1). Voorts dient verweerder het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van € 992,-;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 167,00 aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. Fortuin, rechter, in aanwezigheid van C.H. Kuiper, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.