Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Inleiding
4.Bewijs
5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
6.Strafbaarheid van verdachte
7.Motivering van de sanctie
8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer], p/a mevrouw [dochter slachtoffer] , [adres] , heeft een vordering tot schadevergoeding van € 15.500,- ingediend tegen verdachte wegens materiële (€ 14.300,-) en immateriële (€ 1.200,-) schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit weggenomen goederen, die niet door de verzekering zijn vergoed.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
15 (vijftien) maanden.
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
[slachtoffer], p/a mevrouw [dochter slachtoffer] , [adres] geleden schade tot een bedrag van
€ 6.200,- (zegge: zesduizend en tweehonderd euro), bestaande uit een geschat bedrag van € 5.000,- voor de materiële en een bedrag van € 1.200,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer], p/a mevrouw [dochter slachtoffer] , [adres] , de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.200,- (zegge: zesduizend tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
66 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.