Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Inleiding
4.Bewijs
aangetroffenin plaats van met wie hij had
ingebroken,lijkt daarmee uitgesloten. Er wordt namelijk duidelijk gerelateerd aan inbraken. Bovendien ligt de vraag met wie verdachte is aangehouden niet voor de hand, nu die vraag niet relevant is voor de verdenking en reeds duidelijk was met wie verdachte was aangehouden. De rechtbank houdt verdachte dan ook aan de op 29 april 2016 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring en gebruikt die voor het bewijs.
5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
6.Strafbaarheid van verdachte
7.Motivering van de sanctie
- meldplicht
- meewerken aan diagnostiek en behandelverplichting / ambulante behandeling De Waag of soortgelijke instelling
- opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang
- contactverbod met mededaders
- andere voorwaarden het gedrag betreffende (meewerken aan maatschappelijke dienstverlening en/of scholing).
8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1], p/a mevrouw [dochter slachtoffer 1] , [adres] , heeft een vordering tot schadevergoeding van € 15.500,- ingediend tegen verdachte wegens materiële (€ 14.300,-) en immateriële (€ 1.200,-) schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit weggenomen goederen, die niet door de verzekering zijn vergoed.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
30 (dertig) maanden.
[slachtoffer 1], p/a mevrouw [dochter slachtoffer 1] , [adres] geleden schade tot een bedrag van
€ 6.200,- (zegge: zesduizend en tweehonderd euro), bestaande uit een geschat bedrag van € 5.000,- voor de materiële en een bedrag van € 1.200,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer 1], p/a mevrouw [dochter slachtoffer 1] , [adres] , de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.200,- (zegge: zesduizend tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
66 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.