ECLI:NL:RBNHO:2016:11286

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 december 2016
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
15/860092-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval op 91-jarige vrouw met geweld en bedreiging

Op 26 april 2016 werd een 91-jarige vrouw in haar woning in Wormer overvallen door meerdere personen. De daders verschaften zich toegang tot de woning door gebruik te maken van een sleutel uit een kastje van de thuiszorg. Tijdens de overval werd de vrouw bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar waren, ondanks haar leeftijd en beperkte zintuiglijke waarneming. De verdachten werden aangehouden na een achtervolging door de politie. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte samen met medeverdachten de woningoverval had gepleegd, maar sprak hem vrij van de tenlastegelegde gewelds- en bedreigingshandelingen, omdat niet bewezen kon worden dat hij daarbij betrokken was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 15 maanden op, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor de geleden materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/860092-16 (P)
Uitspraakdatum: 29 december 2016
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 oktober 2016 en 15 december 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag – Huis van Bewaring Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.J. Veldheer, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of omstreeks 26 april 2016 te Wormer, gemeente Wormerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [straat] heeft/hebben weggenomen een handtas met inhoud en/of een hoeveelheid sieraden/bijouterie en/of een hoeveelheid tafelzilver, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdacht en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededaders) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die handtas en/of die sieraden en/of dat tafelzilver onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders het sleutelkastje waarin de sleutel van de woning hing ten behoeve van de thuiszorg geforceerd) en/of door gebruikmaking van een valse sleutel (namelijk de huissleutel uit dat sleutelkastje) en welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader(s) naar de slaapkamer van die [slachtoffer] is/zijn gegaan (waar zij op dat moment lag te slapen) en/of de dekens van die [slachtoffer] heeft/hebben afgetrokken en/of die [slachtoffer] een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft/hebben getoond en/of dat (op een ) vuurwapen (gelijkende voorwerp) op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij zou schieten (toen die [slachtoffer] aangaf de politie te zullen bellen).

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Op dinsdag 26 april 2016 omstreeks 04.33 uur komt er een melding bij de 112-spoedlijn binnen van de 91-jarige mevrouw [slachtoffer] , dat zij zojuist door meerdere personen was overvallen in haar woning aan de [straat] te Wormer. Verbalisanten, in de buurt aanwezig in verband met een andere melding, zien drie personen de Spatterstraat oversteken en naar een bij de sporthal geparkeerde auto rennen. De auto vertrekt met grote snelheid. Na een achtervolging belandt de auto onderaan een talud, waar verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en uiteindelijk ook medeverdachte [medeverdachte 2] worden aangehouden. Het openbaar ministerie start een onderzoek naar de toedracht van de woningoverval onder de naam Zeelt.
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte bij de woningoverval betrokken is geweest en zo ja, of bij die overval sprake is geweest van geweld en/of bedreiging met geweld en of verdachte daarbij betrokken is geweest.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal met braak, valse sleutels, geweld en bedreiging met geweld, in vereniging.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit verdachte van het tenlastegelegde geweld en/of bedreiging met geweld partieel vrij te spreken vanwege het feit dat ten aanzien van dit onderdeel niet is voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv. Bovendien blijkt uit het dossier dat het slachtoffer slechtziend en slechthorend was op het moment van de inbraak, waardoor eraan getwijfeld kan worden of hetgeen zij heeft verklaard ook daadwerkelijk klopt. Voorts is bij de 112-melding door de medewerker van de meldkamer op sturende wijze meerdere keren gevraagd naar bedreiging. Het is niet bekend of het slachtoffer ook over de bedreiging zou zijn begonnen als zij niet op een dergelijke sturende wijze zou zijn bevraagd.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het (mede)plegen van enige geweldshandeling dan wel bedreiging met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp en het uiten van bedreigende worden, zodat verdachte om die reden daarvan partieel dient te worden vrijgesproken. Verdachte bekent dat hij met twee mededaders in de woning van het slachtoffer heeft ingebroken, maar ontkent dat hij op de hoogte was of kon zijn van het door de medeplegers van de diefstal verrichte geweld of bedreiging met geweld. Verdachte heeft de begane grond van de woning doorzocht en is niet in de slaapkamer van het slachtoffer geweest.
4.3.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster [slachtoffer]
De verdediging heeft aangevoerd dat aangeefster [slachtoffer] niet consistent heeft verklaard over het wapen en dat zij, gezien het feit dat ze een bril en een gehoorapparaat draagt, mogelijk een en ander niet goed heeft gehoord en gezien. De rechtbank verwerpt dit verweer nu zij van oordeel is dat aangeefster [slachtoffer] juist wel consistent is geweest over de bedreiging met een wapen en het feit dat de dader met het wapen degene was die heeft gezegd dat er zou worden geschoten als zij de politie zou bellen. Zij heeft dat in haar 112-melding de bewuste nacht direct meegedeeld en het daarna herhaald in haar verklaring bij de politie en bij de rechter-commissaris belast met strafzaken van deze rechtbank (hierna: rechter-commissaris). Dat de exacte bewoordingen niet geheel overeenkomen doet daar niet aan af. De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] betrouwbaar en gebruikt deze voor het bewijs.
De rechtbank kan zich bovendien niet vinden in het verweer van de raadsman dat de medewerker van de meldkamer sturend zou hebben gevraagd naar geweld of bedreiging met geweld. Een medewerker van de 112-spoedlijn moet zoveel mogelijk vragen stellen om zo snel mogelijk een beeld van de situatie te verkrijgen. Nu het slachtoffer heeft verteld dat er ‘om geld, om geld’ werd gevraagd, was dat een signaal voor de medewerkster van de 112-spoedlijn dat er blijkbaar contact is geweest tussen de daders en het slachtoffer en heeft zij daarover doorgevraagd en gevraagd of het slachtoffer ook bedreigd was. Naar het oordeel van de rechtbank op een, in de gegeven omstandigheden passende, niet sturende wijze.
Het verweer wordt daarom verworpen.
4.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 26 april 2016 belt mevrouw [slachtoffer] omstreeks 04.33 uur met de 112-spoedlijn. Drie personen hebben ingebroken in haar woning aan de [straat] te Wormer, het huis op de hoek van de weg naar de sporthal. Ze hebben een doosje sieraden meegenomen. [2] [slachtoffer] heeft aangifte gedaan van de woningoverval. Zij was rond 03.00 uur wakker geworden. Op een gegeven moment voelde ze dat de dekens van haar werden afgetrokken en zag zij twee personen naast haar bed staan. [3] Toen de daders weggingen, zag [slachtoffer] nog een schim op de overloop, die achter de daders naar beneden ging.
De daders hebben haar zwarte handtas en alle vorken en een aantal lepels en messen van het tafelzilver uit de woonkamer en een doosje met zilver en bijouterie vanaf het nachtkastje meegenomen. [4]
In de woonkamer staan meerdere lades van kasten open. In de slaapkamer, een tweede slaapkamer en op de overloop liggen spullen verspreid op de vloer. In een derde slaapkamer staat de kledingkast open en ook daar liggen spullen over de vloer. [5]
In verband met een melding poging inbraak op de [straat 2] te Wormer op 26 april 2016 omstreeks 03.55 uur nemen verbalisanten [H.] en [V.] positie in op de kruising Spatterstraat en Rietvinkkade te Wormer. Zij zien vervolgens dat drie personen de Spatterstraat oversteken en naar de parkeerplaats van de sporthal/tennisbaan rennen. Vervolgens rijdt een auto, een Seat Arosa met kenteken [kenteken] , met gedoofde koplampen en met grote snelheid langs de verbalisanten. De achtervolging wordt ingezet, waarbij meerdere eenheden zich aansluiten. [6] Aan de passagierszijde van het voertuig worden op de Moriaanstraat meerdere malen glimmende voorwerpen en één op een breekijzer gelijkend voorwerp uit het raam gegooid. De passagier steekt meerdere malen zijn been (met effen blauwe trainingsbroek) uit de passagiersdeur aan de rechterzijde van het voertuig, kennelijk met de bedoeling om uit het voertuig te springen. Om dit te beletten, gaat verbalisant [D.] dichter achter het voertuig rijden. Er wordt een zwarte handschoen uit het raam aan de linkerzijde van het voertuig gegooid. Op de Noordweg brengt verbalisant [B.] zijn voertuig voor de vluchtauto tot stilstand, waardoor de Seat het talud afrijdt en onderaan het talud in een aldaar gelegen sloot tot stilstand komt. De beide deuren van de tweedeurs Seat worden geopend, en aan beide zijden stapt één persoon uit. Beiden personen rennen weg in de richting van de Veerdijk. Een derde persoon, die aan de passagierskant uit het voertuig stapt, wordt direct aangehouden. [7] Het blijkt te gaan om verdachte ( [verdachte] ). [8] Verbalisant [B.] zet de achtervolging in op de twee richting de Veerdijk vluchtende personen. Een van de verdachten gaat op de grond liggen als [B.] roept ‘staan blijven, of de hond wordt ingezet’. [9] Het blijkt te gaan om medeverdachte [medeverdachte 1] . [10] De diensthond pakt het spoor van de derde verdachte op. Onder een van de boten bij het 200 meter verder gelegen botenhuis wordt de derde verdachte aangetroffen die, nadat hij eerst nog aanstalten maakte om te vluchten, met behulp van de diensthond wordt staande en aangehouden. [11] De bij het botenhuis aangehouden verdachte, gekleed in een blauwe trainingsbroek, is medeverdachte [medeverdachte 2] . [12] In de vluchtauto worden onder meer zwarte handschoenen, een schroevendraaier, een sjaal en een paar Nike schoenen aangetroffen. [13]
Op de Moriaanstraat worden een breekijzer, een zwarte lederen damestas, zilverkleurig bestek, verschillende soorten sieraden en een houten doosje aangetroffen. [14] [slachtoffer] herkent meerdere goederen als haar eigendom (bestek, een kistje met metalen opdruk, horloges, oorbellen, broches, ketting met medaillon, kettingen, armbanden en een ring). [15] Ook de zwarte handtas wordt door de dochter van [slachtoffer] herkend als de tas van haar moeder. [16]
Aan de woning worden kozijnschades geconstateerd op de sluitzijde van het raam aan de voorzijde en aan de onderzijde van het draairaam. [17] Uit onderzoek blijkt dat de kozijnschade op de sluitzijde van het raam aan de voorzijde van de woning is veroorzaakt met de schroevendraaier, die in de vluchtauto is aangetroffen en dat de kozijnschade aan de onderzijde van het draairaam is veroorzaakt met het breekijzer, dat tijdens de vlucht uit de Seat Arosa is gegooid. [18] Aan de woning zijn verder geen sporen van braak zichtbaar. Bij nader onderzoek blijkt echter dat aan de buitenzijde bij de achterdeur een kastje heeft gehangen met daarin de sleutel van de thuiszorg. [19]
Verdachte heeft bekend dat hij met twee andere personen in de woning is geweest en dat bij de inbraak gebruik is gemaakt van een sleutel uit het kastje van de thuiszorg. Dat kastje was met een door een van de mededaders meegebrachte koevoet en schroevendraaier opengebroken. [20] Verdachte en de mededaders hadden allemaal geld nodig. [21] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ook bekend dat hij een van de personen is geweest, die in de slaapkamer van [slachtoffer] is geweest. [22]
4.5.
Bewijsoverwegingen
Unus testis
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft ingebroken in de woning van aangeefster [slachtoffer] . Aangeefster [slachtoffer] is daarbij bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en met de woorden dat er zou worden geschoten als [slachtoffer] de politie zou bellen. Uit de tijdslijn blijkt dat aangeefster [slachtoffer] ook daadwerkelijk enige tijd heeft gewacht na de inbraak alvorens de politie te bellen. Zij belde namelijk om 04.33 uur het alarmnummer, terwijl verdachten al rond 04.00 uur werden gesignaleerd toen zij naar de auto renden. In dit tijdsverloop ziet de rechtbank een ondersteuning van de bedreiging, waarmee het beroep van de raadsman op artikel 342 lid 2 Sv wordt verworpen.
Medeplegen overval woning
Verdachten hebben zich in eerste instantie hoofdzakelijk beroepen op hun zwijgrecht en, nadat het dossier was verstrekt, verklaringen afgelegd waarbij het overgrote deel van de handelingen in de schoenen van de onbekende vierde dader is geschoven en medeverdachte [medeverdachte 2] buiten schot is gehouden. Medeverdachte [medeverdachte 2] zou slechts op de heenreis vanuit Almere als chauffeur hebben gefungeerd, niet in de woning van aangeefster [slachtoffer] zijn geweest en van niets hebben geweten. De rechtbank is echter van oordeel dat in het dossier voldoende aanwijzingen zijn dat er sprake was van een vooropgezet plan, waarbij ook medeverdachte [medeverdachte 2] betrokken was. De rechtbank motiveert dat als volgt.
De verklaringen over het eerste contact tussen de verdachten komen niet overeen. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft tijdens zijn verhoor op 8 september 2016 verklaard dat ze met een grote groep jongens in Almere waren en dat medeverdachte [medeverdachte 1] hem op een gegeven moment vroeg of hij hem een lift naar Wormer wilde geven. Verdachte heeft echter verklaard dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] heeft gebeld om hem naar Wormer te brengen. Ook over het doel om naar Wormer te gaan is door de verdachten wisselend verklaard. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] op bezoek ging bij zijn vader in Wormer. Verdachte heeft verklaard dat hij werd meegevraagd door medeverdachte [medeverdachte 1] omdat deze iets moest doen in Wormer. Wat precies wist hij niet. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij geld ging ophalen bij een persoon in Wormer. In de auto zou echter niet zijn gesproken over het doel van de reis, maar alleen over vakanties etc. Toen in Wormer bleek dat het geld niet aanwezig was, zou door de verdachten spontaan zijn besloten om in te breken in een woning. Verder is opmerkelijk dat de medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een dubbele broek droegen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit wordt gedaan om van signalement te kunnen wisselen. Al was het die nacht redelijk koud voor de tijd van het jaar dan nog acht de rechtbank dit geen aannemelijke uitleg voor het dragen van een dubbele broek, zeker nu verdachten een rit met de auto gingen maken. Voorts is het opmerkelijk dat geen van de verdachten een mobiele telefoon bij zich, zeker in deze tijd en gelet op het feit dat zij op pad zouden zijn naar een afspraak met een persoon om geld op te halen. Gelet op al het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachten met een vooropgezet plan uit Almere zijn vertrokken om een woningoverval in Wormer te plegen.
Vierde dader
De rechtbank sluit niet uit dat er, gezien het schoenspoor in de badkamer, nog een vierde verdachte in de woning is geweest. Hoewel verdachten goed waren voorbereid op de woninginbraak (zo werden er dubbele broeken gedragen en hadden zij hun mobiele telefoon thuis gelaten), is niet gebleken dat zij allen ook nog een extra paar schoenen mee hadden. Naast de Nikes in de achterbak van de Seat, waarvan het profiel geen match vormde met het schoenspoor in de badkamer van de woning van aangeefster [slachtoffer] , is niet gebleken dat er schoenen van verdachten in de omgeving van de [straat] te Wormer zijn aangetroffen. Om die reden acht de rechtbank het mogelijk dat er een vierde dader in de woning is geweest.
Partiële vrijspraak geweld en medeplegen van bedreiging met geweld
De rechtbank acht niet bewezen dat de diefstal is vergezeld van of gevolgd met geweld zodat verdachte van dat onderdeel uit de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Ook acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte de tenlastegelegde bedreiging van het slachtoffer heeft medegepleegd. Uit de verklaringen van aangeefster leidt de rechtbank af dat zij is bedreigd door twee personen, die bij haar aan het bed stonden. Uit haar verklaring valt voorts af te leiden dat er nog een derde persoon in de woning aanwezig was, maar dat die persoon niet in haar slaapkamer aanwezig was. Voorts valt naar het oordeel van de rechtbank – gelet op het aangetroffen schoenspoor in de badkamer - niet uit te sluiten dat een vierde persoon in de woning aanwezig was. Uit de verklaring van aangeefster valt echter niet af te leiden wié van de verdachten bij haar in de slaapkamer stonden. Alleen medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 13 oktober 2016 verklaard dat hij in de slaapkamer van aangeefster is geweest. Hij heeft echter niets over de aanwezigheid van de andere verdachten verklaard. Eerst ter terechtzitting heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij met de onbekend gebleven vierde persoon in de slaapkamer is geweest. Ook is bij geen van de verdachten een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen. Gelet op deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat sprake is geweest van een zo nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] dat gesteld kan worden dat ook verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van bedreiging. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van de bedreiging.
4.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij, tezamen en in vereniging met anderen, op 26 april 2016 te Wormer, gemeente Wormerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [straat] heeft weggenomen een handtas met inhoud en sieraden/bijouterie en een hoeveelheid tafelzilver, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die handtas en sieraden en dat tafelzilver onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak (immers hebben verdachte en zijn mededaders het sleutelkastje waarin de sleutel van de woning hing ten behoeve van de thuiszorg geforceerd) en door gebruikmaking van een valse sleutel (namelijk de huissleutel uit dat sleutelkastje).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en valse sleutels
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 20 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 29 juli 2016.
7.2.
Standpunt van de verdediging
Onder verwijzing naar jurisprudentie heeft de raadsman aangevoerd dat de eis van de officier van justitie bijzonder hoog is.
De raadsman verzoekt de rechtbank bij de oplegging van de straf rekening te houden met de spijtbetuigingen aan het slachtoffer, die verdachte van meet af aan heeft geuit, met het feit dat verdachte weliswaar documentatie heeft maar sinds 2012 niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen en bovenal met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte krijgt dan een laatste kans om de examens voor zijn opleiding boekhouding niveau 3 op het ROC in Hilversum uiterlijk in juni 2017 af te leggen. De reclassering adviseert een geheel voorwaardelijke straf en geeft in haar rapport aan dat de ontvankelijkheid voor begeleiding hoog is en verdachte verantwoordelijkheid lijkt te nemen voor zijn gedrag.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is samen met medeverdachten in de nachtelijke uren naar de woning gegaan van een op dat moment 91-jarige vrouw. De daders hebben het kastje van de thuiszorg opengebroken, zijn met de aldaar gevonden sleutel de woning binnengegaan en hebben de woning doorzocht. Er zijn sieraden, tafelzilver en een tas uit de woning meegenomen. De overval heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren en is voor het slachtoffer zeer beangstigend geweest. Verdachten hebben door hun handelen geen enkel respect voor andermans spullen getoond. Het hoogbejaarde slachtoffer is in haar eigen woning overvallen, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Verdachten hebben bij hun handelen enkel hun eigen financieel gewin voor ogen gehad. De rechtbank rekent verdachte en zijn mededaders dit feit des te meer aan nu het ging om een hulpbehoevend persoon. Door het aanwezig zijn van het kastje van de thuiszorg, waaruit thuiszorgmedewerkers met een code de sleutel van de woning kunnen krijgen, hadden verdachte en zijn mededaders kunnen weten dat er een kwetsbaar persoon in de woning verbleef. Dit soort laaghartige misdrijven roepen niet alleen bij het slachtoffer, maar ook bij familie en in de samenleving gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid op.
De psychische gevolgen van het handelen van de daders, zoals onder meer uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring en de door de dochter van het slachtoffer ter terechtzitting afgelegde verklaring is gebleken, zijn groot geweest. Het slachtoffer heeft inmiddels haar vertrouwde woning moeten verlaten, kan niet meer zelfstandig wonen en verblijft in een verpleegtehuis, waar ze medicijnen krijgt in verband met een zware depressie.
Gezien de aard en de ernst van het gepleegde feit acht de rechtbank een gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats.
Uit het strafblad van verdachte blijkt, dat hij eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een vermogensdelict te plegen.
In het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 29 juli 2016 en opgesteld door de heer [naam] , als reclasseringsmedewerker verbonden aan Reclassering Nederland te Alkmaar, wordt onder meer het volgende vermeld:
Betrokkene is op veertienjarige leeftijd voor de eerste keer met justitie in aanraking gekomen. Het uittreksel justitiële documentatie bestaat grotendeels uit vermogensdelicten. Op 16 oktober 2015 is het reclasseringstoezicht van betrokkene voortijdig positief beëindigd. Er lijkt vooralsnog geen sprake te zijn van een delictpatroon. Hoofdaanleiding voor de betrokkenheid van het onderhavige feit was financieel gewin doordat betrokkene moeilijk rond komt van zijn studiefinanciering en er binnen het gezin sprake is van financiële problemen. Betrokkene is voornemens alle contacten in zijn sociaal netwerk te verbreken om zich volledig op zijn eigen leven te richten en risico’s te vermijden.
Betrokkene volgt een MBO opleiding boekhouden, niveau 3, op het ROC Hilversum en heeft naast zijn studie geen betaald werk.
Advies: meldplicht, contactverbod, locatieverbod en –gebod.
De ernst van het gepleegde feit rechtvaardigt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op het (deels) positieve reclasseringsrapport waarin geadviseerd wordt om aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met voorwaarden en omdat verdachte heeft aangegeven daaraan te zullen meewerken zal de rechtbank ook een voorwaardelijk strafdeel opleggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met Reclassering Nederland noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. De overige door de reclassering geadviseerde voorwaarden zoals een contact- en locatieverbod en locatiegebod zijn inmiddels achterhaald nu aangeefster is verhuisd.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij mevrouw
[slachtoffer], p/a mevrouw [dochter slachtoffer] , [adres] , heeft een vordering tot schadevergoeding van € 15.500,- ingediend tegen verdachte wegens materiële (€ 14.300,-) en immateriële (€ 1.200,-) schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit weggenomen goederen, die niet door de verzekering zijn vergoed.
De officier van justitie heeft verzocht de gehele vordering toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaring in het verzoek om vergoeding van de materiële schade wegens onvoldoende onderbouwing van het schadebedrag. De vaststelling van de daadwerkelijke waarde en inhoud van de verschillende bedragen levert een onevenredige belasting voor het strafgeding op. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de benadeelde partij een voorschot op de post materiële schade toe te kennen van € 2.000,-.
Ten aanzien van het verzoek om vergoeding van de immateriële schade heeft de raadsman geen opmerkingen.
Materiële schade
De materiële schade is onderbouwd met een e-mailbericht van schade-expert Brava Expertise d.d. 31 mei 2016. In dat bericht wordt een totaalbedrag van € 19.300,- genoemd als waarde van de sieraden, waarvan een bedrag van € 5.000,- door de verzekeringsmaatschappij wordt vergoed. Er is geen gedetailleerde beschrijving van de sieraden en de waarde die aan elk sieraad wordt verbonden. Met de raadsman is de rechtbank derhalve van oordeel dat de materiële schade onvoldoende is onderbouwd.
Nu uit de beschikbare stukken geen exacte bedragen naar voren komen, zal de rechtbank gebruik maken van haar bevoegdheid de omvang van de schade te schatten nu deze niet met nauwkeurigheid kan worden vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een geschat bedrag van € 5.000,- voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte en zijn mededaders gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem en zijn mededaders als gevolg van hun handelen kan worden toegerekend. De rechtbank zal de materiële schade voor genoemd bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de vordering aan materiële schade voor het overige niet ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.200,- komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
hoofdelijk
Het totaalbedrag aan schadevergoeding bedraagt € 6.200,-. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal in vereniging met braak] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f en 311van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.6. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 4.6. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
-medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde zich zal melden bij Reclassering Nederland De Meent 4, 8224 BR Lelystad en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden zo frequent en zo lang genoemde reclasseringsinstelling noodzakelijk acht.
Verstrekt aan Reclassering Nederland de opdracht om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer], p/a mevrouw [dochter slachtoffer] , [adres] geleden schade tot een bedrag van
€ 6.200,- (zegge: zesduizend en tweehonderd euro), bestaande uit een geschat bedrag van € 5.000,- voor de materiële en een bedrag van € 1.200,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer], p/a mevrouw [dochter slachtoffer] , [adres] , de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.200,- (zegge: zesduizend tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
66 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.A.M. van Dijk, voorzitter,
mr. A.E. Patijn en mr. M.E. Fortuin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 december 2016.
Mr. Fortuin en mr. Van der Meij zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.P-v bevindingen 112-melding, p. 47 t/m 49.
3.P-v aangifte [slachtoffer] , p. 123 t/m 125.
4.P-v aangifte [slachtoffer] , p. 124 t/m 126.
5.P-v bevindingen, p. 51.
6.P-v bevindingen, p. 31.
7.P-v bevindingen, p. 33 en 34.
8.P-v bevindingen, p. 42.
9.P-v bevindingen, p. 38 en 39.
10.P-v bevindingen, p. 46.
11.P-v bevindingen, p. 39 en 40.
12.P-v relaas, p. 7.
13.P-v bevindingen, p. 83.
14.P-v bevindingen, p. 35.
15.P-v bevindingen, p. 182 t/m 195.
16.P-v bevindingen aangetroffen tas, p. 206 en 207.
17.P-v bevindingen, p. 59 en 60.
18.P-v werktuigsporenonderzoek, p. 110 en 111.
19.P-v bevindingen OVDR, p. 54.
20.P-v verhoor verdachte op 9 november 2016, separaat, pag. 3 en 4.
21.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 december 2016.
22.Verklaring van verdachte, als getuige afgelegd in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 2] , ten overstaan van de rechter-commissaris op 13 oktober 2016, separaat, pag. 3