Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Exploitatiemaatschappij Merlet B.V.,
1.Het procesverloop
2.De feiten
“onbepaalde tijd (met een minimale looptijd van vijf (5) jaar)”.
3.De vordering
€ 10.000,00 als voorschot op de nog te betalen fooien. Daarnaast wordt door [de werknemer] gevorderd dat de kantonrechter Merlet gebiedt om rekening en verantwoording af te leggen ten aanzien van door haar ontvangen fooien.
4.Het verweer
5.De beoordeling
“minimale looptijd van vijf (5) jaar”heeft, die arbeidsovereenkomst toch vóór 1 januari 2018 heeft beëindigd, waardoor [de werknemer] loon misloopt over de periode van 31 augustus 2015 tot 1 januari 2018.
“minimale looptijd van vijf (5) jaar”heeft. Bij de uitleg van deze bepaling moet niet alleen worden gekeken naar de tekst daarvan, maar is ook van belang wat partijen daarmee hebben beoogd, bezien in het licht van alle omstandigheden van het geval (zie ook: Hoge Raad 9 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:39).
Aangenomen moet worden dat de werkgevers- en werknemersverenigingen die de Horeca-CAO hebben afgesloten bij uitstek op de hoogte zijn van de bedrijfscultuur in de horeca en in de Horeca-CAO daaraan uitdrukking hebben geven. Niettemin hebben die werkgevers- en werknemersverenigingen in de Horeca-CAO een normale arbeidstijd van 38 uur per week opgenomen en geen aanleiding gezien om het vergoeden van overwerk in tijd of geld in zijn algemeenheid uit te sluiten of te beperken. Wel geldt op grond van artikel 8 lid 3 van de Horeca-CAO 2010-2012 en artikel 3.10 van de Horeca-CAO 2012-2013 dat de regeling voor de normale arbeidstijd en overwerk niet van toepassing is op werknemers die jaarlijks ten minste drie maal het wettelijk minimumloon verdienen, per 1 juli 2015 € 4.523,40 bruto per maand. Daarmee wordt kennelijk tot uitdrukking gebracht dat werknemers die meer verdienen dan genoemd bedrag wél geacht moeten worden te accepteren dat zij overwerk verrichten zonder dat daar een vergoeding tegenover staat. Echter, niet in geschil is dat [de werknemer] steeds minder heeft verdiend dan drie maal het wettelijk minimumloon, zodat deze uitzondering in de Horeca-CAO niet op hem van toepassing is. De Horeca-CAO biedt dus geen steun voor het betoog van Merlet ten aanzien van de door haar gestelde bedrijfscultuur rondom overwerk in geval van een werknemer als [de werknemer] . Overigens merkt de kantonrechter nog op dat de Horeca-CAO 2010-2012 in artikel 2 lid 6 de mogelijkheid bood aan een werkgever om ontheffing te verkrijgen van bepalingen uit die CAO – dus ook waar het gaat om overwerk – maar dat Merlet daarvan geen gebruik heeft gemaakt.
“niet[heeft]
miskend dat 'enkel stilzitten' onvoldoende is om rechtsverwerking aan te nemen. Immers, de Rechtbank heeft blijkens die rechtsoverweging voor dat oordeel naast het niet protesteren mede redengevend geacht dat Bleij 'steeds genoegen heeft genomen met uitbetaling van loon zonder overuren en niettemin zeer veel overuren is blijven maken.'(die overweging komt overigens niet uit de door Merlet genoemde uitspraak Hoge Raad 26 maart 1999, NJ 1999/445, maar uit de uitspraak Hoge Raad 24 september 1999, ECLI:NL:HR: 1999:ZC2971 en NJ 1999/755). Anders dan in de zaak waarover de Hoge Raad oordeelde het geval was, heeft [de werknemer] wel geprotesteerd met betrekking tot de overuren, terwijl uit de uitspraak van de Hoge Raad evenmin blijkt dat de overuren in dat geval noodzakelijk waren voor en inherent aan de werkzaamheden.
€ 62.542,42 bruto. [de werknemer] heeft deze toelichting en berekening door Merlet onvoldoende gemotiveerd weersproken. De enkele stelling dat hij een en ander heeft berekend aan de hand van zijn eigen agenda acht de kantonrechter daarvoor niet toereikend. De kantonrechter gaat dan ook uit van de juistheid van de berekening van het aantal overuren door Merlet.
€ 54.863,29 bruto. Merlet zal worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag.