In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 februari 2016 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van eiseres, handelend onder de naam Café [naam cafe], tegen de burgemeester van Alkmaar. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester, waarbij haar exploitatievergunning voor het café was geschorst. De schorsing was gebaseerd op drie overtredingen van de exploitatievergunning, die waren geconstateerd op 31 oktober 2014, 23 november 2014 en 18 juli 2015. De burgemeester had de schorsing van de vergunning in stand gehouden, maar de duur ervan teruggebracht van drie weken naar twee weken.
Eiseres betwistte de toerekening van de overtredingen aan haar, aangezien zij het café pas vanaf 1 januari 2015 via een eenmanszaak exploiteerde. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres, als directeur van de eerdere vergunninghouder [naam] B.V., ook verantwoordelijk was voor de overtredingen die vóór de wijziging van de rechtspersoon hadden plaatsgevonden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester bevoegd was om handhavend op te treden en dat de opgelegde schorsing van twee weken niet kennelijk onredelijk was. De rechtbank wees het beroep van eiseres af en verklaarde het verzoek om voorlopige voorziening ongegrond.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van exploitanten van horecagelegenheden en de noodzaak om te voldoen aan de voorschriften van de exploitatievergunning. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid de schorsing had kunnen opleggen, gezien de overtredingen en de impact daarvan op de openbare orde en veiligheid.