In de avond en nacht van 22 en 23 augustus 2015 geven [wettelijk vertegenwoordigers], ouders van [slachtoffer 2] (12 jaar), [naam] (10 jaar) en [naam] (7 jaar), een verjaardagsfeest in hun woning aan de [adres] te Zwaanshoek. Onder meer aanwezig zijn [wettelijk vertegenwoordiger] met zijn dochter [slachtoffer 1] (8 jaar) en verdachte. Verdachte is al dertig jaar bevriend met [wettelijk vertegenwoordiger] en een zeer goede vriend van de familie. Rond 23:00 uur zijn alle gasten weg, behalve [wettelijk vertegenwoordiger] met zijn dochter (die blijven logeren) en verdachte. Rond 23.30 uur worden de vier kinderen naar bed gebracht. [slachtoffer 2] en [naam] slapen op de kamer van [naam]. [naam] en [slachtoffer 1] slapen op de kamer van [naam]. [wettelijk vertegenwoordiger] gaat rond 3:00 uur naar bed. [andere wettelijk vertegenwoordiger] blijft buiten praten met [wettelijk vertegenwoordiger] en verdachte. Op enig moment zegt verdachte dat hij even naar de wc gaat. Hij blijft erg lang weg. [wettelijk vertegenwoordiger] heeft zeker nog twee sigaretten gerookt. [wettelijk vertegenwoordiger] en [wettelijk vertegenwoordiger] denken op dat moment dat verdachte zich niet lekker voelt door de drank en misschien moet overgeven. Op een gegeven moment gaan [wettelijk vertegenwoordiger] en [wettelijk vertegenwoordiger] naar binnen en dan komt verdachte de trap aflopen. Hij zegt dat hij, toen hij uit de wc kwam, boven wat gestommel hoorde en dat het [slachtoffer 1] was, die aan het plassen was en dat hij haar heeft geholpen. Nadat verdachte is weggegaan, gaan [wettelijk vertegenwoordiger] en [wettelijk vertegenwoordiger] naar boven om te slapen. [wettelijk vertegenwoordiger] doet zachtjes de deur van de slaapkamer open van [naam] en ziet dat [slachtoffer 1] klaarwakker is en haar aankijkt. De volgende ochtend (23 augustus 2015) vraagt [wettelijk vertegenwoordiger] aan [slachtoffer 2] en [naam] of zij lekker hebben geslapen. [slachtoffer 2] kijkt erg bedroefd en zegt dat zij zich niet lekker voelt en buikpijn heeft. Ook zegt zij: “Jullie mogen [voornaam verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) nooit meer uitnodigen”. Als [wettelijk vertegenwoordiger] daarop vraagt wat er is gebeurd, zegt [slachtoffer 2]: “[voornaam verdachte] heeft aan mij gezeten. Ik sliep en hij heeft aan mijn borst gezeten”. Vervolgens doet [slachtoffer 2] voor hoe verdachte met één hand in haar borst kneep. [wettelijk vertegenwoordiger] ziet dat zij met haar hele hand over haar borst pakt. [slachtoffer 2] zegt vervolgens: “Hij heeft ook aan mij gezeten. Ik heb gezegd dat hij moest oprotten en ik heb hem weggeduwd. Hij heeft ook aan mijn billen gezeten en ik heb hem ook nog geschopt.”
[slachtoffer 2] verklaart (onder meer) dat zij ’s nachts wakker was geworden omdat [voornaam verdachte] in haar borst kneep. Daarna ging verdachte met zijn hand in haar slaapzak in haar broekje, waarna zij hem wegduwde en schopte. Ze staat op en zegt heel hard dat hij moet oprotten. Verdachte heeft daarna, toen [slachtoffer 2] weer was gaan liggen, met haar rug naar hem toe, ook nog aan het oor van [slachtoffer 2] gelikt. Verdachte is vervolgens weggegaan en [slachtoffer 2] hoort de kamerdeur van [naam] opengaan. [slachtoffer 2] is vervolgens achter haar broertje [naam] in het boomhutbed gaan liggen, omdat zij bang was. Verdachte is vervolgens teruggekomen naar de kamer van [naam] en [slachtoffer 2]. Verdachte is daarna nog twee keer de kamer binnengekomen en zegt dan tegen haar broertje, die wakker was geworden, ‘slaap lekker’.
[slachtoffer 1] vertelt de volgende ochtend aan [wettelijk vertegenwoordiger] dat verdachte erbij heeft staan kijken, toen zij moest plassen. Dat vond zij helemaal niet fijn en toen kon zij niet meer plassen. [slachtoffer 1] vertelt desgevraagd ook dat verdachte aan haar heeft gezeten en begint hard te huilen. [slachtoffer 1] zegt dat verdachte zijn vinger in zijn mond heeft gestoken en haar “hier” heeft aangeraakt. Zij wijst daarbij op haar vagina. Als haar vader er even later ook bij is, vertelt [slachtoffer 1] dat verdachte naast haar is komen liggen, dat hij tussendoor steeds zijn vingers in zijn mond heeft gedaan en dan weer aan haar heeft gezeten. [slachtoffer 1] wijst daarbij op haar vagina.
Op 22 september 2015 wordt [slachtoffer 1] in een kindvriendelijke studio door de politie als getuige gehoord. Zij verklaart dat ze in de nacht van 23 augustus 2015 naar de wc moest en dat verdachte mee ging. Dit vond [slachtoffer 1] raar en naar de wc gaan lukte niet waar verdachte bij was. Terug op bed kwam verdachte bij haar zitten, stak zijn vinger in zijn mond en raakte vervolgens daarmee haar kruis aan. [slachtoffer 1] zei dat hij moest stoppen, omdat ze het niet leuk vond, maar hij bleef doorgaan. Op enig moment ging verdachte naar beneden en bleef even op de trap staan. [slachtoffer 1] ging opnieuw naar de wc. Toen kwam verdachte weer boven en ging [slachtoffer 1] weer snel naar bed. Vervolgens ging verdachte naar de kamer van [slachtoffer 2] (en [naam]) en toen ging hij weer naar [slachtoffer 1]’s kamer en hetzelfde doen. Daarna ging hij echt weg. Toen het gebeurde was [slachtoffer 1] verstijfd van angst. Verdachte zat met één vinger aan haar vagina, de wijsvinger van zijn rechterhand. Verdachte deed haar onderbroek wat naar beneden. [slachtoffer 1] lag onder een deken. [slachtoffer 1] wilde op haar zij gaan liggen, maar verdachte zei dat zij op haar rug moest gaan liggen. [slachtoffer 1] zei: “Stop, ik vind het niet leuk”. Verdachte had scherpe nagels, dus het deed wel een beetje pijn. [slachtoffer 1] wijst vluchtig aan dat dit in de omgeving van haar kruis was. De verbalisant zegt: “daar bij je vagina”. [slachtoffer 1] zegt: “ja”. [slachtoffer 1] wijst aan op een nagebootste vagina (met de hand van de verbalisant) waar het pijn deed. De verbalisant zegt: “daar een beetje aan de buitenkant”. [slachtoffer 1] zegt: “ja daar, maar ook een heel klein beetje d’r binnen”. Daar is het twee keer gebeurd. [slachtoffer 1] heeft ’s-nachts gehoord dat [slachtoffer 2] iets met “ophouden” of zo zei.
Als [slachtoffer 1] de volgende dag (23 augustus 2015) haar moeder ([wettelijk vertegenwoordiger]) ziet, vertelt zij aan haar dat verdachte haar “daar” heeft aangeraakt. Ze wijst naar haar vagina. [slachtoffer 1] begint op de terugweg naar huis in de auto meteen te praten; ze vertelt alles uit zichzelf. Ze zegt dat hij bij haar is geweest, naast haar op bed heeft gelegen, met zijn vinger in haar vagina is geweest. Ze zegt dat hij steeds zijn vinger in zijn mond deed en dan weer in haar vagina ging. Ze zegt ook dat het pijn deed, want hij had lange nagels. Ze praat er twee dagen constant over. Steeds komt er wel iets tussen de dagelijkse dingen door. Bijvoorbeeld: we gingen douchen. Ze wilde absoluut niet haar vagina wassen. Ze wilde er niet aankomen omdat hij daar ook aan had gezeten. [slachtoffer 1] zegt ook dat ze pijn heeft bij het plassen, omdat verdachte haar pijn had gedaan met zijn nagel. Dit heeft één dag geduurd.
[wettelijk vertegenwoordiger] stuurt verdachte op 23 augustus 2015 om 10.45 uur een sms-bericht met de vraag of verdachte enig benul heeft van wat hij heeft aangericht. Verdachte stuurt om 12.57 uur een sms-bericht terug dat hij met zichzelf in de knoop zit en dat hij baalt dat hij het vertrouwen heeft geschaad. [wettelijk vertegenwoordiger] stuurt hem vervolgens een sms-bericht dat hij via sms in detail kan uitleggen wat er bij [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [naam] is gebeurd. Hierop antwoordt verdachte: “Alleen [slachtoffer 1]”.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich kan herinneren dat hij [slachtoffer 1] tussen de benen heeft gevoeld en dat hij op de slaapkamer van [naam] (en [slachtoffer 2]) is geweest en dat hij toen [naam] rechtop in bed heeft zien zitten. De ten laste gelegde feiten zouden kunnen zijn gebeurd, zo heeft hij ter zitting verklaard.
Aan de binnenkant van [slachtoffer 1]’s onderbroek wordt DNA (uit speeksel) van verdachte aangetroffen.