ECLI:NL:RBNHO:2016:2305

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
23 maart 2016
Zaaknummer
15/870128-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroof ondanks vordering tot vrijspraak door officier van justitie

Op 22 maart 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere straatroven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de straatroof die op 15 januari 2015 plaatsvond, waarbij de aangever onder bedreiging van geweld zijn persoonlijke bezittingen moest afgeven. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor de eerste drie feiten, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de beroving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen de aangever heeft bedreigd en geweld heeft gebruikt om zijn bezittingen te stelen. De rechtbank heeft ook het vierde feit bewezen verklaard, waarbij de verdachte met een gestolen pinpas geld heeft gepind. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor de geleden materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/870128-15
Uitspraakdatum: 22 maart 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 8 maart 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
[officier van justitie] , en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.B.J. Hiemstra, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 15 januari 2015 te [plaats] , op de openbare weg de [straat] , althans op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (zwarte) (Apple) mobiele telefoon en/of een (Stone Island) pet en/of een
(zwarte) (Stone Island) riem en/of een portemonnee (inhoudende een Rabo-bankpas en/of een of meer [andere] [bank]passen en/of een OV-chipkaart en/of een geldbedrag van [ongeveer] 75,- euro en/of een identiteitskaart) en/of een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam] heeft gedwongen tot de afgifte van een (zwarte) (Apple) mobiele telefoon en/of een (Stone Island) pet en/of een (zwarte) (Stone Island) riem en/of een portemonnee (inhoudende een Rabo-bankpas en/of een of meer [andere] [bank]passen en/of een OV-chipkaart en/of een geldbedrag van [ongeveer] 75,- euro en/of een identiteitskaart) en/of een of meer sleutels, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of (één van) zijn mededader(s):
* zich had/hadden vermomd met een (skeleton) masker en/of een bivakmuts en/of
capuchon en/of
* [naam] (met kracht) heeft/hebben vastgepakt bij diens kraag/kleding en/of
* [naam] (met kracht) naar de grond heeft/hebben gewerkt en/of
* [naam] een of meermalen dreigend en/of dwingend heeft/hebben toegevoegd de woorden: "Geef mij je riem; telefoon; sleutels; portemonnee; bankpasnummer", althans woorden van een dergelijke dreigende en/of dwingende aard of strekking, en/of
* (nadat [naam] om hulp riep)(met kracht) een of meer vingers in de mond/keel van [naam] heeft/hebben geduwd (om hem het roepen te beletten) en/of
* de ogen van [naam] heef/hebben bedekt en/of
* [naam] een of meermalen (met kracht) op/tegen zijn lichaam heeft/hebben geschopt en/of geslagen en/of
* [naam] dreigend en/of dwingend heeft/hebben toegevoegd de woorden: "Geef mij je pincode, anders steek ik je neer. Mijn maatje gaat nu pinnen en als hij niet goed is steek ik je alsnog neer", althans woorden van een dergelijke dreigende en/of dwingende aard of strekking;
Feit 2:
hij op of omstreeks 29 oktober 2014 in [plaats] op de openbare weg de [straat] , althans op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (witte) (Samsung S3 mini) mobiele telefoon en/of een (zwarte) (Replay)
heuptas en/of een pakje (Marlboro) sigeretten en/of een paar (rode) (Royamus) schoenen en/of een (zwarte) (Gucci) pet en/of een (Casio G-shock) horloge en/of een (zilverkleurige) ring en/of een geldbedrag van (ongeveer) 420,- euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam] heeft gedwongen tot de afgifte van een (witte) (Samsung S3 mini) mobiele telefoon en/of een (zwarte) (Replay) heuptas en/of een pakje (Marlboro) sigeretten en/of een paar (rode) (Royamus) schoenen en/of een (zwarte) (Gucci) pet en/of een (Casio G-shock) horloge en/of een (zilverkleurige) ring en/of een geldbedrag van (ongeveer) 420,- euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of (één van) zijn mededader(s)
* [naam] (met kracht) heef/hebben vastgepakt en/of
* [naam] (met kracht) naar de grond heeft/hebben gewerkt en/of
* [naam] een of meermalen (met kracht) op/tegen zijn lichaam heeft/hebben geschopt en/of geslagen en/of
* [naam] heeft/hebben geblindeerd en/of
* [naam] (met kracht) over de grond heeft/hebben voortgesleept en/of
* [naam] (met kracht) op de grond in bedwang heeft/hebben gehouden;
Feit 3:
hij op of omstreeks 07 december 2014 te [plaats] , op de openbare weg de [straat] , althans op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (Apple) (Iphone 5) mobiele telefoon en/of een (beige) (Gucci) pet, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam] heeft gedwongen tot de afgifte van een (Apple) (Iphone 5) mobiele telefoon en/of een (beige) (Gucci) pet, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of (één van) zijn mededader(s)
* (onverhoeds) (met kracht) een (zogenaamde) (nek)klem heeft/hebben gezet rond de hals/nek van [naam] en/of
* een mes, althans een hard en/of scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben geduwd en/of geduwd gehouden tegen het gezicht van [naam] en/of
* [naam] dreigend en/of dwingend heeft/hebben toegevoegd de woorden: "Je geld, je zakken leeg", althans woorden van een dergelijke dreigende en/of dwingende aard of strekking, en/of
* [naam] (met kracht) op de grond heeft/hebben geduwd/gewerkt en/of
* één of meermalen (met kracht) heeft/hebben geschopt en/of getrapt in/tegen het gezicht van [naam] , althans (met kracht) met een geschoeide voet het hoofd van [naam] op de grond heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt gehouden;
Feit 4:
hij op of omstreeks 15 januari 2015 te [plaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bankbiljettenuitgiftepunt aan de [straat] heeft weggenomen een geldbedrag van 250,- euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en tot bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het onder 4 ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
3.3.
VrijspraakDe rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie en de raadsman dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen verdachte onder 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief en onder 3 eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Feit 1:
Op 15 januari 2015 omstreeks 16.00 of 17.00 uur is aangever [naam] via WhatsApp benaderd op zijn telefoon met nummer [telefoonnummer] met het verzoek even te chillen. Omstreeks 20.00 uur ontving aangever een volgend bericht dat de ontmoeting zou plaatsvinden bij de bunker achter de sporthal gelegen aan de [straat] te [plaats] . In het scherm van de telefoon zag aangever steeds de naam “ [naam] ” staan. Om 21.02 uur is aangever bij deze plek aangekomen. Een jongensstem riep zijn naam en aangever zag dat een jongen op de bunker zat met zijn rug naar hem toe. Aangever is de bunker opgelopen en zag dat de jongen opstond en zich omdraaide. Aangever zag dat de jongen een plastic wit masker droeg met gaten bij de ogen en mond en zag en voelde dat de jongen hem vastpakte en hem naar de grond trok. Deze jongen was van buitenlandse afkomst, had een breed postuur, was ongeveer 1.80 à 1.85 meter lang en droeg een geel vest en bruine broek.
Er kwam een andere jongen uit de bosjes, aangever voelde en zag dat iemand diens handen voor zijn ogen deed en dat hij werd vastgepakt bij zijn kraag. Hij hoorde een jongen een aantal keer zeggen: “Geef mij je riem, telefoon, sleutels, portemonnee en bankpasnummer”. Zijn pet was al van zijn hoofd gepakt. Iemand begon op aangever in te schoppen en te slaan. Aangever probeerde zijn vriend te roepen, maar kreeg vervolgens een vinger in zijn keel. Aangever heeft zijn zwarte mobiele telefoon van het merk Apple, sleutels, een riem van het merk Stone Island en een portemonnee met inhoud gegeven. Aangever voelde iets scherps tegen zijn keel en hoorde een jongen zeggen: “Geef mij je pincode anders steek ik je neer. Mijn maatje gaat nu pinnen en als hij niet goed is steek ik je alsnog neer.” Aangever heeft twee jongens gezien, maar drie verschillende stemmen gehoord. [2]
Op 15 januari 2015 om 21.49 uur is door verdachte met de gestolen bankpas gepind bij een geldautomaat aan de [straat] te [plaats] . Verdachte heeft hierbij zijn gezicht bedekt. Hij verklaart dat hij iemand op de fiets zag aankomen, die tegen hem zei: “Ren mee, ren mee” en die hem vroeg of hij wilde pinnen. Deze persoon is een goede vriend van hem. [3]
In de woning van medeverdachte [medeverdachte] zijn onder meer twee witte maskers en een riem van het merk Stone Island aangetroffen. [4] [5] Aangever heeft de riem herkend. [6]
Kort voor de beroving, te weten om 19.55, 20.48 en 20.50 uur, heeft aangever geprobeerd contact op te nemen met een persoon die gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Uit onderzoek is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte] gebruik maakte van een telefoon met IMEI nummer [IMEI nummer] . Uit analyse van de zendmastgegevens van de locatie [straat] in [plaats] is gebleken dat de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] op 15 januari 2015 om 21.23 en 21.29 uur gebruik maakte van een telefoon met IMEI nummer [IMEI nummer] . De telefoon van medeverdachte [medeverdachte] bevond zich om 21.23 uur, kort na de beroving, in de directe omgeving van de [straat] in [plaats] en om 21.29 uur in de directe omgeving van de [straat] in [plaats] . [7]
Verdachte was op een feestje op 17 januari 2015 en was aan het praten en opscheppen over wat er was gebeurd met [naam] en over een pet en een riem. [8]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [naam] d.d. 15 januari 2015 (dossierpagina’s 26-29);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van aangever [naam] d.d. 19 januari 2015 (dossierpagina 37, midden).
3.5.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte betrokken is bij de beroving waarbij de pinpas van het slachtoffer is weggenomen (het onder 1 ten laste gelegde feit) en bepleit dienaangaande vrijspraak. Verdachte ontkent bij de beroving betrokken te zijn geweest. Hem kan slechts worden verweten dat hij met de gestolen pinpas van het slachtoffer geld van diens rekening heeft gehaald (feit 4). Verdachte heeft hiertoe bij de rechter-commissaris aangegeven dat hij ’s avonds het huis uit was gegaan en een rondje was gaan lopen om een sigaret te roken. Hij zag toen een goede vriend van hem die tegen hem zei: “Ren mee, ren mee”. Nadat diegene zijn kleding in de prullenbak deed, vroeg hij of verdachte wilde pinnen, hetgeen hij heeft gedaan. De vriend was alleen. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat de wandeling naar de pinautomaat op de [straat] ongeveer tien minuten duurde. De verklaring van verdachte over de wijze waarop hij aan de pinpas van het slachtoffer is gekomen, is volgens de raadsman aannemelijk. Tevens kan uit de aangifte niet met honderd procent zekerheid worden opgemaakt dat aangever door drie jongens is beroofd, terwijl verdachte in ieder geval niet voldoet aan het signalement van de twee overvallers die door hem zijn waargenomen, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van verdachtes bekennende verklaring, het verhoor van aangever en het proces-verbaal persoon op camerabeelden staat vast dat verdachte op 15 januari 2016 om 21:49:20 bij de geldautomaat bij de ABN AMRO bank aan de [straat] te [plaats] een bedrag van 250 euro van de rekening van aangever [naam] heeft gepind en derhalve dat hij op dat moment de eerder die avond van aangever [naam] gestolen pinpas voorhanden had en in bezit was van de pincode.
Vooropgesteld zij dat aan het enkele voorhanden hebben van gestolen goederen niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat de betrokkene die goederen ook heeft gestolen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang (Hoge Raad 19 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2880).
De rechtbank acht de volgende feiten en omstandigheden van belang.
De beroving van [naam] , waarbij onder meer zijn pinpas is weggenomen en hij onder bedreiging zijn pincode heeft moeten geven, vond blijkens de aangifte plaats op 15 januari 2015 tussen 21:10 en 21:25 uur aan de [straat] te [plaats] . [9] Aangever heeft aangegeven dat hij door drie personen is beroofd, van twee van hen kon hij een signalement gegeven. [10]
Aangever heeft daarbij aangegeven dat er tegen hem werd gezegd dat hij zijn pincode moest afstaan en dat zijn maatje dan ging pinnen. Uit het bankafschrift [11] van aangever in combinatie met de camerabeelden blijkt dat er om 21.49 uur die avond door verdachte met die gestolen pinpas een geldbedrag van aangevers rekening is gepind bij de geldautomaat gelegen aan de [straat] te [plaats] .
Volgens de routebeschrijving van Google Maps is het 23 minuten lopen van de [straat] naar de [straat]
Ervan uitgaande dat de beroving om 21:10 uur heeft plaatsgevonden, waarbij de rechtbank uitgaat van het vroegste tijdstip , blijft er, met in achtneming van het gedurende 23 minuten lopen, een periode van ongeveer 16 minuten over tussen de beroving en het pinnen. Indien er van het latere tijdstip van 21:25 uur wordt uitgegaan, blijft er slechts 1 minuut over.
De rechtbank constateert dat verdachte zeer kort na de beroving, waarbij de pinpas is weggenomen van aangever, in het bezit is van de gestolen bankpas van aangever. Gelet op het zeer korte tijdsverloop tussen de overval en het opnemen van geld met die bankpas, wordt het ervoor gehouden dat verdachte eveneens betrokken is geweest bij de gewelddadige beroving van [naam] , tenzij verdachte voor het voorhanden hebben van die gestolen bankpas zo vlak na de beroving een aannemelijke verklaring heeft.
De rechtbank stelt dienaangaande vast dat verdachte in eerste instantie bij zijn verhoor bij de politie op 20 april 2015 ontkent dat hij met de gestolen pas heeft gepind. [12] In zijn verhoor van 21 april 2015 verklaart verdachte nog na confrontatie met de foto’s van de camerabeelden van de geldautomaat van de ABN AMRO bank aan de [straat] in [plaats] en de bij de huiszoeking bij verdachte aangetroffen jas, dat hij de hele avond thuis is geweest omdat hij de volgende dag weer naar school moest. Voor het overige beroept hij zich op zijn zwijgrecht. Eerst tegenover de rechter-commissaris op 23 april 2015 bekent verdachte dat hij heeft gepind en dat hij zijn gezicht bedekt had omdat hij het koud had. Hij verklaart dat hij die avond om 21.30 uur het huis uit is gegaan om een sigaret te roken, toen hij een goede vriend op de fiets aan zag komen, die tegen hem zei: ‘Ren mee, ren mee’. Nadat die vriend zijn kleding in de prullenbak deed, vroeg hij hem of hij wilde pinnen, hetgeen verdachte deed. Ter zitting verklaart verdachte dat hij de bewuste avond om 21.30 uur het huis was uit gegaan om een sigaret te roken en een rondje te lopen. Een goede vriend van hem, van wie hij de naam niet wil noemen, kwam naar hem toe en vroeg verdachte of hij wilde pinnen. Zij zijn vervolgens gezamenlijk, ondanks dat er in de buurt meerdere geldautomaten zijn, naar de geldautomaat aan de [straat] gelopen, dat ongeveer tien minuten in beslag nam en tijdens het lopen en ook nogmaals bij de pinautomaat kreeg hij van die vriend de pincode. Hij had zijn gezicht bedekt om zich aan de camera’s te onttrekken en wel het vermoeden had dat het niet deugde. Hij wil niet zeggen waar hij de vriend tegen kwam en voor wie het gepinde geld bestemd was.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in eerste instantie in het geheel geen openheid van zaken heeft willen geven en zich na confrontatie met de camerabeelden en het aantreffen van zijn jas die op de camerabeelden stond, alsnog op zijn zwijgrecht heeft beroepen en vervolgens wisselend en ook uiterst vaag heeft verklaard over hoe hij in het bezit is gekomen van de gestolen pinpas vlak na de overval.
De lezing van verdachte dat een vriend vlak na de roof, die niet in de nabijheid van het huis van verdachte plaatsvond, hem ergens op straat uit het niets een zojuist gestolen pinpas overhandigde met het verzoek voor hem te gaan pinnen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Allereerst stelt de rechtbank vast dat verdachte geen naam heeft willen noemen van degene die hij heeft ontmoet en hem vroeg te pinnen, noch de plaats waar hij deze persoon tegenkwam en niet heeft willen zeggen voor wie het gepinde geld bestemd was. De lezing van verdachte is daardoor in het geheel niet te verifiëren. Daarnaast is de verklaring van verdachte ter zitting dat hij is gaan lopen met deze vriend naar een pinautomaat in strijd met de verklaring bij de rechter-commissaris dat de vriend zei, “ren mee, ren mee.” Voorts is niet aannemelijk dat de vriend, in het bezit van de pinpas, van de plek van de beroving in de [straat] eerst naar de omgeving van het huis van verdachte is gegaan, terwijl zij vervolgens samen naar de pinautomaat op de [straat] zijn gegaan en dit alles binnen het uiterst korte tijdsbestek tussen de beroving en het geld pinnen. Blijkens Google Maps is het van het huis van verdachte, dat hij naar eigen zeggen om 21.30 uur verliet, ongeveer zeventien minuten lopen naar de pinautomaat aan de [straat] .
Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat getuige [naam] [13] heeft verklaard dat hij op 17 februari 2015 op een feestje in [plaats] was, waar ook verdachte aanwezig was. Hij hoorde toen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] aan het praten en opscheppen was over wat er was gebeurd met [naam] . Hij hoorde hen praten over een pet en een riem waar zij vanaf moesten, waardoor het voor getuige duidelijk was dat zij daar wat mee te maken hadden. Ook ziet getuige [naam] medeverdachte [naam] een buitenlandse L&M-sigaret roken, waarvan hij weet dat [naam] die altijd heeft.
Verdachte heeft, na dit eerst ontkend te hebben, later alsnog bevestigd [14] dat hij op het feestje in [plaats] waar getuige [naam] over spreekt, is geweest.
Uit de telecomgegevens van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] is gebleken dat hij op 15 januari 2015 om 21.23 uur naar een ander persoon belt, waarbij de telefoon aanstraalt via het basisstation aan de [straat] in [plaats] , hetgeen 1 kilometer verwijderd is van de plaats delict, en dat diens telefoon om 21.29 uur aanstraalt bij het basisstation aan de [straat] in [plaats] , hetgeen 950 meter verwijderd is van de [straat] waar met de ontvreemde pas is gepind.
Nu de rechtbank de verklaring die verdachte heeft gegeven over het voorhanden krijgen van de bankpas, niet geloofwaardig acht, is de rechtbank van oordeel dat, op grond van het zo snel na de beroving met een gestolen bankpas geld opnemen, in onderling verband bezien met de verdere bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich naast het pinnen met een gestolen bankpas tevens schuldig heeft gemaakt aan de gewelddadige beroving van [naam] .
De rechtbank ziet voorts geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever [naam] dat er drie personen bij de beroving betrokken waren, nu hij in eerste instantie tegenover verbalisant [verbalisant] vlak na de beroving in zijn aangifte heeft aangegeven drie verschillende stemmen te hebben gehoord en twee personen te hebben gezien, waarvan hij een signalement heeft gegeven.
Medeplegen veronderstelt een nauwe en bewuste samenwerking tussen de deelnemers. Aangever is naar een afgelegen plek gelokt en zijn naam wordt door iemand geroepen en vervolgens wordt hij naar de grond gewerkt en door drie personen geslagen en geschopt. Aangever moet dan zijn spullen afgeven en zijn pet wordt afgepakt. Vervolgens wordt er door verdachte met de gestolen bankpas geld opgenomen nadat eerder door medeverdachte is gedreigd dat aangever zijn pincode moest geven en anders wordt neergestoken en het maatje nu gaat pinnen. De rechtbank is van oordeel dat hieruit blijkt dat sprake is van een dermate bewuste en nauwe samenwerking dat gesproken moet worden van medeplegen.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op 15 januari 2015 te [plaats] , op de openbare weg de [straat] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pet, toebehorende aan [naam] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
en
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam] heeft gedwongen tot de afgifte van een zwarte Apple mobiele telefoon en een zwarte Stone Island riem en een portemonnee inhoudende een Rabo-bankpas en andere passen en een OV-chipkaart en een geldbedrag van 75,- euro en een
identiteitskaart en sleutels, toebehorende aan [naam] , welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of één van zijn mededaders:
* zich hadden vermomd met een masker en
* [naam] hebben vastgepakt bij diens kraag en
* [naam] naar de grond hebben gewerkt en
* [naam] meermalen dreigend en/of dwingend hebben toegevoegd de woorden: "Geef mij je riem; telefoon; sleutels; portemonnee; bankpasnummer" en
* nadat [naam] om hulp riep een of meer vingers in de mond van [naam] hebben geduwd om hem het roepen te beletten en
* de ogen van [naam] hebben bedekt en
* [naam] meermalen tegen zijn lichaam hebben geschopt en geslagen en
* [naam] dreigend hebben toegevoegd de woorden: "Geef mij je pincode, anders steek ik je neer. Mijn maatje gaat nu pinnen en als hij niet goed is steek ik je alsnog neer";
Feit 4:
hij op 15 januari 2015 te [plaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bankbiljettenuitgiftepunt aan de [straat] heeft weggenomen een geldbedrag van 250,- euro toebehorende aan [naam] , waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief:
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 4: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie waarvan 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter zitting aangegeven dat verdachte momenteel geen dagbesteding heeft, maar dat hij desondanks geen strafbare feiten meer heeft gepleegd. Verdachte gaat zich per volgend schooljaar inschrijven voor onderwijs voor volwassenen. De raadsman bepleit verdachte maximaal een werkstraf voor de duur van 40 uren waarvan 20 uren voorwaardelijk op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 1 maart 2016 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, tezamen met anderen, schuldig gemaakt aan een beroving, waarbij het slachtoffer naar een afgelegen plek is gelokt en met geweld en onder bedreiging van geweld een pet afhandig is gemaakt en een mobiele telefoon, een riem, een portemonnee met geld en een bankpas en sleutels heeft moeten afstaan. Het slachtoffer is hierbij naar de grond gewerkt, geschopt en geslagen op zijn lichaam en zijn ogen werden bedekt. Vervolgens heeft hij onder de dreiging neergestoken te worden zijn pincode moeten afstaan. Wat het extra angstaanjagend maakte voor het slachtoffer is dat er gebruik werd gemaakt van gezichtsbedekking.
Een dergelijk – gewelddadig, intimiderend en brutaal – feit, gepleegd op een voor het publiek toegankelijke plek, is zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen.
Vervolgens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een geldbedrag door met de pinpas en pincode van het slachtoffer € 250,- bij een bankbiljettenuitgiftepunt op te nemen. Verdachte heeft op een uiterst laffe en gewelddadige wijze het slachtoffer beroofd en daarmee op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die dit voor het slachtoffer had en – blijkens de toelichting bij de vordering benadeelde partij – nog steeds voor het slachtoffer en diens familie heeft. Verdachte heeft zich kennelijk alleen laten leiden door eigen geldelijk gewin. Dit, en de omstandigheid dat verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn handelen, baart de rechtbank niet alleen zorgen, maar neemt de rechtbank verdachte ook zeer kwalijk.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 1 februari 2016, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor dergelijke feiten.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 1 maart 2016 blijkt dat de Raad van mening is dat er sprake is van een lage recidivekans doordat er geen signalen zijn van problemen in de thuissituatie van verdachte. De Raad maakt zich wel zorgen over de schoolgang van verdachte. Verdachte heeft geen diploma gehaald, is gestopt met school en heeft geen dagbesteding. De Raad adviseert aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Ter zitting heeft de Raad aangegeven dat het rapport is opgemaakt naar aanleiding van twee diefstallen op 20 april 2015 en geen betrekking heeft op de huidige verdenking van de berovingen. Mocht verdachte worden veroordeeld voor de berovingen, dan kan de Raad zich voorstellen dat door de rechtbank een jeugddetentie wordt overwogen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel als volgt.
Voor straatroven wordt, gelet op de ernst van dergelijke feiten, doorgaans jeugddetentie opgelegd. Dit geldt temeer wanneer er, zoals in dit geval, zeer grof geweld wordt toegepast, waarbij het slachtoffer in elkaar geschopt en geslagen is.
Daarnaast maakt de rechtbank zich zorgen omtrent verdachte omdat verdachte thans niet naar school gaat en ook niet concreet bezig lijkt met het weer opstarten van school. Volgens algemene ervaringsregels levert dit een hoger risico op recidive op.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat, gelet op het advies van de Raad en het feit dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, thans volstaan kan worden met een voorwaardelijke jeugddetentie en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Gelet op de ernst van de feiten zal de rechtbank daarnaast nog een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren opleggen.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [naam] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.684,21 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit de kosten van sleutels, sloten, een identiteitskaart, een portemonnee, een riem, een pet, een telefoon, een fietsslot, een OV-chipkaart met tegoed, pasfoto’s voor een identiteitskaart en een hoesje voor een telefoon.
De officier van justitie heeft gevorderd dat, nu de telefoon en de riem zijn teruggegeven aan de benadeelde partij, de vordering tot schadevergoeding wordt toegewezen tot een bedrag van € 649,31 met toepassing van de hoofdelijkheidsclausule. Ten aanzien van het telefoonhoesje dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de telefoon en de riem zijn teruggegeven aan de benadeelde partij en dat er geen causaal verband is tussen de schadepost en het ten laste gelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat met inachtneming van het telefoonhoesje de schade tot een bedrag van € 694,26 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve in zoverre worden toegewezen. Dit bedrag is als volgt opgebouwd: het gevorderde bedrag € 1.684,21 minus de aan de aangever teruggegeven goederen, te weten € 827,95 voor de telefoon en € 162,- voor de riem.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal voor het overige de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: beroving) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief en 3 eerste en tweede cumulatief/alternatief is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief en 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
HONDERD TWINTIG (120) URENtaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door ZESTIG (60) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de ten uitvoer te leggen taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht en met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
TWEE (2) MAANDEN, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[naam]geleden schade tot een bedrag van
€ 694,26, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [naam] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [naam] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 694,26, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 4 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.M.A. Bataille, voorzitter,
mr. F.G. Hijink en mr. C.M. Cichowski-van der Kleijn, rechters, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier W. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 maart 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal met nummer PL1100-2015013604-1 opgemaakt op 16 januari 2015 door verbalisant [verbalisant] inhoudende de aangifte van [naam] , dossierpagina’s 26 – 30; proces-verbaal verhoor aangever met nummer PL1100-2015013604-17, opgemaakt op 19 januari 2015, door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , dossierpagina 36.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte opgemaakt door de rechter-commissaris d.d. 23 april 2015, dossierpagina’s 212 en 213; proces-verbaal van bevindingen met nummer 14, opgemaakt op 28 januari 2015 door verbalisant [verbalisant] .
4.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming opgemaakt op 20 april 2015 door verbalisant [verbalisant] , dossierpagina’s 62 en 63.
5.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 april 2015 door verbalisant [verbalisant] , dossierpagina 66.
6.Proces-verbaal bevindingen tonen goederen aangever opgemaakt op 25 april 2015 door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , dossierpagina 76 midden.
7.Proces-verbaal analyse telecom [naam] met nummer 91, opgemaakt op 8 mei 2015 door verbalisant [verbalisant] , dossierpagina’s 83 – 85.
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam] met nummer 21, opgemaakt op 11 februari 2015 door verbalisant [naam] , dossierpagina’s 51 onderaan en 52 bovenaan.
9.Proces-verbaal met nummer PL1100-2015013604-1 opgemaakt op 16 januari 2015 door verbalisant [verbalisant] inhoudende de aangifte van [naam] , dossierpagina’s 26 – 30.
10.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2015013604-8, opgemaakt op 16 januari 2015 door verbalisant [verbalisant] , dossierpagina 20, midden en onderaan.
11.Proces-verbaal banktransacties RABO met nummer 14, opgemaakt op 28 januari 2015 door verbalisant [verbalisant] , dossierpagina’s 43 en 44; proces-verbaal persoon op camerabeelden met nummer 13, opgemaakt op 28 januari 2015 door verbalisant [verbalisant] , dossierpagina’s 45-48.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 67, opgemaakt op 20 april 2015 door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , dossierpagina 197 midden.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 21, opgemaakt op 11 februari 2015 door verbalisant [verbalisant] , inhoudende de verklaring van getuige [naam] , dossierpagina’s 51-53.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 71, opgemaakt op 21 april 2015 door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , inhoudende de verklaring van verdachte, dossierpagina 203 onderaan; proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris, opgemaakt op 23 april 2015, dossierpagina 212 onderaan.