ECLI:NL:RBNHO:2016:2585
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van de verklaring van geen bezwaar van een medewerker van de Koninklijke Marechaussee na winkeldiefstal en de beoordeling van toerekeningsvatbaarheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, en de minister van Defensie. De eiseres had een verklaring van geen bezwaar (vgb) die op 18 september 2014 door de minister werd ingetrokken op basis van artikel 10 van de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo). Dit besluit volgde op een winkeldiefstal gepleegd door eiseres op 25 juni 2012, waarvoor zij een strafbeschikking had ontvangen. Eiseres stelde dat zij ten tijde van de diefstal niet toerekeningsvatbaar was, maar de rechtbank oordeelde dat de minister in redelijkheid tot intrekking van de vgb had kunnen besluiten. De rechtbank overwoog dat de minister beoordelingsvrijheid heeft bij de beoordeling van de veiligheid en dat de opgelegde strafbeschikking voldoende zwaarwegend was om de vgb in te trekken. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de nationale veiligheid zwaarder wogen dan de persoonlijke belangen van eiseres, en dat de minister niet onredelijk had gehandeld. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.