ECLI:NL:RBNHO:2016:11205

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2016
Publicatiedatum
1 februari 2017
Zaaknummer
15/720062-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanranding van de lichamelijke integriteit van een slapende vrouw op Schiphol

Op 8 december 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich op de luchthaven Schiphol schuldig heeft gemaakt aan de aanranding van een jonge vrouw. De feiten vonden plaats in de nacht van 12 op 13 augustus 2015, toen de vrouw, die op een bankje lag te slapen, werd betast door de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ondanks het verweer van de verdachte dat er geen sprake was van ontuchtige handelingen, concludeerde de rechtbank op basis van de getuigenverklaringen en camerabeelden dat de verdachte op een semipublieke plaats handelingen heeft verricht die als ontuchtig moeten worden gekwalificeerd. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de vrouw heeft gedwongen tot het dulden van deze handelingen, en sprak hem schuldig aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan diagnostisch onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/720062-15 (P)
Uitspraakdatum: 8 december 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 november 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Ethiopië),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. B.K.M. Fritz, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 augustus 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en die ontuchtelijke handeling(en) hierin dat verdachte:
- gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd naast die [slachtoffer] op een bankje is gaan zitten, terwijl die [slachtoffer] zich in slapende toestand bevond en/of dopjes in haar oren had, en/of
- ( vervolgens) een jas en/of kledingstuk (gedeeltelijk) over die [slachtoffer] heeft gelegd en/of (vervolgens) zijn arm en/of hoofd op het lichaam van die [slachtoffer] heeft gelegd, en/of
- ( vervolgens) (onverhoeds) zijn hand onder de jas en/of het kledingstuk heeft gebracht en/of
- ( vervolgens) (meermalen) (onverhoeds) de linkerzijde van het lichaam en/of een bil en/of de buik en/of de rug en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] (over de kleding) heeft betast en/of gestreeld en/of erover heeft gewreven, terwijl die [slachtoffer] zich in slapende en/of ontwakende toestand, althans niet in alerte toestand, bevond en/of
- die [slachtoffer] naar zich toen heeft getrokken en/of heeft bewogen en/of een arm om de nek van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of (vervolgens) (onverhoeds) het hoofd van de [slachtoffer] richting zijn kruis heeft getrokken/bewogen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring het ten laste gelegde feit, met uitzondering van hetgeen onder het laatste gedachtestreepje is opgenomen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte van het tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken. Primair omdat verdachte geen opzet had op het plegen van ontucht, noch in voorwaardelijke noch in onvoorwaardelijke zin. Subsidiair omdat er geen bewijs is van het benaderen van de schaamstreek van aangeefster en juist dit aspect objectief gesproken als ontucht kan worden aangemerkt; wat betreft de andere handelingen is de seksuele lading niet aan de orde geweest, zodat die handelingen – voor zover die al kunnen worden bewezen – geen strafbaar feit in de zin van artikel 246 Wetboek van Strafrecht opleveren.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen:
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 24 augustus 2015
(dossierpagina’s 13-19). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de door aangeefster ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
Ik kwam in de nacht van 12 augustus op 13 augustus 2015 om 00:30 uur aan in aankomsthal 3 op Schiphol. Ik zou om 6:30 uur naar Venetië vliegen. Ik zocht een slaapplek. Ik ben eerst op de grond gaan liggen en toen kwam er een plek vrij op een bankje en ben ik daar gaan liggen. Ik had oordopjes in, omdat ik dan niet veel hoorde. Ik heb vooral gedoezeld maar ook een moment gehad waarop ik echt sliep. Je slaapt eigenlijk de hele tijd half.
Op een gegeven moment voelde ik iets bij mijn voeten. Ik heb mijn benen ingetrokken, zodat die persoon kon gaan zitten. Op een gegeven moment legde hij zijn jas over mij heen. Ik dacht dat het wel oké was, want het was best koud.
Ik voelde op een gegeven moment dat hij met een hand onder de jas op mijn linkerzijde kwam.
De verbalisant noteert de opmerking: aangeefster wijst met haar hand de plek aan waar verdachte zijn hand had. Dit is de linker zijde net boven haar heup.
Vervolgens is aangeefster weer aan het woord.Ik voelde dat zijn hand over mijn gehele linkerzijde ging, van boven mijn heup tot aan mijn bh-band. Ik schudde met mijn lichaam omdat ik voelde dat zijn hand over mijn buik ging. Vervolgens ging hij nogmaals op dezelfde manier verder. Hij wreef met zijn hand over mijn linkerzijde. Hij ging alleen nu verder. Hij ging met zijn hand naar mijn buik en over mijn linker bil met een soort van halve boogjes. Op mijn zij maakte hij op en neer wrijvende bewegingen. Ik denk dat ik toen wakker was. Ik was helemaal verstijfd. Het duurde tot het moment dat ik het idee had dat hij de bedoeling had om met zijn hand naar mijn schaamstreek te gaan. Ik bedoel daarmee dat hij eerst over mijn buik ging en daarna naar het midden tussen mijn benen, het gebied waar mijn schaamhaar groeit. Hij week hiermee af van wat hij daarvoor had gedaan. Hij week af van dat gedeelte. Dat kwam doordat hij eerst over mijn zij ging en daarna naar mijn bil en buik ging. Het was op dat moment dat ik wilde opstaan en weggaan. Ik had moeite met wegkomen. Ik voelde dat hij mij naar zich toetrok. Het was niet echt trekken, maar het was meer een soort haakbeweging. Ik trok me terug en toen deed hij het nog een keer en zei: “no, you sleep here”. Toen vroeg hij ook nog: “are you okay?”. Ik heb niets tegen hem gezegd. Net zoals dat mijn lichaam verstijfd was, was mijn mond zo droog dat ik niet sprak. Ik wilde ook niets tegen hem zeggen. Ik wilde weg. Ik ben naar de wc gegaan. Ik voelde me erg vies. Ik heb mijn gezicht gewassen. Het liefst had ik helemaal willen douchen omdat ik me zo vies voelde. In het toilet kwam er een man naar mij toe met een geel hesje aan. Hij vroeg of ik degene was die was lastig gevallen. Hij zei vervolgens dat hij me via de camera’s had gezien. De hand van de verdachte was op de kleding, maar ik voelde de hand wel heel duidelijk. Ik voelde zijn hand echt branden.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2015 (dossierpagina’s 50-52),
betreffende het uitkijken van de camerabeelden van de luchthaven Schiphol (terminal 3) van
13 augustus 2015 van 03.31 uur tot 03.38 uur, voor zover inhoudende:
- 03.31.04: verdachte komt aangelopen en loopt in de richting van het bankje waar aangeefster op ligt;
- 03.31.12: verdachte gaat links op het bankje zitten waarop de aangeefster ligt;
- 03.31.48: verdachte trekt zijn jas uit en legt deze over het bovenlichaam van de aangeefster;
- 03.31.52: verdachte legt zijn rechter arm bovenop de jas, op het bovenlichaam van aangeefster;
- 03.33.35: verdachte leunt over aangeefster heen en legt zijn hoofd op haar bovenlichaam;
- 03.34.46: verdachte is rechtop gaan zitten en steekt nu zijn rechter arm onder de jas die over het bovenlichaam van de aangeefster ligt. Je ziet nu dat, vermoedelijk de rechter arm van verdachte, een aantal minuten lang beweegt onder de jas op het bovenlichaam van aangeefster;
- 03.36.23: aangeefster gaat rechtop zitten;
- 03.36.31: verdachte doet zijn rechter arm om de nek van de aangeefster en trekt haar naar zich toe;
- 03.36.34: verdachte trekt met zijn rechter arm het hoofd van aangeefster richting zijn kruis. Verdachte houdt met zijn linker hand zijn jas voor zijn schoot en het hoofd van aangeefster;
- 03.37.06: aangeefster pakt haar spullen, staat op en loopt weg.
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 24 november 2016 heeft afgelegd, voor zover inhoudende:
U toont mij de camerabeelden van de luchthaven Schiphol (terminal 3) van 13 augustus 2015 van 03.31 uur tot 03.38 uur. Ik ben inderdaad de man die naast de liggende vrouw gaat zitten. Ik heb mijn jas over haar heen gelegd.
De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 24 november 2016 betreffende
de camerabeelden van de luchthaven Schiphol (terminal 3) van 13 augustus 2015 van 03.31
uur tot 03.38 uur, die overeenkomt met hetgeen is gerelateerd in het hierboven weergegeven
proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2015.
3.4.
Bewijsoverweging
De rechtbank volgt het verweer dat er geen sprake is geweest van handelingen met een ontuchtig karakter en het verweer dat verdachte geen oogmerk op het plegen van handelingen met een dergelijk karakter heeft gehad, niet. Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt immers dat verdachte rond half vier ’s-nachts op een semipublieke plaats een slapende/doezelende vreemde jonge vrouw heeft aangeraakt op een wijze die tussen vreemden in het maatschappelijke verkeer verre van gebruikelijk is. Aangeefster heeft verklaard dat zij van de aanrakingen van verdachte niet was gediend en dat zij zich niet hevig(er) heeft verzet, omdat zij helemaal verstijfd was. Binnen de door verdachte gecreëerde setting, bevreemdt een dergelijke reactie van aangeefster de rechtbank niet. In eerste instantie heeft verdachte zich gepresenteerd als vriendelijke medereiziger die zijn jas als deken aanbiedt, waarna hij aangeefster vervolgens op onverhoedse wijze aanraakt en daarbij steeds meer gebied verovert, zoals op de camerabeelden is te zien en uit de verklaring van aangeefster blijkt. Het eindigt erin dat hij de schaamstreek van aangeefster over haar kleding heen aanraakt en haar wil beletten om op te staan op het moment dat zij zich aan zijn handelen probeert te onttrekken. De rechtbank is van oordeel dat het geheel van aanrakingen, in het licht van de hiervoor genoemde omstandigheden, een ontuchtig karakter had en dat het ook niet anders kan zijn, dan dat verdachte daarop opzet had.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 13 augustus 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, door feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande die feitelijkheden en die ontuchtelijke handelingen hierin dat verdachte:
- gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd naast die [slachtoffer] op een bankje is gaan zitten, terwijl die [slachtoffer] zich in slapende toestand bevond en dopjes in haar oren had, en/of
- ( vervolgens) een jas (gedeeltelijk) over die [slachtoffer] heeft gelegd en (vervolgens) zijn arm en hoofd op het lichaam van die [slachtoffer] heeft gelegd, en/of
- ( vervolgens) onverhoeds zijn hand onder de jas heeft gebracht en/of
- ( vervolgens) onverhoeds de linkerzijde van het lichaam en een bil en de buik en de rug en de schaamstreek van die [slachtoffer] over de kleding heeft betast en/of gestreeld en/of erover heeft gewreven, terwijl die [slachtoffer] zich in slapende en/of ontwakende toestand bevond en/of
- die [slachtoffer] naar zich toe heeft getrokken en een arm om de nek van die [slachtoffer] heeft gedaan en vervolgens onverhoeds het hoofd van de [slachtoffer] richting zijn kruis heeft getrokken/bewogen.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met daaraan verbonden een proeftijd van twee jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich op de luchthaven Schiphol in de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan de aanranding van een jonge vrouw door haar te betasten terwijl zij lag te slapen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij daarmee inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 19 oktober 2016, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder (in 2006) ter zake van een soortgelijk delict onherroepelijk is veroordeeld.
Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren, hetgeen er toe leidt dat, zoals ook door de reclassering is geadviseerd, aan verdachte een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting worden opgelegd.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 31 oktober 2016 door mevrouw [naam], als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met Reclassering Nederland noodzakelijk. Tevens acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte meewerkt aan diagnostisch onderzoek bij forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling. Indien geïndiceerd, dient hij zich te houden aan het behandelplan en bijkomende interventies noodzakelijk geacht door De Waag. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank is voorts van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
twee maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen een week na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zal meewerken aan diagnostisch onderzoek bij forensische polikliniek De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorginstelling. Indien geïndiceerd dient hij zich te houden aan het behandelplan en bijkomende interventies noodzakelijk geacht door De Waag.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
180 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mr. E.C. Smits en mr. E.J. Bellaart, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.S. Clements,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 december 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.