ECLI:NL:RBNHO:2016:11285

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 december 2016
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
15/860093-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval op 91-jarige vrouw met bedreiging en geweld

Op 29 december 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten betrokken was bij een woningoverval op een 91-jarige vrouw in Wormer. De overval vond plaats op 26 april 2016, waarbij de daders de woning binnendrongen met behulp van een valse sleutel uit een sleutelkastje van de thuiszorg. De aangeefster, een kwetsbare oudere, werd bedreigd met een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de woning hebben doorzocht en sieraden, tafelzilver en een handtas hebben gestolen. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster als voldoende beoordeeld, ondanks haar hoge leeftijd en de mogelijke beperkingen in haar waarneming. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling van een agent, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de bestuurder van de vluchtauto was en dat hij opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor de woningoverval, waarbij de ernst van het feit, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd zwaar zijn meegewogen. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/860093-16 (P)
Uitspraakdatum: 29 december 2016
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 oktober 2016 en 15 december 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije)
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Flevoland, Huis van Bewaring Almere Binnen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. C.C.J. Tuip, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of omstreeks 26 april 2016 te Wormer, gemeente Wormerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [straat] heeft/hebben weggenomen een handtas met inhoud en/of een hoeveelheid sieraden/bijouterie en/of een hoeveelheid tafelzilver, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdacht en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededaders) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die handtas en/of die sieraden en/of dat tafelzilver onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders het sleutelkastje waarin de sleutel van de woning hing ten behoeve van de thuiszorg geforceerd) en/of door gebruikmaking van een valse sleutel (namelijk de huissleutel uit dat sleutelkastje) en welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader(s) naar de slaapkamer van die [slachtoffer 1] is/zijn gegaan (waar zij op dat moment lag te slapen) en/of de dekens van die [slachtoffer 1] heeft/hebben afgetrokken en/of die
[slachtoffer 1] een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft/hebben getoond en/of dat (op een ) vuurwapen (gelijkende voorwerp) op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij zou schieten (toen die [slachtoffer 1] aangaf de politie te zullen bellen);
Feit 2
hij op of omstreeks 26 april 2016 te Wormer, gemeente Wormerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] (hoofdagent politie eenheid Noord-Holland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een personenauto met hoge snelheid, zonder te remmen of uit te wijken, in de richting van die [slachtoffer 2] te rijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Op dinsdag 26 april 2016 omstreeks 04.33 uur komt er een melding bij de 112-spoedlijn binnen van de 91-jarige mevrouw [slachtoffer 1] , dat zij zojuist door meerdere personen was overvallen in haar woning aan de [straat] te Wormer. Verbalisanten, in de buurt aanwezig in verband met een andere melding, zien drie personen de Spatterstraat oversteken en naar een bij de sporthal geparkeerde auto rennen. De auto vertrekt met grote snelheid. Na een achtervolging belandt de auto onderaan een talud, waar verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en uiteindelijk ook medeverdachte [medeverdachte 2] worden aangehouden. Het openbaar ministerie start een onderzoek naar de toedracht van de woningoverval onder de naam Zeelt.
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte bij de woningoverval betrokken is geweest en zo ja, of bij die overval sprake is geweest van geweld en/of bedreiging met geweld. Voorts dient de rechtbank te beoordelen of verdachte, als vermeend bestuurder van de vluchtauto, heeft getracht verbalisant [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met de vluchtauto met hoge snelheid op [slachtoffer 2] in te rijden.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder feit 2 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en tot bewezenverklaring van de onder feit 1 ten laste gelegde diefstal met braak, valse sleutels, geweld en bedreiging met geweld, in vereniging.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte van het onder 1 tenlastegelegde geweld en/of bedreiging met geweld vrij te spreken. Verdachte bekent dat hij - samen met twee anderen - in de woning is geweest, maar ontkent dat er een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp zou zijn getoond en op het slachtoffer zou zijn gericht. Het slachtoffer heeft bovendien wisselend verklaard over een vuurwapen. Voorts is ten aanzien van het bestanddeel geweld en/of bedreiging met geweld niet voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv.
Verdachte dient ook te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit. Primair omdat geenszins kan worden bewezen dat verdachte de bestuurder is geweest van de vluchtauto. Subsidiair omdat niet kan worden bewezen dat de bestuurder van de vluchtauto op enig moment de intentie heeft gehad om verbalisant [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
4.3.
Vrijspraak feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Na de melding zien verbalisanten drie personen naar de vluchtauto rennen. Even later, wanneer de vluchtauto vanaf een talud naar beneden is gereden, worden ook drie personen bij en in de omgeving van de vluchtauto aangetroffen. Uit de verklaringen van verdachten en uit hetgeen is waargenomen door verbalisanten blijkt dat in ieder geval medeverdachte [medeverdachte 2] op de passagiersstoel zat en medeverdachte [medeverdachte 1] zich achterin de driedeurs Seat bevond. Verdachten hebben voorts verklaard dat er nog een vierde verdachte bij de woningoverval betrokken was, en dat deze vierde verdachte ook de bestuurder van de vluchtauto was.
De rechtbank acht aanwijzingen in het dossier aanwezig dat bij de woningoverval een vierde persoon betrokken was. Deze vierde persoon is (mogelijk) ontkomen. Een deel van de buit en een mogelijk aanwezig wapen c.q. op een wapen gelijkend voorwerp zijn niet teruggevonden. Volgens verdachte en zijn medeverdachten was deze vierde persoon de bestuurder van de vluchtauto en zou deze zijn ontkomen nadat de vluchtauto van het talud was gereden. Dat zou betekenen dat die vierde persoon – anders dan de drie aangetroffen verdachten - tijdens de vlucht géén goederen uit de auto heeft gegooid en alle goederen, die niet meer zijn teruggevonden, heeft meegenomen nadat de vluchtauto van het talud was gereden.
De rechtbank acht een dergelijk scenario onaannemelijk, nu verbalisanten direct ter plaatse waren en de situatie onderaan het talud overzichtelijk was. Het zicht werd niet belemmerd door bomen, bosschages, e.d. Verbalisant [D.] , direct ter plekke aanwezig, ziet namelijk dat uit de deur aan de linkerzijde van het voertuig en uit de deur aan de rechterzijde van het voertuig een persoon stapt, en dat er vervolgens nog één persoon uit de rechterdeur van het voertuig stapt. Verbalisant [D.] heeft steeds zicht op het voertuig gehad en gezien dat er in totaal drie personen zijn uitgestapt. Ook verbalisant [W.] zag in het midden van de auto op de achterbank één persoon zitten tussen de beide personen op de voorstoelen. Verbalisant [B.] heeft verklaard dat er zeker drie maar mogelijk vier personen uit de auto sprongen en wegrenden. Nadien heeft hij verklaard dat er zeker vier personen bij de auto waren, maar dat hij niet zeker wist of die vierde persoon een politie-collega was. [B.] heeft voorts twee personen langs zijn dienstauto zien rennen. Gelet op de kleding van die personen en de kleding van de drie aangehouden verdachten heeft [B.] geconcludeerd dat er een vierde verdachte moet zijn geweest.
De rechtbank gaat echter voorbij aan de verklaring van verbalisant [B.] nu hij als énige verbalisant spreekt over (mogelijk) vier personen, hij niet achter de vluchtwagen reed, niet als eerste ter plaatse was en niet zoals zijn collega [D.] steeds zicht heeft gehad op de situatie. Naar het oordeel van de rechtbank is veel aannemelijker dat de (mogelijke) vierde persoon direct na de woningoverval, in de [straat] zijn eigen weg is gegaan en geen inzittende was van de vluchtauto. Dat zou betekenen dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de bestuurder van de vluchtauto is geweest.
Daarvan uitgaande is de rechtbank echter van oordeel dat evenmin bewezenverklaring kan volgen. De aangifte van verbalisant [slachtoffer 2] wordt niet ondersteund door verklaringen van andere ter plekke aanwezige verbalisanten. Verbalisant [D.] , die achter de vluchtauto reed en heeft gerelateerd over de route die de vluchtauto reed, heeft met geen woord gerept over een “bijna-aanrijding” met verbalisant [slachtoffer 2] . Verbalisanten De [W.] en Sijm hebben niets gerelateerd over mogelijk inrijden door de vluchtauto op [slachtoffer 2] . Op basis van dit dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte als bestuurder van de vluchtauto de opzet had dan wel voorwaardelijk opzet had verbalisant [slachtoffer 2] aan te rijden. Verdachte wordt van dit feit vrijgesproken.
4.4.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster [slachtoffer 1]
De verdediging heeft aangevoerd dat aangeefster [slachtoffer 1] niet consistent heeft verklaard over het wapen en dat zij, gezien het feit dat ze een bril en een gehoorapparaat draagt, mogelijk een en ander niet goed heeft gehoord en gezien. De rechtbank verwerpt dit verweer nu zij van oordeel is dat aangeefster [slachtoffer 1] juist wel consistent is geweest over de bedreiging met een wapen en het feit dat de dader met het wapen degene was die heeft gezegd dat er zou worden geschoten als zij de politie zou bellen. Zij heeft dat in haar 112-melding de bewuste nacht direct meegedeeld en het daarna herhaald in haar verklaring bij de politie en bij de rechter-commissaris belast met strafzaken van deze rechtbank (hierna: rechter-commissaris). Dat de exacte bewoordingen niet geheel overeenkomen doet daar niet aan af. De rechtbank gebruikt dan ook de verklaringen van mevrouw [slachtoffer 1] voor het bewijs.
4.5.
Redengevende feiten en omstandigheden feit 1 [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 26 april 2016 belt mevrouw [slachtoffer 1] omstreeks 04.33 uur met de 112-spoedlijn. Drie personen hebben ingebroken in haar woning aan de [straat] te Wormer, het huis op de hoek van de weg naar de sporthal. Ze hebben een doosje sieraden meegenomen en ze hebben haar ook om geld gevraagd. Twee daders stonden met een doek voor hun gezicht bij haar bed en trokken de dekens van haar af. De daders hadden een zilverkleurig pistool en een zaklamp bij zich. Toen [slachtoffer 1] aangaf de politie te zullen bellen zei een van de daders: ‘als u belt, dan schiet ik’. [2]
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van de woningoverval. Zij was rond 03.00 uur wakker geworden. Op een gegeven moment voelde ze dat de dekens van haar werden afgetrokken en zag zij twee personen naast haar bed staan. De persoon aan de linkerzijde van haar bed had een pistool met een glimmende, zilverkleurige loop in zijn hand en hield dat vlak onder haar gezicht. [3] De loop van het wapen was iets groter dan een balpen. Alleen de loop was zichtbaar, de rest van het wapen was bedekt met een doek of “iets los” over de arm van die persoon. [4] De andere persoon, aan de rechterzijde van haar bed, had een zaklamp en scheen daarmee in haar gezicht. De persoon met het pistool deed het woord en vroeg waar geld en sieraden waren. Hij zei dat hij zou schieten als [slachtoffer 1] de politie zou bellen. De daders hadden een doek voor hun mond, waardoor alleen hun ogen zichtbaar waren. Toen de daders weggingen, zag [slachtoffer 1] nog een schim op de overloop, die achter de daders naar beneden ging. [slachtoffer 1] heeft nog enige tijd gewacht voordat ze de politie belde omdat een van de daders had gezegd dat hij dan zou schieten. Ze was bang dat de daders er nog waren. De daders hebben haar zwarte handtas en alle vorken en een aantal lepels en messen van het tafelzilver uit de woonkamer en een doosje met zilver en bijouterie vanaf het nachtkastje meegenomen. [5]
In de woonkamer staan meerdere lades van kasten open. In de slaapkamer, een tweede slaapkamer en op de overloop liggen spullen verspreid op de vloer. In een derde slaapkamer staat de kledingkast open en ook daar liggen spullen over de vloer. [6]
In verband met een melding poging inbraak op de [straat 2] te Wormer op 26 april 2016 omstreeks 03.55 uur nemen verbalisanten [H.] en [V,] positie in op de kruising Spatterstraat en Rietvinkkade te Wormer. Zij zien vervolgens dat drie personen de Spatterstraat oversteken en naar de parkeerplaats van de sporthal/tennisbaan rennen. Vervolgens rijdt een auto, een Seat Arosa met kenteken [kenteken] , met gedoofde koplampen en met grote snelheid langs de verbalisanten. De achtervolging wordt ingezet, waarbij meerdere eenheden zich aansluiten. [7] Aan de passagierszijde van het voertuig worden op de Moriaanstraat meerdere malen glimmende voorwerpen en één op een breekijzer gelijkend voorwerp uit het raam gegooid. De passagier steekt meerdere malen zijn been (met effen blauwe trainingsbroek) uit de passagiersdeur aan de rechterzijde van het voertuig, kennelijk met de bedoeling om uit het voertuig te springen. Om dit te beletten, gaat verbalisant [D.] dichter achter het voertuig rijden. Er wordt een zwarte handschoen uit het raam aan de linkerzijde van het voertuig gegooid. Op de Noordweg brengt verbalisant [slachtoffer 2] zijn voertuig voor de vluchtauto tot stilstand, waardoor de Seat het talud afrijdt en onderaan het talud in een aldaar gelegen sloot tot stilstand komt. De beide deuren van de tweedeurs Seat worden geopend, en aan beide zijden stapt één persoon uit. Beiden personen rennen weg in de richting van de Veerdijk. Een derde persoon, die aan de passagierskant uit het voertuig stapt, wordt direct aangehouden. [8] Het blijkt te gaan om medeverdachte [medeverdachte 1] . [9] Verbalisant [slachtoffer 2] zet de achtervolging in op de twee, richting de Veerdijk, vluchtende personen. Eén van de verdachten gaat op de grond liggen als [slachtoffer 2] roept ‘staan blijven, of de hond wordt ingezet’. [10] Het blijkt te gaan om verdachte. [11] De diensthond pakt het spoor van de derde verdachte op. Onder een van de boten bij het 200 meter verder gelegen botenhuis wordt de derde verdachte aangetroffen die, nadat hij eerst nog aanstalten maakte om te vluchten, met behulp van de diensthond wordt staande en aangehouden. [12] De bij het botenhuis aangehouden verdachte, gekleed in een blauwe trainingsbroek, is medeverdachte [medeverdachte 2] . [13] In de vluchtauto worden onder meer zwarte handschoenen, een schroevendraaier, een sjaal en een paar Nike schoenen aangetroffen. [14]
Op de Moriaanstraat worden een breekijzer, een zwarte lederen damestas, zilverkleurig bestek, verschillende soorten sieraden en een houten doosje aangetroffen. [15] [slachtoffer 1] herkent meerdere goederen als haar eigendom (bestek, een kistje met metalen opdruk, horloges, oorbellen, broches, ketting met medaillon, kettingen, armbanden en een ring). [16] Ook de zwarte handtas wordt door de dochter van [slachtoffer 1] herkend als de tas van haar moeder. [17]
Aan de woning worden kozijnschades geconstateerd op de sluitzijde van het raam aan de voorzijde en aan de onderzijde van het draairaam. [18] Uit onderzoek blijkt dat de kozijnschade op de sluitzijde van het raam aan de voorzijde van de woning is veroorzaakt met de schroevendraaier, die in de vluchtauto is aangetroffen en dat de kozijnschade aan de onderzijde van het draairaam is veroorzaakt met het breekijzer, dat tijdens de vlucht uit de Seat Arosa is gegooid. [19] Aan de woning zijn verder geen sporen van braak zichtbaar. Bij nader onderzoek blijkt echter dat aan de buitenzijde bij de achterdeur een kastje heeft gehangen met daarin de sleutel van de thuiszorg. [20]
Verdachte heeft bekend dat hij met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de woning van [slachtoffer 1] is geweest, waarbij gebruik is gemaakt van de sleutel uit het kastje van de thuiszorg. [21] Verdachte heeft ook bekend dat hij een van de personen is geweest, die in de slaapkamer van [slachtoffer 1] is geweest. [22]
4.6.
Bewijsoverweging
Unus testis
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft ingebroken in de woning van aangeefster [slachtoffer 1] . Aangeefster [slachtoffer 1] is daarbij bedreigd met een vuurwapen dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en met de woorden dat er zou worden geschoten als [slachtoffer 1] de politie zou bellen. Uit de tijdslijn blijkt dat aangeefster [slachtoffer 1] ook daadwerkelijk enige tijd heeft gewacht ná de inbraak alvorens de politie te bellen. Zij belde namelijk om 04.33 uur het alarmnummer, terwijl verdachten al rond 04.00 uur werden gesignaleerd toen zij naar de auto renden. In dit tijdsverloop ziet de rechtbank een ondersteuning van de bedreiging, waarmee het beroep van de raadsman op artikel 342 lid 2 Sv wordt verworpen.
Bedreiging met een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
Uit het dossier blijkt niet dat een vuurwapen bij verdachten of in de buurt van de woning van aangeefster [slachtoffer 1] is aangetroffen. Derhalve is niet vast te stellen of het daadwerkelijk om een vuurwapen ging of om een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Wel kan worden bewezen dat het slachtoffer is bedreigd met een voorwerp met een glimmende loop, iets groter dan een balpen, waarbij een deel van het voorwerp met een doek was afgeschermd. Het voorwerp werd vastgehouden op een manier alsof het om een vuurwapen ging. Die bedreiging werd zeer serieus genomen gezien het feit dat aangeefster [slachtoffer 1] nog een tijd heeft gewacht alvorens zij de politie belde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onderdeel bedreiging met geweld met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Medeplegen
Verdachten hebben zich in eerste instantie hoofdzakelijk beroepen op hun zwijgrecht en, nadat het dossier was verstrekt, verklaringen afgelegd waarbij het overgrote deel van de handelingen in de schoenen van de onbekende vierde dader is geschoven en medeverdachte [medeverdachte 2] buiten schot is gehouden. De rechtbank is echter van oordeel dat in het dossier voldoende aanwijzingen zijn dat er sprake was van een vooropgezet plan. De verklaringen over het eerste contact tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] zijn niet hetzelfde. Verdachte heeft ter zitting van 15 december 2016 verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gebeld. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft tijdens zijn verhoor op 8 september 2016 verklaard dat ze met een grote groep jongens in Almere waren en dat verdachte ( [naam] ) hem op een gegeven moment vroeg of hij hem een lift naar Wormer wilde geven. Verdachten zijn gezamenlijk in de auto van medeverdachte [medeverdachte 2] uit Almere vertrokken. Volgens [medeverdachte 2] ging verdachte zijn vader in Wormer bezoeken terwijl verdachte heeft verklaard dat hij geld ging ophalen bij een kennis. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij werd meegevraagd door verdachte omdat deze iets moest doen in Wormer. In de auto zou niet zijn gesproken over het doel van de reis, maar alleen over vakanties etc. Verdachte heeft verklaard dat – toen hij het geld niet kreeg van de kennis – spontaan zijn besloten om in te breken in een woning. Opmerkelijk is dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] een dubbele broek droegen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit wordt gedaan om van signalement te kunnen wisselen. Als was het die nacht redelijk koud voor de tijd van het jaar dan nog acht de rechtbank dit geen aannemelijke uitleg voor het dragen van een dubbele broek, zeker nu verdachten een rit met de auto gingen maken. Voorts is het opmerkelijk dat geen van de verdachten een mobiele telefoon bij zich had, zeker in de huidige tijd en gelet op het feit dat zij op weg waren naar een afspraak met een persoon om geld op te halen. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij wel een telefoon bij zich had maar dat deze onderweg stuk is gegaan en bij de crash in het water is beland, acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig. Bovendien heeft verdachte in zijn verklaring bij de politie op 26 april 2016 anders verklaard over het ontbreken van zijn telefoon. Gelet op al het voorgaande concludeert de rechtbank van oordeel dat verdachten met een vooropgezet plan uit Almere zijn vertrokken om een woningoverval in Wormer te plegen.
Partiële vrijspraak geweld
De rechtbank acht niet bewezen dat de diefstal is vergezeld van of gevolgd met geweld zodat verdachte van dat onderdeel uit de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Vierde dader
De rechtbank sluit niet uit dat er, gezien het aangetroffen schoenspoor in de badkamer, nog een vierde verdachte in de woning is geweest. Hoewel verdachten goed waren voorbereid op de woninginbraak (zo werden er dubbele broeken gedragen en hadden zij geen mobiele telefoon bij zich), is niet gebleken dat zij allen ook nog een extra paar schoenen mee hadden. Naast de Nikes in de achterbak van de Seat, waarvan het profiel geen match vormde met het schoenspoor in de badkamer van de woning van aangeefster [slachtoffer 1] , is niet gebleken dat er schoenen van verdachten in de omgeving van de [straat] te Wormer zijn aangetroffen. Om die reden acht de rechtbank het mogelijk dat er een vierde dader in de woning is geweest.
Verklaring verdachte tijdens verhoor bij de rechter-commissaris op 29 april 2016
De rechtbank acht de door verdachte op 29 april 2016 afgelegde verklaring bij de rechter-commissaris van gewicht. Verdachte geeft dan voor het eerst openheid van zaken en verklaart dat de verdenking klopt. Hij verklaart dat het de bedoeling was dat zij zouden gaan inbreken maar dat hij niet wist dat die mevrouw thuis was. Hij was in de woning met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Verdachte verklaart ook - uit zichzelf - niet eerder met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te hebben ingebroken. Ten aanzien van het feit dat verdachte nadien - namelijk vijf dagen later - deze verklaring heeft herroepen en heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 1] en een vierde persoon in de woning is geweest en [medeverdachte 2] buiten is gebleven overweegt de rechtbank als volgt. De verklaring van 29 april 2016 is aan verdachte voorgelezen en door hem ondertekend. Een vergissing, dat verdachte zou hebben begrepen dat hem gevraagd werd met wie hij was
aangetroffenin plaats van met wie hij had
ingebroken,lijkt daarmee uitgesloten. Er wordt namelijk duidelijk gerelateerd aan inbraken. Bovendien ligt de vraag met wie verdachte is aangehouden niet voor de hand, nu die vraag niet relevant is voor de verdenking en reeds duidelijk was met wie verdachte was aangehouden. De rechtbank houdt verdachte dan ook aan de op 29 april 2016 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring en gebruikt die voor het bewijs.
4.7.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij, tezamen en in vereniging met anderen, op 26 april 2016 te Wormer, gemeente Wormerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [straat] heeft weggenomen een handtas met inhoud en sieraden/bijouterie en een hoeveelheid tafelzilver, toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die handtas en sieraden en dat tafelzilver onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak (immers hebben verdachte en zijn mededaders het sleutelkastje waarin de sleutel van de woning hing ten behoeve van de thuiszorg geforceerd) en door gebruikmaking van een valse sleutel (namelijk de huissleutel uit dat sleutelkastje), welke diefstal werd vergezeld van en gevolgd door bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en zijn mededader naar de slaapkamer van die [slachtoffer 1] zijn gegaan (waar zij op dat moment lag te slapen) en de dekens van die [slachtoffer 1] hebben afgetrokken en die [slachtoffer 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond en dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp op die [slachtoffer 1] hebben gericht en tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij zou schieten toen die [slachtoffer 1] aangaf de politie te zullen bellen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
diefstal vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en valse sleutels.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 20 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 17 oktober 2016, te weten een meldplicht, behandelverplichting (ambulant), opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod en andere voorwaarden het gedrag betreffende.
7.2.
Standpunt van de verdediging
Onder verwijzing naar jurisprudentie heeft de raadsman aangevoerd dat de eis van de officier van justitie bijzonder hoog is. De raadsman verzoekt verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en refereert zich aan de duur van een voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf. Verdachte heeft hulp nodig en kan zich vinden in de in het reclasseringsrapport gestelde voorwaarden.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is samen met medeverdachten in de nachtelijke uren naar de woning gegaan van een op dat moment 91-jarige vrouw. De daders hebben het kastje van de thuiszorg opengebroken, zijn met de aldaar gevonden sleutel de woning binnengegaan en hebben de woning doorzocht. In de slaapkamer werd de bejaarde dame aangetroffen. De dekens werden van haar afgetrokken en zij is bedreigd met een op een wapen gelijkend voorwerp en er is gezegd dat ze zouden schieten als ze de politie zou bellen. Er zijn sieraden, tafelzilver en een tas uit de woning meegenomen. De overval heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren en is voor het slachtoffer zeer beangstigend geweest. Verdachten hebben door hun handelen geen enkel respect voor andermans spullen en voor de geestelijke integriteit van het slachtoffer getoond. Het hoogbejaarde slachtoffer is in haar eigen woning overvallen, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Verdachten hebben bij hun handelen enkel hun eigen financieel gewin voor ogen gehad. De rechtbank rekent verdachte en zijn mededaders dit feit des te meer aan nu het ging om een hulpbehoevend persoon. Door het aanwezig zijn van het kastje van de thuiszorg, waaruit thuiszorgmedewerkers met een code de sleutel van de woning kunnen krijgen, hadden verdachte en zijn mededaders kunnen weten dat er een kwetsbaar persoon in de woning verbleef. Dit soort laaghartige misdrijven roepen niet alleen bij het slachtoffer, maar ook bij familie en in de samenleving gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid op.
De psychische gevolgen van het handelen van de daders, zoals onder meer uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring en de door de dochter van het slachtoffer ter terechtzitting afgelegde verklaring is gebleken, zijn groot geweest. Het slachtoffer heeft inmiddels haar vertrouwde woning moeten verlaten, kan niet meer zelfstandig wonen en verblijft in een verpleegtehuis, waar ze medicijnen krijgt in verband met een zware depressie.
Gezien de aard en de ernst van het gepleegde feit acht de rechtbank een gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats.
Uit het strafblad van verdachte blijkt, dat hij eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een vermogensdelict te plegen.
Voor het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. In deze zaak is sprake van een woningoverval met bedreiging met geweld en wordt als uitgangspunt een gevangenisstraf van drie jaren genomen. De rechtbank zal die straf enigszins matigen nu er geen sprake is van fysiek letsel.
Het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 17 oktober 2016 en opgesteld door mevrouw [naam] , als reclasseringsmedewerker verbonden aan Reclassering Nederland te Lelystad, vermeldt onder meer het volgende:
Betrokkene kwam in de periode 2010 tot en met 2014 meerdere malen met politie en justitie in aanraking wegens hoofdzakelijk vermogensdelicten. Na 2014 heeft betrokkene te kennen getracht te hebben zijn leven positief te veranderen middels het inschakelen van hulp via de gemeente. Betrokkene zou op deze wijze een inkomen, een huis en een dagbesteding middels een leer/werk traject hebben verkregen. Wegens opgebouwde schulden bij kennissen voorafgaande aan de toekenning van zijn uitkering en de druk om af te lossen, zou betrokkene echter weer gekomen zijn tot het plegen van vermogenscriminaliteit, hetgeen heeft geleid tot verlies van de opgebouwde protectieve factoren. Hoewel betrokkene te kennen geeft dat hij voorgaande na preventieve hechtenis en mogelijk detentie opnieuw zelfstandig kan opbouwen, is de reclassering van mening dat ondersteuning geïndiceerd is. Hierbij dienen zowel op praktisch gebied (wonen, werk, financiën) alsmede op de persoonlijkheidsstructuur interventies ingezet te worden, om op lange termijn te kunnen komen tot gedragsverandering. Betrokkene heeft te kennen gegeven in beginsel niet negatief tegenover hulp te staan, mits dit voor hem als toegevoegde waarde gezien wordt.
Advies: een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met als bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht
  • meewerken aan diagnostiek en behandelverplichting / ambulante behandeling De Waag of soortgelijke instelling
  • opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang
  • contactverbod met mededaders
  • andere voorwaarden het gedrag betreffende (meewerken aan maatschappelijke dienstverlening en/of scholing).
Hoewel verdachte hulp nodig heeft om zijn leven na de detentie weer op de rit te krijgen, is de rechtbank van oordeel dat het thans opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden daartoe niet het meest geschikte middel is. Gezien de duur van de detentie die aan verdachte wordt opgelegd en de jonge leeftijd van verdachte kunnen omstandigheden veranderen en eventuele opgelegde bijzondere voorwaarden niet meer op de dan geldende situatie van verdachte toepasbaar zijn. De rechtbank kiest er daarom voor om thans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat verdachte in het kader van de Voorwaardelijke Invrijheidstelling voorwaarden kunnen worden opgelegd, die aansluiten bij zijn op dat moment geldende persoonlijke omstandigheden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij mevrouw
[slachtoffer 1], p/a mevrouw [dochter slachtoffer 1] , [adres] , heeft een vordering tot schadevergoeding van € 15.500,- ingediend tegen verdachte wegens materiële (€ 14.300,-) en immateriële (€ 1.200,-) schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit weggenomen goederen, die niet door de verzekering zijn vergoed.
De officier van justitie heeft verzocht de gehele vordering toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaring in het verzoek om vergoeding van de materiële schade wegens onvoldoende onderbouwing van het schadebedrag. Ten aanzien van het verzoek om vergoeding van de immateriële schade refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Materiële schade
De materiële schade is onderbouwd met een e-mailbericht van schade-expert Brava Expertise d.d. 31 mei 2016. In dat bericht wordt een totaalbedrag van € 19.300,- genoemd als waarde van de sieraden, waarvan een bedrag van € 5.000,- door de verzekeringsmaatschappij wordt vergoed. Er is geen gedetailleerde beschrijving van de sieraden en de waarde die aan elk sieraad wordt verbonden. Met de raadsman is de rechtbank derhalve van oordeel dat de materiële schade onvoldoende is onderbouwd.
Nu uit de beschikbare stukken geen exacte bedragen naar voren komen, zal de rechtbank gebruik maken van haar bevoegdheid de omvang van de schade te schatten nu deze niet met nauwkeurigheid kan worden vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een geschat bedrag van € 5.000,- voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte en zijn mededaders gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem en zijn mededaders als gevolg van hun handelen kan worden toegerekend. De rechtbank zal de materiële schade voor genoemd bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de vordering aan materiële schade voor het overige niet ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.200,- komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
hoofdelijk
Het totaalbedrag aan schadevergoeding bedraagt € 6.200,-. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal in vereniging met braak en met bedreiging met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.7. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 4.7. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1], p/a mevrouw [dochter slachtoffer 1] , [adres] geleden schade tot een bedrag van
€ 6.200,- (zegge: zesduizend en tweehonderd euro), bestaande uit een geschat bedrag van € 5.000,- voor de materiële en een bedrag van € 1.200,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 1], p/a mevrouw [dochter slachtoffer 1] , [adres] , de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.200,- (zegge: zesduizend tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
66 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.A.M. van Dijk, voorzitter,
mr. A.E. Patijn en mr. M.E. Fortuin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 december 2016.
Mr. Fortuin en mr. Van der Meij zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.P-v bevindingen 112-melding, p. 47 t/m 49.
3.P-v aangifte [slachtoffer 1] , p. 123 t/m 125.
4.P-v verhoor getuige [slachtoffer 1] door de rechter-commissaris op 23 november 2016, separaat, pag. 3.
5.P-v aangifte [slachtoffer 1] , p. 124 t/m 126.
6.P-v bevindingen, p. 51.
7.P-v bevindingen, p. 31.
8.P-v bevindingen, p. 33 en 34.
9.P-v bevindingen, p. 42.
10.P-v bevindingen, p. 38 en 39.
11.P-v bevindingen, p. 46.
12.P-v bevindingen, p. 39 en 40.
13.P-v relaas, p. 7.
14.P-v bevindingen, p. 83.
15.P-v bevindingen, p. 35.
16.P-v bevindingen, p. 182 t/m 195.
17.P-v bevindingen aangetroffen tas, p. 206 en 207.
18.P-v bevindingen, p. 59 en 60.
19.P-v werktuigsporenonderzoek, p. 110 en 111.
20.P-v bevindingen OVDR, p. 54.
21.Verklaring van verdachte bij de recht-commissaris op 29 april 2016, persoonsdossier verdachte p. 35.
22.Verklaring van verdachte, als getuige afgelegd in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 2] , ten overstaan van de rechter-commissaris op 13 oktober 2016, separaat, pag. 3