In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een politieambtenaar, en de korpschef van politie, vertegenwoordigd door de politiechef van Amsterdam. Eiseres had een verzoek ingediend om bevorderd te worden van generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP) naar senior GGP. Dit verzoek werd afgewezen omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden die waren gesteld in het loopbaanbeleid HAP II, dat op 1 november 2010 in werking trad. Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarna de rechtbank de zaak heeft behandeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef het verzoek van eiseres op 19 maart 2014 had afgewezen, en dat het bezwaar tegen deze afwijzing op 15 december 2014 ongegrond was verklaard. Eiseres heeft aangevoerd dat de door verweerder gehanteerde uitleg van het criterium 'beoordeling boven de norm' niet correct was. De rechtbank heeft overwogen dat de beoordelingscriteria zoals vastgelegd in het loopbaanbeleid ruimte laten voor regionale verschillen en dat de toetsing door de rechter terughoudend dient te zijn.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de korpschef niet in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen, omdat de beoordeling van eiseres van 27 oktober 2011 niet voldeed aan de vereisten voor bevordering. Echter, de rechtbank oordeelde dat de beoordeling van 20 november 2013, die ook betrekking had op de periode vóór 31 december 2012, ten onrechte buiten beschouwing was gelaten. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.