ECLI:NL:RBNHO:2016:2174
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm in het kader van de Participatiewet en ongelijke behandeling met AOW-gerechtigde
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland. De eiser ontving een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw), die per 1 juli 2015 werd verlaagd door de toepassing van de kostendelersnorm. De eiser, die samen met zijn moeder in dezelfde woning woont, betwistte de rechtmatigheid van deze verlaging en voerde aan dat de kostendelersnorm niet op hem van toepassing zou moeten zijn, omdat zijn moeder een AOW-uitkering ontvangt. Hij stelde dat er sprake was van ongelijke behandeling, aangezien de invoering van de kostendelersnorm voor AOW-gerechtigden was uitgesteld.
De rechtbank overwoog dat de kostendelersnorm van toepassing is op de eiser, omdat hij samen met zijn moeder in dezelfde woning woont. De rechtbank oordeelde dat het niet relevant is of zijn moeder ook een bijstandsuitkering ontvangt. De rechtbank verwierp het beroep op ongelijke behandeling, omdat er geen sprake is van gelijke gevallen tussen AOW-gerechtigden en Pw-ontvangers. De rechtbank benadrukte dat de wetgever de invoering van de kostendelersnorm niet heeft uitgesteld en dat verweerder deze bepaling terecht heeft toegepast.
Daarnaast betwistte de eiser de rechtmatigheid van de wetswijziging en stelde dat de toepassing van de kostendelersnorm leidde tot een onevenredige verlaging van zijn uitkering, wat in strijd zou zijn met het wettelijk bepaalde bestaansminimum. De rechtbank oordeelde echter dat het niet aan de rechter is om de billijkheid van de wet te beoordelen en dat de wetgever de situatie van de eiser bij de invoering van de kostendelersnorm heeft meegewogen. De rechtbank concludeerde dat de kostendelersnorm terecht op de uitkering van de eiser is toegepast en verklaarde het beroep ongegrond.