ECLI:NL:RBNHO:2016:10681

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 december 2016
Publicatiedatum
22 december 2016
Zaaknummer
15/870141-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele organisatie en drugshandel met witwassen

Op 16 december 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met de uitvoer van verdovende middelen, waaronder cocaïne en heroïne, naar Denemarken. De verdachte, geboren op [geboortedatum 1] en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder gewoontewitwassen en het gebruik van valse documenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meer dan twee jaar samen met anderen betrokken was bij de uitvoer van aanzienlijke hoeveelheden drugs. De verdachte heeft daarbij een leidende rol gespeeld en was verantwoordelijk voor het organiseren van transporten en het aansteken van koeriers. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, waarbij hij geldbedragen die afkomstig waren uit de drugshandel, heeft verborgen en omgezet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft de verbeurdverklaring van verschillende in beslag genomen goederen bevolen, waaronder een Audi A7 en een BMW X6. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie zwaar laten wegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870141-15 (P)
Uitspraakdatum: 16 december 2016
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 oktober, 21 en 22 november en 2 december 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] , thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. de Leeuw, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1
(zaaksdossier 1)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 augustus 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Schiedam en/of (elders) in Nederland en/of in Denemarken, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of heroïne, te weten
A. in de periode 9 april 2015 tot en met 17 augustus 2015 onder meer:
- in of omstreeks de periode van 8 augustus 2015 tot en met 17 augustus 2015 een hoeveelheid van (ongeveer) 521 gram cocaïne en/of 478 gram cocaïne en/of 480 gram heroïne en/of
- in of omstreeks de periode van 8 juni 2015 tot en met 18 juni 2015 een onbekend gebleven hoeveelheid cocaïne en/of heroïne en/of
- in of omstreeks de periode van 10 mei 2015 tot en met 16 mei 2015 een onbekend gebleven hoeveelheid cocaïne en/of heroïne en/of
- in of omstreeks de periode van 9 april 2015 tot en met 14 april 2015 een onbekend gebleven hoeveelheid cocaïne en/of heroïne en/of
B. in de periode van 1 januari 2013 tot en met 08 april 2015:
meermalen een (grote) hoeveelheid cocaïne en/of heroïne,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde (telkens) cocaïne en/of heroïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans (telkens) in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
en/of
hij op een of meer tijstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 augustus 2015 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Denemarken (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en/of heroïne, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde (telkens) cocaïne en/of heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans (telkens) in elk geval een hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, (telkens) voor te bereiden en/of te bevorderen,
zich (telkens) en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) (onder andere):
- afspraken gemaakt met een of meer leverancier(s) van die verdovende middelen en/of
- die verdovende middelen geregeld/aangekocht en/of
- een of meer perso(o)n(en) geregeld die die verdovende middelen zouden vervoeren en/of
- een of meer perso(o)n(en) geregeld die naar het buitenland zou(den) reizen teneinde die verdovende middelen over te kunnen dragen aan de kopende partij en/of
- een of meer vlieg- en/of treinticket(s) aangekocht (in verband met het vervoer van die verdovende middelen naar het buitenland) en/of
- afspraken gemaakt met koper(s) van die verdovende middel(en) (in het buitenland) over de verkoop van die verdovende middelen en/of
- gereisd naar het buitenland, teneinde de kopende partij van die verdovende middelen te ontmoeten en/of die verdovende middelen in ontvangst te nemen en/of over te dragen en/of
- contact onderhouden met die koper(s) en/of vervoerders van die verdovende middelen;
Feit 2
(zaakdossier 2)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 24 augustus 2015 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of Denemarken en/of Spanje,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
een of meer geldbedragen tot een totaal van (ongeveer) 530.052,925 euro (onverklaarbaar contant vermogen) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt
en/of
van een of meer geldbedrag(en) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, en/of heeft/hebben verborgen/verhuld wie de rechthebbende op voornoemde geldbedragen was en/of wie voornoemde geldbedragen voorhanden had,
immers, heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die/dat geldbedrag(en) (deels) gebruikt ter financiering van onder meer:
- twee auto's (merk Audi, type A7 en/of merk BMW, type X6) en/of
- de huur van een luxe appartement aan het [adres 2] en/of
- de huur van een luxe villa op Ibiza (adres [adres 3] ) en/of
- de huur van diverse auto's en/of
- een grote hoeveelheid sneakers en/of kleding en/of andere luxe goederen en/of
- diverse vliegreizen naar Denemarken en/of Suriname en/of Spanje en/of
- hotelovernachtingen in Denemarken en/of Spanje,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf (te weten uit handel/uitvoer van verdovende middelen);
Feit 3
(zaaksdossier 9)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 augustus 2015 op diverse plaats(en) in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Denemarken, als (een van de) leider(s) heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) en/of andere personen behoorden,
welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid Opiumwet, te weten:
- het meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (art 2A Opiumwet);
- het meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (art 2B en 2C Opiumwet);
- het meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
* zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
* een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
* voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en) (art 10a OW);
Feit 4
(zaaksdossier 8)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 september 2012 tot en met 1 april 2014 te Rotterdam en/of elders in Nederland,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
- salarisspecificatie op naam van Shortstay Amsterdam B.V. over de maand februari 2014, afgegeven op zijn, verdachtes, naam en/of
- bankafschrift d.d. 12 maart 2014 (behorend bij bankrekening [rekeningnummer] ) op zijn, verdachtes, naam en/of
- salarisspecificatie op naam van Shortstay Amsterdam B.V. over de maand oktober 2012, afgegeven op zijn, verdachtes, naam en/of
- arbeidsovereenkomst tussen Shortstay Amsterdam B.V. en hem, verdachte, d.d. 18 september 2012,
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij verdachte :
- die salarisspecificatie over de maand februari 2014 en/of dat bankafschrift op of omstreeks 12 maart 2014 heeft overhandigd aan een of meer medewerker(s) van Vesteda Property Management en/of
- die salarisspecificatie over de maand oktober 2012 en/of die arbeidsovereenkomst op of omstreeks 18 september 2012 heeft overhandigd aan een of meer medewerker(s) van Ooms Makelaars B.V.
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- die salarisspecificatie(s) en/of die arbeidsovereenkomst van Shortstay Amsterdam B.V. in zijn geheel valselijk zijn opgemaakt, althans dat op die salarisspecificaties en/of die arbeidsovereenkomst wordt aangegeven dat hij, verdachte in dienst is getreden bij Shortstay Amsterdam B.V. (als bedrijfspiloot) terwijl dat niet zo was en/of
- dat op die salarisspecificaties en/of die arbeidsovereenkomst een bruto en/of netto salaris staat vermeld, terwijl hij, verdachte, geen salaris ontving van Shortstay Amsterdam B.V. en/of
- dat bankafschrift in zijn geheel valselijk is opgemaakt, althans is vervalst door hierop een bijschrijving toe te voegen van 2865,01 euro en/of een omschrijving: "salaris februari 2014".

2.Voorvragen

Beroep op nietigheid van de dagvaarding
De verdediging heeft zich bij wijze van preliminair verweer op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 primair sub B. ten laste gelegde nietig dient te worden verklaard, aangezien de dagvaarding onvoldoende feitelijk is omschreven en derhalve niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de tenlastelegging op dit punt onvoldoende specifiek is, nu voor de verdediging volstrekt onduidelijk is op welke reizen wordt gedoeld. Anders dan bij het onder 1 primair sub A en het subsidiair ten laste gelegde, zijn de handelingen onder B niet verfeitelijkt. Uit de huidige tenlastelegging blijkt onvoldoende voor welke reizen verdachte zich dient te verantwoorden, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Naar vaste rechtspraak moet de begrijpelijkheid van een tenlastelegging worden bezien tegen de achtergrond van het dossier. In de tenlastelegging is een verwijzing naar zaaksdossier 1 opgenomen, welk zaaksdossier blijkens het bijbehorende overzichtsproces-verbaal betrekking heeft op de uitvoer van verdovende middelen door [verdachte] en [medeverdachte 1] . Uit de inhoudsopgave van het overzichtsproces-verbaal blijkt dat een onderscheid wordt gemaakt tussen de periode na april 2015, welke periode onder 1 sub A. in een aantal afzonderlijke transporten is ten laste gelegd, en de periode voor april 2015, op welke periode de tenlastelegging onder 1 sub B. ziet. Daarbij komt dat verdachte tijdens zijn verhoren geconfronteerd is met de bevindingen in het onderzoek Marvel, waarbij hem telkens de onderzoeksbevindingen in de verschillende perioden zijn voorgehouden en verdachte de gelegenheid is geboden hierop te reageren.
Op grond van het voorgaande lijdt het geen twijfel dat verdachte wist welke transporten bedoeld werden en dus wist waartegen hij zich diende te verweren. De conclusie is dan ook, dat de verweten handelingen voldoende feitelijk zijn omschreven in de tenlastelegging en de dagvaarding derhalve voldoet aan de eisen gesteld in artikel 261 Sv, betreffende de opgave van het feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding ook overigens geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.InleidingOp 18 november 2014 ontvangt de Nederlandse Douane informatie van de Deense Douane met betrekking tot een persoon genaamd [verdachte] , die geregeld vanuit Nederland naar Denemarken reist. [verdachte] zou meerdere keren zijn gecontroleerd door de Deense Douane, waarbij hij telkens in het bezit was van een aanzienlijk bedrag aan contanten. Naar aanleiding van deze informatie wordt [verdachte] (hierna: [verdachte] ) op 19 november 2014 op de luchthaven Schiphol door de Douane gecontroleerd, waarbij hij onder meer in het bezit blijkt te zijn van 23 bankbiljetten van 500 euro (totaal € 11.500,-). Voorts blijkt dat er van [verdachte] geen inkomensgegevens bekend zijn bij de Belastingdienst.

In december 2014 wordt in Denemarken een strafrechtelijk onderzoek onder de naam ODDJOB gestart. In dit onderzoek is bevonden dat er in Odense, Denemarken, verdovende middelen aan twee verschillende organisaties werden geleverd: de groep Aalborg, die onder meer bestond uit [Deense man 1] en [Deense man 2] , en de groep Odder, waarvan [Deense man 3] en [Deense man 4] deel uitmaakten. Volgens de Deense autoriteiten werden afspraken over de levering en betaling van de verdovende middelen aan beide groeperingen gemaakt met [verdachte] , en werd de levering uitgevoerd door [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), samen met vrouwelijke koeriers.
Naar aanleiding van het voorgaande wordt op 12 januari 2015 een opsporingsonderzoek onder de naam Marvel opgestart. Dit onderzoek heeft geleid tot de aanhouding van [verdachte] en [medeverdachte 1] op 24 augustus 2015. Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn op respectievelijk 27 oktober 2015 en 8 februari 2016 aangehouden.
Ter zitting heeft de officier van justitie medegedeeld dat zij op 9 februari 2015 een overleg heeft gehad met de Deense opsporingsautoriteiten, waarbij besloten is tot wederzijdse samenwerking en wederzijdse uitwisseling van gegevens.
Het Deense opsporingsonderzoek heeft ertoe geleid dat [Deense man 2] , [Deense man 3] en [Deense man 4] bij vonnis van de rechtbank Aalborg d.d. 1 juni 2016 wegens overtreding van aan de Opiumwet gerelateerde delicten zijn veroordeeld.
[verdachte] wordt in het onderzoek Marvel verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van meerdere feiten, te weten de uitvoer van verdovende middelen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 augustus 2015 en/of (kort gezegd) de voorbereiding daartoe en voorts wordt hem in dit kader verweten dat hij leider was van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet. Daarnaast wordt [verdachte] verweten dat hij zich gedurende een periode van ongeveer vijf jaar heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen en dat hij gebruik heeft gemaakt van meerdere valse of vervalste geschriften als waren die geschriften echt en onvervalst.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. De raadsman stelt dat de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] als kennelijk leugenachtig moeten worden beschouwd. Voorts betoogt de raadsman onder verwijzing naar het Vidgen-arrest [1] , dat het ondervragingsrecht geschonden is, nu [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zich bij het getuigenverhoor door de rechter-commissaris op hun verschoningsrecht hebben beroepen en er voor het overige onvoldoende steunbewijs voorhanden is voor betrokkenheid van [verdachte] bij de smokkel van drugs door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . De contacten tussen [verdachte] en de Deense veroordeelden hadden louter een vriendschappelijk karakter en waren zeker niet crimineel van aard, aldus de raadsman. Gelet op het voorgaande dienen de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] van het bewijs te worden uitgesloten en dient [verdachte] , bij gebrek aan voldoende steunbewijs, van betrokkenheid bij de door hen uitgevoerde transporten te worden vrijgesproken.
Evenmin is er voldoende bewijs voor betrokkenheid van [verdachte] bij de smokkel van verdovende middelen door [medeverdachte 1] . De raadsman heeft onder verwijzing naar jurisprudentie betoogd dat de stemherkenningen door de verbalisanten als onvoldoende betrouwbaar terzijde dienen te worden geschoven, nu verbalisanten geen wetenschappelijk onderlegde deskundigen zijn op het gebied van stemherkenning. [2]
Voorts heeft de raadsman in algemene zin aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is op grond waarvan de betrokkenheid van [verdachte] bij de uitvoer van verdovende middelen kan worden aangenomen. Anders dan in de zaken Pan en Alpamayo is in de onderhavige zaak slechts één transport onderschept, waardoor geen gebruik kan worden gemaakt van de constructie van schakelbewijs. Daarbij komt dat niet kan worden uitgesloten dat bij de niet onderschepte transporten sprake is geweest van uitvoer van softdrugs of fenacetine. Het wettig en overtuigend bewijs kan evenmin worden ontleend aan de in de telefoon van [verdachte] aangetroffen WhatsAppgesprekken, nu artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) een onvoldoende wettelijke grondslag biedt voor het onderzoeken van een smartphone. De raadsman heeft onder verwijzing naar de conclusie van advocaat-generaal F.W. Bleichrodt d.d. 25 oktober 2016 het verweer gevoerd dat het onderzoek aan de smartphone van [verdachte] onrechtmatig heeft plaatsgevonden, nu zulks is geschied zonder tussenkomst door een rechter. [3] De door de politie verrichte handelingen met betrekking tot de telefoon van [verdachte] vormen mitsdien een inbreuk op zijn in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) gegarandeerde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Daarmee is sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Het door dit vormverzuim verkregen bewijsmateriaal, te weten de WhatsApp-gesprekken, moet worden uitgesloten van het bewijs van de ten laste gelegde feiten, nu het structureel karakter van dit vormverzuim vaststaat. Bij deze stand van zaken resteert onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen en dient [verdachte] eveneens te worden vrijgesproken van de tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde voorbereidingshandelingen, aldus de raadsman.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman primair aangevoerd dat nu onvoldoende is gebleken van betrokkenheid van [verdachte] bij de onder 1 ten laste gelegde feiten, diens rol in de criminele drugsorganisatie evenmin kan worden aangetoond. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat geen sprake is van een organisatie in de zin van artikel 140 Sr, nu slechts kan worden bewezen dat er in de periode van 8 augustus 2015 tot en met 17 augustus 2015 verdovende middelen zijn uitgevoerd. Bij een dergelijke korte duur van samenwerking kan het slechts tot een bewezenverklaring komen indien die korte tijdsperiode gecompenseerd wordt door een grotere mate van structuur binnen de organisatie, welke structuur in de onderhavige zaak ontbreekt, aldus de raadsman.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van feit 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank [4]
4.3.1.
Voorafgaande overweging ten aanzien van het onderzoek aan de smartphone
Ten aanzien van het onderzoek aan en in de in beslag genomen mobiele telefoon, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte is bij zijn verhoor gevraagd naar het telefoonnummer en de pincode van de mobiele telefoon die in zijn bezit is aangetroffen. Hierop heeft verdachte, ondanks te zijn gewezen op zijn zwijgrecht, verklaard dat de iPhone aan hem toebehoort en heeft hij de pincode daarvan opgegeven. Naar aanleiding hiervan is de telefoon van verdachte uitgelezen. Het gegeven dat verdachte toestemming heeft gegeven voor onderzoek aan zijn in beslag genomen telefoon rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat het onderzoek aan de telefoon rechtmatig heeft plaatsgevonden. De rechtbank verwerpt dan ook het tot bewijsuitsluiting strekkende verweer.
4.3.2.
Algemene overweging gebruik nummers telecommunicatie
In het onderzoek Marvel is gespreksverkeer en dataverkeer opgenomen en uitgeluisterd, dan wel -gelezen, welk verkeer heeft plaatsgevonden met in het onderzoek bekend geworden telefoon- en IMEI-nummers. De conclusie dat een verdachte in deze zaak iets zegt of schrijft in het onderschepte gespreks- en/of dataverkeer vloeit in beginsel voort uit de conclusie dat de betreffende verdachte de gebruiker is van het betreffende nummer. Alvorens de afzonderlijke zaaksdossiers met de inhoud van de onderschepte communicatie te bespreken, zal de rechtbank daarom telkens eerst aangeven welke nummers zij aan verdachten toeschrijft en op grond waarvan.
[verdachte]
Aan [verdachte] schrijft de rechtbank allereerst het telefoonnummer
[telefoonnummer 1](hierna [telefoonnummer 1] ) toe. Op 19 november 2014 is onder [verdachte] een iPhone in beslag genomen. [5] Het telefoonnummer behorende bij deze telefoon is [telefoonnummer 1] . [6] heeft verklaard dat deze telefoon van hem is en heeft daarbij de pincode behorend bij de telefoon opgegeven. [7] Uit onderzoek aan de telefoon is gebleken dat in de applicatie WhatsApp een foto van een persoon gelijkend op [verdachte] als profielfoto is ingesteld. [8] Daarnaast is gebleken dat het automatische bericht van de voicemail van nummer [telefoonnummer 1] begint met: “Hi, this is the voicemail of [verdachte] ”, en dat de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 1] meermalen zijn telefoon opneemt met “ [verdachte] ”. Voorts is de stem van de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 1] door verbalisanten herkend als de stem van verdachte. [9]
De voornoemde omstandigheden tezamen brengen de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] is geweest. Voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat de stemherkenning door verbalisanten onvoldoende betrouwbaar moet worden geacht om tot het bewijs te worden gebezigd, overweegt de rechtbank dat de verbalisanten meerdere verhoren van verdachte hebben afgenomen, waarbij zij goed kennis hebben kunnen nemen van verdachtes stem, taalgebruik en accent. De rechtbank heeft onder al die omstandigheden geen aanleiding om de betrouwbaarheid van de herkenning van de verbalisanten in twijfel te trekken.
De rechtbank gaat er daarom in het vervolg van uit dat [verdachte] de vaste gebruiker is geweest van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Naast het hiervoor genoemde telefoonnummer, schrijft de rechtbank het telefoonnummer
[telefoonnummer 2](hierna: [telefoonnummer 2] ) aan [verdachte] toe. Op 14 mei 2015 is er bij een doorzoeking in de hotelkamer van [medeverdachte 1] een Nokia telefoon aangetroffen. [10] In de Nokia telefoon werd een simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] (zie hierna onder [medeverdachte 1] voor vaststelling dat [medeverdachte 1] gebruiker van dit telefoonnummer is) aangetroffen. [11] [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij op 14 mei 2015 een duwersbol aan [medeverdachte 1] heeft afgegeven in de hotelkamer van [medeverdachte 1] . De instructies hiervoor kreeg zij van [verdachte] . Bij deze reis ontving zij in Denemarken een SMS-bericht van [verdachte] met het hotelkamernummer van [medeverdachte 1] . [12]
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat er voorafgaand aan de overdracht van de duwersbol door [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] , contact heeft plaatsgevonden tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] over het nummer van de hotelkamer van [medeverdachte 1] en dat [verdachte] op enigerlei wijze op de hoogte moet zijn geraakt van het nummer van deze hotelkamer. Uit het dossier blijkt dat er op 14 mei 2015 SMS-berichten tussen de gebruikers van de nummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] uitgewisseld. De laatste twee in de Nokia telefoon binnengekomen SMS-berichten waren afkomstig van het nummer [telefoonnummer 2] en luidden: “Ok, She gone holla” en “Wha the num be?”. In het Postvak Uit stond een bericht met de tekst: “308”, het nummer van de hotelkamer waarin [medeverdachte 1] verblijft. [13] De duwersbol is blijkens de camerabeelden omstreeks 22:35 uur door [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] overgedragen. [14] [medeverdachte 1] stuurt om 22:33 uur een SMS-bericht naar nummer [telefoonnummer 2] , inhoudende: “Klaar/gedaan, hallo “N dip”. Om 22:36 uur stuurt nummer [telefoonnummer 2] naar [medeverdachte 1] : “Goed. Ik zie je bij de ‘M’. Als je daar klaar bent kom dan naar me toe in de ‘A’.” [15]
Uit het dossier blijkt voorts dat de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 2] rond 15 mei 2016 om 08:30 uur de Deense grens passeert. [16] Om 13:07 uur wordt waargenomen dat [verdachte] zich in Aalborg bevindt. [17] Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat [verdachte] de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . De rechtbank betrekt daarbij tevens dat in de door [verdachte] gehuurde Renault Clio een Nokia telefoon is aangetroffen. [18] Uit onderzoek is gebleken dat er met deze telefoon meermalen telefonisch contact is gezocht met voornoemd nummer van [medeverdachte 1] . [19]
Tot slot stelt de rechtbank vast dat [verdachte] de persoon is geweest met wie [medeverdachte 1] op 16 juni 2015 om 19:19 uur in zijn hotelkamer in het Cabinn Hotel een
Skype-gesprekheeft gevoerd. De rechtbank overweegt daartoe dat de stem van één van de personen die deelneemt aan het Skype-gesprek door verbalisanten van de FIOD is herkend als de stem van [verdachte] . De rechtbank heeft hiervoor reeds overwogen dat zij geen aanleiding ziet om de betrouwbaarheid van de herkenning van de verbalisanten in twijfel te trekken. De rechtbank betrekt daarbij dat [verdachte] ter terechtzitting d.d. 21 november 2016 heeft verklaard regelmatig contact te hebben met [medeverdachte 1] , zowel telefonisch als via Skype en dat het zou kunnen dat hij [medeverdachte 1] wel eens heeft gesproken toen hij in het buitenland zat. [20]
[medeverdachte 1]
Aan [medeverdachte 1] schrijft de rechtbank het telefoonnummer
[telefoonnummer 4](hierna: [telefoonnummer 4] ) toe. Dit telefoonnummer staat op naam van [medeverdachte 1] geregistreerd. [21] heeft verklaard dat het nummer [telefoonnummer 4] zijn telefoonnummer is en dat hij de enige is die zijn telefoon gebruikt. [22]
De rechtbank schrijft voorts op grond van het navolgende het telefoonnummer
[telefoonnummer 3](hierna: [telefoonnummer 3] ) aan [medeverdachte 1] toe. Bij de doorzoeking van de hotelkamer van [medeverdachte 1] is een Nokia telefoon aangetroffen. [23] In de telefoon zat een simkaart met het Nederlandse mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 3] . [24] In het Postvak Uit stond een bericht met de tekst: “308”. [25] De rechtbank heeft hierboven reeds vastgesteld dat dit bericht naar [verdachte] is verzonden. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij van [verdachte] een SMS-bericht met het nummer van de hotelkamer van [medeverdachte 1] doorkreeg, waarna zij in de hotelkamer van [medeverdachte 1] een duwersbol aan [medeverdachte 1] heeft afgegeven. [26] De duwersbol is blijkens de camerabeelden omstreeks 22:35 uur door [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] overgedragen. [27] De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] stuurt om 22:33 uur een SMS-bericht naar [verdachte] , inhoudende: “Klaar/gedaan, hallo “N dip”.
[medeverdachte 4]
De rechtbank schrijft aan [medeverdachte 4] het telefoonnummer
[telefoonnummer 5](hierna: [telefoonnummer 5] ) toe. In de applicatie WhatsApp staat als profielnaam bij dit telefoonnummer [medeverdachte 4] ’ ingesteld. [28] Het nummer [telefoonnummer 5] is in de politiesystemen bevraagd. Hieruit blijkt dat dit nummer voorkomt in een door de politie eenheid Den Haag opgemaakte mutatie d.d. 14 september 2014. [29] De mutatie van de politie Den Haag betreft een registratie van een conflict van [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] . Door [medeverdachte 4] is toen het adres [adres 4] en het telefoonnummer [telefoonnummer 5] opgegeven. Er wordt in de mutatie tevens melding gemaakt van een vrouw genaamd [medeverdachte 2] . [30] [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij woonachtig is op de [adres 4] , dat zij ongeveer drie jaar een relatie met [medeverdachte 4] heeft gehad en dat zij samenwoonden. [medeverdachte 4] heeft onder meer als bijnaam ‘ [medeverdachte 4] ’. [31]
4.3.3.
Feiten 1 (Zaaksdossier 1) en 3 (Zaakdossier 9)
I. Inleiding
Aan [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] wordt (overwegend primair) verweten dat zij zich tezamen en in vereniging in deels overlappende perioden schuldig hebben gemaakt aan de uitvoer van heroïne en cocaïne. [verdachte] is daarnaast cumulatief/alternatief ten laste gelegd dat hij de uitvoer heeft voorbereid dan wel bevorderd. De overige verdachten wordt subsidiair verweten dat zij tezamen en in vereniging opzettelijk hebben gehandeld in strijd met de in de artikel 2 onder B genoemde verboden dan wel met het onder C genoemde verbod. Voorts wordt alle verdachten verweten dat zij in deels overlappende perioden hebben deelgenomen aan een criminele drugsorganisatie.
De rechtbank zal deze feiten, gelet op de samenhang daartussen, hierna gezamenlijk bespreken.
II. Redengevende feiten en omstandigheden periode A.
De rechtbank zal eerst aangeven wat zij van belang acht voor het bewijs en daarop volgend ingaan op de rol van de afzonderlijke verdachten bij de uitvoer die zij uit de feiten en omstandigheden afleidt.
Transport van 8 tot en met 17 augustus 2015
Uit onderzoek van de gegevens van het peilbaken onder de auto van [medeverdachte 1] , de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] , blijkt dat de auto zich op 9 augustus 2015 van Rotterdam naar Bremen, Duitsland, verplaatst. Op 10 augustus 2015 verplaatst de auto zich naar de Bispegade I te Aarhus, Denemarken. [32] De Deense autoriteiten zien dat [verdachte] om 17:45 uur Hotel Royal, gevestigd aan de Bispegade I, uitloopt. Om 17:48 uur wordt dichtbij de Domkirkeplads een zwarte Audi Quattro A6 met kenteken [kenteken 2] waargenomen. [33] De Audi staat op naam van [naam] , de echtgenote van [Deense man 4] . [34] Om 17:50 uur loopt [verdachte] naar de Audi. Een persoon die wordt herkend als [Deense man 4] stapt uit, loopt naar [verdachte] en zij begroeten elkaar. [Deense man 4] draagt een bruine papieren zak in zijn hand. [Deense man 4] geeft de bruine papieren zak op enig moment aan [verdachte] . Daarna nemen zij afscheid van elkaar. [verdachte] loopt met de bruine papieren zak in zijn hand richting het hotel en [Deense man 4] rijdt weg. Om 18:15 uur rijdt [verdachte] in de Volkswagen Polo weg, in noordelijke richting. [35] Om 19:35 uur staat de Volkswagen Polo geparkeerd in Nørresundby, Aalborg. Om 20:03 uur lopen [verdachte] en een persoon die herkend werd als [Deense man 1] naar een zwarte Audi Q7 met kenteken [kenteken 3] . Beide mannen zitten ongeveer één minuut in de auto. Daarna stappen zij uit en lopen naar de Volkswagen Polo, waar zij instappen. [verdachte] rijdt een klein stukje en parkeert de auto, waarop beide mannen een stuk over het grasveld lopen. De mannen lopen op enig moment terug naar de Volkswagen Polo en nemen opnieuw kort plaats in de auto. Vervolgens stapt [Deense man 1] uit en rijdt [verdachte] weg. [36]
Uit de door KLM verstrekte boekingsgegevens van reizen die [medeverdachte 1] gaat maken, blijkt dat er op 12 augustus 2015 omstreeks 15:34 uur een ticket is gekocht via een Ideal-betaling. De heenreis is op 15 augustus 2015, Amsterdam-Kopenhagen, 07:55 – 09:15 uur. De terugreis is op 17 augustus 2015, Kopenhagen-Amsterdam, 10:00 – 11:25 uur. [37]
Op 13 augustus 2015 om 19:38 uur ziet het observatieteam de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] op een parkeerplaats in de nabije omgeving van de [adres 4] staan. Omstreeks 21:51 uur rijdt een Renault Clio dezelfde parkeerplaats op en parkeert in de buurt van de Volkswagen Polo. Er wordt waargenomen dat [medeverdachte 1] het portiek op de [adres 4] binnengaat. Uit onderzoek is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 4] zijn verblijfplaats heeft op de [adres 4] . [38] Op dit adres woont medeverdachte [medeverdachte 2] , de ex-partner van [medeverdachte 4] . Zij heeft verklaard dat [medeverdachte 4] onder meer de bijnaam ‘ [medeverdachte 4] ’ heeft en dat [medeverdachte 4] drie jaar lang bij haar gewoond heeft. [39] In de avond van 13 augustus 2015 was hij ook bij haar thuis. [40]
Omstreeks 22:10 uur loopt [medeverdachte 1] het portiek van de [adres 4] uit. Hij draagt een witte plastic tas met zwarte strepen en legt deze in de kofferbak van de Renault Clio. Vervolgens wordt er nog iets bovenop de tas geplaatst. Omstreeks 22:14 uur loopt [verdachte] het portiek uit. Hij draagt een klein plastic tasje, envelop formaat, en stapt in de Volkswagen Polo. [41]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij op 14 augustus 2015 in een woning in Amsterdam-West ongeveer 70 slikkersbollen heeft geslikt en één duwersbol heeft ingebracht. De slikkersbollen waren rood van kleur en de duwersbol was wit of zwart. Zij is door [medeverdachte 4] naar de woning gebracht, door hem naar Schiphol begeleid en is naar Kopenhagen gevlogen. Aan [medeverdachte 3] is een foto van [medeverdachte 4] getoond, waarop zij de man herkende die zij ‘ [medeverdachte 4] ’ noemt. [42] In Kopenhagen is [medeverdachte 3] per trein naar Odense gereisd. Ongeveer twee dagen voorafgaand aan haar reis, heeft [medeverdachte 4] haar benaderd en haar gevraagd of zij een reisje naar Denemarken wilde maken. [43]
Op 15 augustus 2015 is door de FIOD vastgesteld dat [medeverdachte 1] op Schiphol is ingecheckt. De Deense autoriteiten nemen waar dat [medeverdachte 1] op de luchthaven in Kopenhagen aankomt. [44] Omstreeks 10:28 uur vertrekt [medeverdachte 1] per trein naar Odense, waar hij het Cabinn Hotel binnengaat. [45] Op de opgenomen camerabeelden van de hotelkamer van [medeverdachte 1] in het Cabinn Hotel is te zien dat [medeverdachte 1] op 15 augustus 2015 om 12:54 uur binnenkomt in zijn hotelkamer. [medeverdachte 1] kleedt zich helemaal uit en gaat van 12:57 uur tot 12:59 uur de badkamer in. Daarna maakt hij gebruik van één van zijn telefoons. Vervolgens is te zien dat [medeverdachte 1] nog drie keer ongekleed de badkamer ingaat. De derde keer blijft hij hier van 13:04 uur tot 13:07 uur. Hierna trekt hij aan zijn rechterhand een plastic wegwerphandschoen aan die hij uit zijn tas heeft gepakt, en gaat hij op handen en knieën zitten. Zijn bovenlichaam is dan in de badkamer en zijn onderlichaam in de kamer. Dit duurt van 13:09 uur tot 13:16 uur. Vervolgens neemt [medeverdachte 1] een douche. Omstreeks 16:00 uur verlaat [medeverdachte 1] zijn hotelkamer. Hij heeft beide mobiele telefoons bij zich. [46]
Tussen 16:04 uur en 16:14 uur hebben de Deense autoriteiten een doorzoeking gedaan in de hotelkamer van [medeverdachte 1] in het Cabinn hotel. In de badkamer stonk het erg naar ontlasting. Het douchegordijn was dichtgetrokken en daarachter lagen 25 rode en 14 zwarte capsules. [47] De capsules zijn door Nederlandse verbalisanten herkend als slikkersbollen (hierna: slikkersbollen). [48] Buiten het douchegordijn lag nog een zwarte slikkersbol. Diverse slikkersbollen waren bedekt met restanten van vermoedelijk ontlasting. De Deense autoriteiten hebben een zwarte slikkersbol gewogen. Deze woog, inclusief verpakking, 9,7 gram. De rode slikkersbollen leken even groot te zijn. [49]
Om 16:18 uur keert [medeverdachte 1] terug in zijn hotelkamer met een papieren zak van de keten Sunset. Om 16:30 uur gaat hij de badkamer in. Om 16:32 uur komt hij de badkamer uit. Hierna gaat hij opnieuw de badkamer in en droogt daarna zijn onderlichaam af. Hij verlaat de kamer om 16:43 uur en keert om 16:49 uur terug. In zijn hand heeft hij een plastic tas in de kleuren geel, rood en blauw. [50] De plastic tas is door Nederlandse verbalisanten herkend als een tas van supermarktketen VOMAR. [51] [medeverdachte 1] toetst weer wat op één van zijn mobiele telefoons en haalt een plastic handschoen uit zijn koffer, die hij aan zijn rechterhand aantrekt. Hij haalt een rode ‘worst’ uit de plastic tas tevoorschijn en stopt deze in een doorzichtig afvalzakje dat hij uit de prullenbak haalt. [52] De ‘worst’ is door Nederlandse verbalisanten herkend als een duwersbol (hierna: duwersbol). [53] Het zakje met de duwersbol wordt in de badkamer gelegd. [medeverdachte 1] pakt de papieren zak van ‘Sunset’ en stopt de slikkersbollen die op bed liggen in de papieren zak. [medeverdachte 1] wikkelt de papieren zak met de slikkersbollen in een groene handdoek en stopt deze in de plastic tas. Om 17:49 uur verlaat [medeverdachte 1] de hotelkamer met de plastic tas met daarin de slikkersbollen. [54] Om 17:52 uur wordt de hotelkamer nogmaals doorzocht. Er wordt vastgesteld dat er nu meer slikkersbollen op de vloer van de badkamer liggen, te weten 44 zwarte slikkersbollen en 33 rode slikkersbollen. [55]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat er op 15 augustus 2015 een man bij haar aan de hotelkamerdeur kwam. Aan [medeverdachte 3] is tijdens haar verhoor een foto van [medeverdachte 1] getoond. [56] Zij heeft daarop de man herkend die bij haar aan de deur kwam en aan wie zij een plastic tas met daarin de door haar geproduceerde slikkersbollen en duwersbol heeft gegeven. [57]
Het Deense observatieteam ziet dat [medeverdachte 1] om 17:53 uur in het Odense Banegards Center de McDonalds binnengaat en daar direct contact opneemt met een persoon die wordt herkend als [Deense man 2] . [Deense man 2] en [medeverdachte 1] verlaten samen de McDonalds. [medeverdachte 1] draagt nog steeds de tas. Zij lopen een voetgangerstunnel in onder het oude treinstation van Odense. In de voetgangerstunnel overhandigt [medeverdachte 1] het tasje aan [Deense man 2] , die het tasje in zijn rugzak stopt. Hierna loopt [medeverdachte 1] terug naar zijn hotel. [Deense man 2] loopt naar het perron en stapt in de trein naar Frederikshavn. [58] Om 18:07 uur keert [medeverdachte 1] terug in zijn hotelkamer. [59] Om 21:17 uur stapt [Deense man 2] uit in Aalborg, waar hij wordt aangehouden door de Politie Nordjylland. [60] In de rugzak van [Deense man 2] wordt een gele plastic tas met daarin een groene handdoek aangetroffen. [61] De plastic tas is door Nederlandse verbalisanten herkend als een tas van supermarktketen VOMAR. [62] In de handdoek zit een papieren zak van ‘Sunset’. In de ‘Sunset’ tas zitten 5 rode slikkersbollen en 60 witte slikkersbollen. Door de Deense autoriteiten wordt zowel de inhoud van een witte als een rode slikkersbol getest op cocaïne. De test slaat helderblauw uit, wat duidt op de aanwezigheid van cocaïne. [63] De overige 59 slikkersbollen en 4 slikkersbollen, die tezamen 521 gram wogen, worden op inhoud getest bij de Universiteit van Aarhus, instituut voor forensische geneeskunde. Er zijn steekproefsgewijs 8 witte slikkersbollen en 3 rode slikkersbollen geanalyseerd. In alle geanalyseerde capsules is cocaïne aangetroffen. [64]
Op de camerabeelden van de hotelkamer is te zien dat [medeverdachte 1] zich tussen 00:23 uur en 02:00 uur meermalen in de badkamer begeeft. Om 02:00 uur komt [medeverdachte 1] uit de badkamer en pakt hij een groene handdoek die hij uitspreidt op het bed. [medeverdachte 1] loopt vier keer heen en weer naar de badkamer, haalt hier handen vol rode en zwarte slikkersbollen uit vandaan en legt de slikkersbollen op de handdoek. De laatste keer dat hij naar de badkamer gaat, heeft hij ook de rode duwersbol in zijn handen. Hij legt de slikkersbollen en de duwersbol op de groene handdoek en pakt doorzichtige afvalzakken en een kleine plastic zak in de kleuren wit en rood uit de badkamer. De plastic zak wordt gevuld. De gevulde plastic zak wordt vervolgens in doorzichtige afvalzakken gestopt en grondig dichtgemaakt. [medeverdachte 1] legt dit pakket in de badkamer neer.
Om 11:28 uur verlaat [medeverdachte 1] zijn hotelkamer. [65] [medeverdachte 1] loopt naar het Odense Banegards Center en koopt bij de ‘7eleven’ twee à drie plastic tasjes. Om 11:58 uur gaat hij de McDonalds in het Odense Banegards Center binnen. Kort hierna komt er een zwarte BMW 323 cabrio aanrijden met kenteken [kenteken 4] . Uit deze auto stapt een persoon die de Deense autoriteiten herkennen als [Deense man 3] . [medeverdachte 1] en [Deense man 3] lopen samen in de richting van het Cabinn Hotel. [medeverdachte 1] loopt om 12:15 uur het hotel binnen en [Deense man 3] gaat naast zijn auto staan. [66] Op de camerabeelden van de hotelkamer is te zien dat [medeverdachte 1] om 12:16 uur de hotelkamer binnenkomt met onder meer een lege plastic tas. Hij loopt naar de badkamer, pakt daar het pakket met de slikkersbollen en de duwersbol en stopt dit in de plastic tas. [medeverdachte 1] legt een groene handdoek onder in de tas en verlaat de kamer met de plastic tas. [67] Hij loopt het Cabinn hotel uit met in zijn hand een plastic tas van het merk 7eleven en geeft de plastic tas aan [Deense man 3] . [Deense man 3] gooit het tasje op de achterbank en gaat achter het stuur zitten. [medeverdachte 1] neemt plaats op de voorste passagiersstoel. De auto rijdt ongeveer 50 meter en [medeverdachte 1] stapt weer uit. Hij heeft nu niets meer in zijn handen. [medeverdachte 1] gaat direct het hotel binnen en [Deense man 3] rijdt weg.
De Deense politie heeft [Deense man 3] in Odder staande gehouden. [68] Op de achterbank van de auto van [Deense man 3] wordt een plastic zak aangetroffen. [69] In de onder [Deense man 3] aangetroffen plastic tas zit een andere plastic tas. Deze komt overeen met de plastic tas waarmee [medeverdachte 1] om 12:19 uur het Cabinn Hotel uitloopt, die [medeverdachte 1] aan [Deense man 3] geeft en die [Deense man 3] op de achterbank plaatst. [70] In deze plastic tas zit een dichtgeknoopt transparant plastic zakje. Daarin zit een plastic tasje met daarop een afbeelding van een vrouwengezicht. In het tasje met het vrouwengezicht wordt één roodkleurige duwersbol aangetroffen, die 207 gram heroïne bevat. Voorts worden hierin 60 zwarte slikkersbollen aangetroffen die in totaal 504 gram cocaïne bevatten en 35 rode slikkersbollen die in totaal 278,95 gram heroïne bevatten. [71] De netto inhoud van de slikkersbollen is door de Universiteit van Aarhus, instituut voor forensische geneeskunde, vastgesteld op 478 gram cocaïne en 480 gram heroïne. [72]
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 4] worden in de meterkast een aantal rollen gekleurd tape aangetroffen en in beslag genomen, onder meer rood, zwart en wit tape. [73] Verbalisanten hebben geconstateerd dat de slikkersbollen met verdovende middelen die door [medeverdachte 1] op 15 en 16 augustus 2015 in Denemarken zijn overhandigd aan twee personen, ook verpakt waren in onder meer rood, wit en zwart tape. Daarnaast waren de slikkersbollen die zijn aangetroffen op de vloer van de badkamer in de hotelkamer van [medeverdachte 1] verpakt in rood en zwart tape. [74] In de kelderbox van de woning aan de [adres 4] worden onder meer plastic zakken, een condoom, een flacon babyolie, een hydraulische pers, diverse rollen doorzichtig folie, een staafmixer en een grammenweegschaal van het merk Soehle aangetroffen. [75] Op de grammenweegschaal wordt een residue van cocaïne aangetroffen. [76] Op de staafmixer wordt eveneens een cocaïneresidu gevonden. [77] [medeverdachte 2] heeft over de in haar woning in beslag genomen goederen verklaard dat deze spullen niet van haar zijn en dat [medeverdachte 4] de enige andere persoon is die een sleutel van haar woning en haar berging heeft. [78]
Transport van 8 tot en met 18 juni 2015
Het Duitse observatieteam neemt waar dat [verdachte] op 11 juni 2015 om 22:10 uur in de directe omgeving van het treinstation Bremen in voornoemde Audi A6 met het Deense kenteken [kenteken 2] . [79] Het kenteken van deze auto staat op naam van de echtgenote van [Deense man 4] . [80] Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien met het gegeven dat op 10 augustus 2015 is vastgesteld dat [Deense man 4] in de Audi van zijn echtgenote reed, gaat de rechtbank er in het vervolg vanuit dat [Deense man 4] ook op 11 juni 2015 de bestuurder van de Audi is geweest.
[verdachte] en [Deense man 4] maken om 22:20 uur al pratend een wandeling in een park. Om 22:56 uur stappen zij weer in de Audi A6, waarna [verdachte] om 23:02 uur in de directe omgeving van het treinstation in Bremen uit de Audi A6 stapt. [81]
Op 14 juni 2015 om 19:08 uur belt [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] ) naar [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ). [medeverdachte 1] zegt tegen [verdachte] : “Ennuh alles is geregeld, geen zorgen.” [verdachte] antwoordt: Oh, super bedankt man.” [82] Om 21:51 uur wordt [medeverdachte 1] gebeld door [medeverdachte 4] . Er wordt om tien voor twaalf afgesproken. Om 23:52 uur geeft [medeverdachte 1] telefonisch aan [medeverdachte 4] door dat hij bij de Burger King staat. [83] [medeverdachte 4] arriveert om 23:52 uur per trein bij het treinstation bij de Amsterdam Arena, waarna er ter hoogte van de Burger King kort een ontmoeting plaatsvindt tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] . [84] Op 15 juni 2015 om 15:00 uur stort [medeverdachte 1] een bedrag van € 700, bestaande uit 4 biljetten van € 50 en één biljet van € 500, op zijn bankrekening. [85]
De Deense autoriteiten constateren dat [medeverdachte 1] op 15 juni 2015 om 22:20 uur aankomt in Kopenhagen en dat hij het Copenhagen Star Hotel ingaat. [86] Uit de boekingsgegevens van dit hotel blijkt dat [medeverdachte 1] één nacht in dit hotel heeft geboekt. [87]
Op 16 juni 2015 om 14:00 uur neemt het Deense observatieteam waar dat [medeverdachte 1] is ingecheckt in het Cabinn Hotel te Odense. Om 15:49 uur belt [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) naar [medeverdachte 1] , tijdens welk gesprek [verdachte] tegen [medeverdachte 1] zegt: “om zeven uur eten we bij de McDonalds (..) kom jij ook?”. [88] Om 18:52 uur verlaat [medeverdachte 1] zijn kamer met een plastic tasje. Hij loopt het hotel uit naar het Odense Banegardscenter en gaat daar de McDonalds in. Om 19:01 uur arriveert [Deense man 3] . [Deense man 3] en [medeverdachte 1] spreken kort met elkaar in de McDonalds en verlaten vervolgens samen het restaurant. Zij lopen samen naar de auto van [Deense man 3] en [medeverdachte 1] zet de plastic tas op de voorste passagiersstoel van de auto. Zij lopen samen even van de auto vandaan en praten wat. [medeverdachte 1] loopt om 19:17 uur terug naar zijn hotelkamer. [Deense man 3] stapt in zijn auto en kijkt direct in de plastic tas die hij van [medeverdachte 1] heeft gekregen. [89] Om 19:19 uur voert [medeverdachte 1] in zijn hotelkamer een Skype-gesprek met [verdachte] . [90] In dit gesprek wordt onder meer het volgende gezegd:
[verdachte] : Wanneer komt je tante?
[medeverdachte 1] : Morgenvroeg, man.
[medeverdachte 1] : Geen probleem man, maar uh, ik heb met een andere vriend afgesproken, dus we hebben samen geluncht.
[verdachte] : OK, OK
[medeverdachte 1] : (…) morgen zien we elkaar weer, dan gaan we weer samen lunchen, dus.
[verdachte] : ga je afspreken om 11 uur?
[medeverdachte 1] : weer om 11 uur
[medeverdachte 1] : Is 11 uur cool?
[verdachte] : Ja man.
[medeverdachte 1] : zelfde plek?
[verdachte] (…)
[verdachte] : Weetje nog die zwarten [in het Engels: ‘black people’] van vorige keer?
[medeverdachte 1] : Ja.
[verdachte] : Wil hij er 46 of 66?
[medeverdachte 1] : 49 in totaal. [91]
Het Deense observatieteam neemt op 17 juni 2015 om 18:25 uur waar dat [Deense man 3] zijn auto parkeert op de Ostre Stationvej. [Deense man 3] wacht op de stoep in de buurt van zijn auto. Om 18:28 uur zwaait [Deense man 3] naar [medeverdachte 1] die op dat moment het Cabinn Hotel uit komt lopen. Zij begroeten elkaar en nemen plaats in de auto van [Deense man 3] , waar zij een aantal minuten zitten. [medeverdachte 1] stapt vervolgens uit en loopt direct terug naar zijn hotelkamer. [92] Op de camerabeelden van de hotelkamer van [medeverdachte 1] is te zien dat [medeverdachte 1] om 18:36 uur terugkeert in zijn kamer. Hij haalt een donkere afvalzak uit zijn linker binnen- of zijzak tevoorschijn en probeert een knoop uit de zak te halen. Hierna haalt hij een stapel bankbiljetten tevoorschijn, die er volgens de Deense autoriteiten breder uitzien dan Deense valuta. [medeverdachte 1] verdeelt de stapel geld in tweeën en telt het geld. Hij stopt hierna het geld terug in de zak en doet de zak in een trolley. Op 18 juni 2015 omstreeks 07:15 uur haalt hij de afvalzak met de stapel geld tevoorschijn, rolt de zak in een kledingstuk en legt het terug in de trolley. Hij verlaat de kamer en checkt uit. [93]
Transport van 10 tot en met 16 mei 2015
Op 11 mei 2015 om 14:17 uur belt [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) naar [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] ) en vraagt [medeverdachte 1] hoe laat hij bij hem kan zijn. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] moet opschieten, omdat de spits zo begint. Op 11 mei 2015 wordt bij de KLM ticketservice op Schiphol een vliegticket gekocht op naam van [medeverdachte 1] voor een vlucht van Amsterdam naar Kopenhagen op 13 mei 2015 en retour van Kopenhagen naar Amsterdam op 16 mei 2015. Uit de gegevens van het mobiele dataverkeer gevoerd met de telefoon van [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] ) blijkt dat de telefoon van [medeverdachte 1] die avond van 23:02 uur tot en met 23:15 uur de zendmast op de locatie Loevesteijnse randweg op Schiphol aanstraalt.
Op 12 mei 2015 om 20:04 uur wordt [medeverdachte 1] gebeld door [medeverdachte 4] ( [telefoonnummer 5] ). [medeverdachte 1] geeft door dat hij een uurtje later is. Direct hierna wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 4] , in welk gesprek [medeverdachte 4] doorgeeft door dat die man een uurtje later is. Om 21:40 uur belt [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 1] en zegt: “Waar ben je?”, waarop [medeverdachte 1] zegt: “Ik ben hierboven man”. De telefoon van [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] ) straalt tijdens dit gesprek een mastlocatie op de [adres 4] aan. Omstreeks 23:19 uur straalt het telefoonnummer van [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) dezelfde mastlocatie aan. [94]
De Deense autoriteiten nemen waar dat [medeverdachte 1] op 13 mei 2015 het Ascot Hotel in Kopenhagen binnengaat. [95] De kamer waarin [medeverdachte 1] in het Ascot Hotel heeft verbleven, is de volgende dag doorzocht. Daarbij wordt een vijftal vingertoppen van plastic handschoenen aangetroffen. De Nederlandse verbalisanten geven aan dat het hen ambtshalve bekend is dat dergelijke plastic vingertoppen worden gebruikt voor (slikkers-)bollen voor het vervoeren van verdovende middelen en/of geld. [96]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij op 14 mei 2015 in opdracht van [verdachte] van Nederland naar Kopenhagen is gereisd, waarbij zij vaginaal een duwersbol met drugs heeft vervoerd. Zij heeft de duwersbol in het Cabinn Hotel te Odense in een hotelkamer aan [medeverdachte 1] gegeven. Een dag voor vertrek heeft zij in haar woning de drugs van [verdachte] , alsmede geld voor de aankoop van een vliegticket gekregen. [verdachte] heeft haar thuis een papiertje gegeven met daarop de plaats en het tijdstip waar en waarop zij de drugs moest afleveren. [verdachte] heeft haar verteld dat zij de drugs aan [medeverdachte 1] moest afgeven en heeft haar in Denemarken een SMS-bericht gestuurd met het nummer van de hotelkamer van [medeverdachte 1] . Voordat zij naar de hotelkamer ging, heeft zij de duwersbol uit haar vagina gehaald en in haar schoudertas gestopt. [97]
Op 14 mei 2015 is er opname- en afluisterapparatuur in de hotelkamer van [medeverdachte 1] in het Cabinn Hotel te Odense geplaatst. [98] Bij de doorzoeking van de hotelkamer van [medeverdachte 1] , kamer 308, is een Nokia GSM aangetroffen met IMEInummer [IMEInummer 1] (hierna: [IMEInummer 1] ). [99] In de telefoon zit een Nederlandse simkaart met het Nederlandse mobiele nummer [telefoonnummer 3] . [100] De laatste twee binnengekomen SMS-berichten op deze Nokia-telefoon blijken afkomstig van [verdachte] ( [telefoonnummer 2] ) en luiden: “Ok, She gone holla” en “Wha the num be?”. In het Postvak Uit staat een bericht met de tekst: “308”. [101]
Uit de tap geplaatst op IMEInummer [IMEInummer 1] behorend bij het telefoonnummer van [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 3] ) blijkt dat [medeverdachte 1] op 14 mei 2015 om 22:33 uur een SMS-bericht naar [verdachte] stuurt, inhoudende: “Klaar/gedaan, hallo “N dip”. Om 22:35 uur stuurt [verdachte] naar [medeverdachte 1] : “Goed. Ik zie je bij de ‘M’. Als je daar klaar bent kom dan naar me toe in de ‘A’.” [102]
Op de camerabeelden van de hotelkamer van [medeverdachte 1] is te zien dat er op 14 mei 2015 omstreeks 22:36 uur een donkere vrouw met zwart krullend haar binnenkomt. De vrouw haalt een wit plastic tasje uit haar tas en geeft dit aan [medeverdachte 1] . Omstreeks 22:43 uur laat [medeverdachte 1] de vrouw uit en pakt hij een mobiele telefoon, waar hij vervolgens mee bezig is. [103]
[medeverdachte 2] is tijdens haar verhoor met deze camerabeelden geconfronteerd. Zij heeft verklaard de vrouw op de beelden te zijn. [104]
Uit de door het peilbaken onder de op 13 mei 2015 door [verdachte] bij Sternrent gehuurde Renault Clio met kenteken [kenteken 5] , blijkt dat de betreffende auto zich op 15 mei 2015 omstreeks 03:24 uur nabij de woning van [verdachte] bevindt. Omstreeks 05:02 uur bevindt de auto zich in Duitsland. Om 12:01 uur bevindt de auto zich in Aalborg, Denemarken. [105]
Op 15 mei 2015 om 10:11 uur stuurt [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 3] ) een SMS-bericht naar [verdachte] ( [telefoonnummer 2] ), inhoudende: “Ntn mutch. Headn out in a bit.” Om 10:26 uur stuurt [verdachte] terug: “Goed, laat me weten zodra het gedaan is. Kom naderhand naar me toe.” [106]
Om 10:47 uur loopt [medeverdachte 1] het Cabinn Hotel uit. Hij draagt een witte plastic tasje met inhoud in zijn hand. Om 10:50 uur gaat hij de McDonalds in het Odense Banegard Center binnen. Om 11:17 uur begroeten [medeverdachte 1] en een onbekende man elkaar. Zij verlaten samen de McDonalds en lopen naar een zwarte Volkswagen Touran. [medeverdachte 1] draagt nog steeds het witte plastic tasje met inhoud. [medeverdachte 1] stapt aan de rechterkant van de auto in. Kort daarop nemen zij afscheid en neemt de onbekende man plaats op de bestuurdersstoel. [medeverdachte 1] loopt terug naar Hotel Cabinn. [107] [getuige 1] , receptioniste van Hotel Cabinn, heeft verklaard dat zij [medeverdachte 1] op 15 mei 2015 tussen 10:45 uur en 10:50 uur het hotel heeft zien verlaten, waarbij hij een wit plastic tasje droeg dat zwaar leek. Toen [medeverdachte 1] ongeveer drie kwartier later terugkwam in het hotel, droeg hij het witte plastic tasje niet meer bij zich. [108]
Op 15 mei 2015 om 11:34 uur stuurt [verdachte] ( [telefoonnummer 2] ) een SMS-bericht naar [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 3] ), inhoudende: “Dude, give you papers?”.
Door het Deense observatieteam wordt waargenomen dat [verdachte] om 15:23 uur in Aalborg een ontmoeting heeft met [Deense man 1] . [109] Uit de gegevens van het peilbaken onder de door [verdachte] gehuurde auto blijkt dat de auto op 16 mei 2015 om 03:00 uur weer in Nederland is. Om 04:32 uur bevindt de auto zich nabij de woning van [verdachte] . [110] Op 16 mei 2015 vliegt [medeverdachte 1] terug naar Amsterdam. [111]
Transport van 9 tot en met 14 april 2015
Uit het onderzoek naar telecommunicatie en dataverkeer gevoerd met telefoonnummer van [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) komt naar voren dat op 9 april 2015 om 13:34 uur met de mobiele telefoon van [verdachte] de internetsite van KLM wordt bezocht. Uit tapgegevens blijkt dat [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) op 10 april 2015 om 11:49 uur naar [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] ) belt, in welk gesprek [medeverdachte 1] zegt: “ik ben er bijna” en [verdachte] antwoordt: “OK top, ik zie je zo.” Om 12:42 uur belt [verdachte] uit naar Sternrent en reserveert een Ford Mondeo Station. [112]
Op de camerabeelden van Schiphol is te zien dat op 10 april 2015 om 13:11 uur twee mannen in de wachtruimte van de KLM ticketoffice staan. Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalisant 7] herkennen één van hen als [verdachte] . Uit de historische gegevens van KLM Security Services blijkt dat er op 10 april 2015 om 13:13 uur bij de KLM Schiphol ticketoffice een vliegticket voor een retourvlucht op naam van [medeverdachte 1] is gekocht. Het betreft een boeking op naam van [medeverdachte 1] voor een retourvlucht van Amsterdam naar Kopenhagen op 11 april 2015 met de vlucht KL1125 en van Kopenhagen naar Amsterdam op 14 april 2015. [113]
Op 13 april 2015 om 11:55 uur wordt waargenomen dat [medeverdachte 1] op het treinstation van Kopenhagen op de trein met bestemming Odense, Denemarken, staat te wachten. In Odense boekt [medeverdachte 1] een kamer in het Cabinn Hotel. [114] Om 16:57 uur verlaat [medeverdachte 1] het hotel, met in zijn rechterhand een plastic tasje. [medeverdachte 1] gaat de McDonalds in het Odense Banegards Center binnen en komt weer naar buiten met een man. [115] De man wordt door de Deense autoriteiten herkend als [Deense man 2] . [116] Om 17:00 uur nemen zij afscheid bij de uitgang van het treinstation. Om 17:02 uur loopt [Deense man 2] alleen door de stationshal met in zijn rechterhand de plastic tas die eerder in het bezit van [medeverdachte 1] was. Om 17:06 uur keert [medeverdachte 1] terug bij het Cabinn Hotel. [117]
Op 14 april 2015 omstreeks 08:07 uur checkt [medeverdachte 1] uit en verlaat hij het Cabinn hotel. [118] Om 13:06 uur belt [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) naar [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] ) en vraagt hem hoe laat zij gaan lunchen. Er wordt afgesproken dat zij elkaar zien bij het huis van [medeverdachte 1] . [119] Door het observatieteam van de FIOD wordt waargenomen dat om 13:40 uur ter hoogte van het adres [adres 5] , het woonadres van [medeverdachte 1] , een zwarte Ford Mondeo, model stationwagen wordt geparkeerd. De bestuurder wordt herkend als [verdachte] . Tussen 14:43 uur en 14:47 uur is [verdachte] in gesprek met een man die zich in het loket bij Suri-Change op de hoek van het Damrak en de Mandemakerssteeg in Amsterdam bevindt. [120]
Uit de gegevens van het betreffende Suri-Change kantoor wordt vastgesteld dat bij dit kantoor op 14 april 2015 om 14:47 uur een transactie heeft plaatsgevonden waarbij door Suri-Change een bedrag van 45.000 Deense Kronen werd ingekocht, waar een betaling aan de klant van € 5.787,- tegenover stond. Om 14:56 uur heeft er een transactie plaatsgevonden waarbij door Suri-Change een bedrag van 40.000 Deense Kronen werd ingekocht. [121] De verbalisanten geven aan dat deze laatste transactie mogelijk een transactie is die gedaan is door dezelfde klant als die van de eerste transactie, maar dat de transactie van 14:56 uur later in het systeem is verwerkt. [122]
Overige transporten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]
28 november 2014
Bij de doorzoeking in de [adres 4] is onder [medeverdachte 2] een Nokia telefoon in beslag genomen. [123] [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij deze Nokia gebruikt en dat het telefoonnummer daarvan [telefoonnummer 6] is. [124] Aan dit telefoonnummer is het IMEInummer [IMEInummer 2] (hierna: [IMEInummer 2] ) gekoppeld. [125] Uit de historische printlijst van de Deense provider Telenor van de Nokia met IMEInummer [IMEInummer 2] blijkt dat deze telefoon op 28 november 2014 in Denemarken verbinding heeft gemaakt met netwerken in Kopenhagen. [126] [medeverdachte 2] heeft hierover verklaard dat zij in opdracht van [verdachte] een duwersbol met drugs vanuit Nederland naar Denemarken heeft vervoerd. De duwersbol heeft zij bij haar thuis van [verdachte] ontvangen, samen met geld voor tickets, hotel en eten en drinken. Zij heeft de duwersbol in de McDonalds in Odense afgegeven aan een lange, blanke man. [127] Uit onderzoek door de Deense autoriteiten is naar voren gekomen dat [medeverdachte 1] van
28 november 2014 tot en met 30 november 2014 in het Grand Hotel te Kopenhagen heeft verbleven. [128]
21 december 2014
Bij de doorzoeking in de [adres 4] is onder [medeverdachte 2] eveneens een Apple iPhone 4 in beslag genomen. [129] Uit de historische printlijsten van de Deense provider Telia TK van de iPhone blijkt dat de iPhone in de periode van 21 december 2014 tot en met 23 december 2014 zendmasten aanroept in Kopenhagen, Kastrup (luchthaven Kopenhagen) en Odense, Denemarken. [130] Uit het uitleesrapport van de iPhone blijkt voorts dat deze telefoon in voornoemde periode contact maakt met draadloze netwerken in Denemarken. [131] Ook zijn er in het telefoongeheugen van de iPhone foto’s aangetroffen die blijkens de locatieaanduiding van de telefoon op 22 en 23 december 2014 in Denemarken gemaakt zijn. [132] Eén van deze foto’s is gemaakt van een travel document van Norwegian airlines voor een vlucht van Kopenhagen naar Amsterdam op 23 december 2014 op naam van [medeverdachte 2] . [133] [medeverdachte 2] heeft hierover verklaard dat zij ook bij deze reis in opdracht van [verdachte] een duwersbol met drugs vanuit Nederland naar Denemarken heeft gebracht. [verdachte] gaf haar de duwersbol en de instructies in haar woning. Zij heeft de duwersbol bij de McDonalds in Odense aan een Deense man gegeven. [134]
24 april 2015
In de onder [medeverdachte 2] in beslag genomen iPhone is tevens een automatisch door de provider gegenereerd SMS-bericht inhoudende ‘Welkom in Denemarken’ d.d. 24 april 2015 aangetroffen. [135] [medeverdachte 2] heeft hierover verklaard dat zij op 24 april 2015 in opdracht van [verdachte] een duwersbol met verdovende middelen naar Denemarken heeft vervoerd. Zij heeft de duwersbol in een McDonalds in Odense aan een man gegeven. Zij verbleef tijdens deze reis in Hotel du Nord te Kopenhagen. [136] In de iPhone is voorts een foto aangetroffen die blijkens de locatieaanduiding van de telefoon op 24 april 2015 in Kopenhagen is gemaakt. [137] Deze foto betreft een ‘selfie’ van [medeverdachte 2] . [138]
III. Redengevende feiten en omstandigheden periode B.
13 februari 2015
In de iPhone van [medeverdachte 2] is een automatisch door de provider gegenereerd SMS-bericht inhoudende ‘Welkom in Denemarken’ d.d. 13 februari 2015 aangetroffen. [139] [medeverdachte 2] heeft verklaard ook bij deze reis in opdracht van [verdachte] een duwersbol met drugs te hebben vervoerd naar Denemarken. [140] In de iPhone zijn tevens foto’s aangetroffen die blijkens de locatieaanduiding van de telefoon op 14 februari 2015 in Odense zijn gemaakt. [141] Daarnaast is bij het uitlezen van iPhone gebleken dat deze telefoon op 14 februari 2015 contact heeft gemaakt met het draadloze netwerk van het Cabinn Hotel. [142] [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij tijdens deze reis in het Cabinn Hotel in Odense heeft verbleven en de duwersbol met drugs in de McDonalds te Odense heeft afgegeven.
Op de vraag of zij weet of er wel eens andere personen in opdracht van [verdachte] verdovende middelen hebben vervoerd, heeft [medeverdachte 2] verklaard dat zij bij één van haar reizen naar Denemarken in 2015 in opdracht van [verdachte] bij een vrouw verdovende middelen heeft opgehaald, die zij vervolgens heeft afgegeven aan een Deense man. Dit was een extra klusje tijdens een reis waarbij zij zelf reeds verdovende middelen vanuit Nederland had meegenomen. [143] Deze vrouw verbleef net als [medeverdachte 2] in het Cabinn Hotel in Odense. Het betrof een negroïde dame. [144]
De FIOD heeft van de Deense autoriteiten vernomen dat [medeverdachte 2] van 13 februari 2015 t/m 15 februari 2015 in het Cabinn hotel te Odense heeft verbleven. De FIOD heeft van de Deense autoriteiten een gastenlijst van het Cabinn hotel te Odense ontvangen betreffende de periode van 12 februari 2015 tot en met 16 februari 2015. Op deze lijst staat de naam van een Nederlandse vrouw vermeld die van 12 februari 2015 tot en met 15 februari 2015 in het Cabinn hotel te Odense is verbleven. Het betreft [medeverdachte 3] . [145] Uit de applicatie “beheer van relaties” van de Belastingdienst komt naar voren dat [medeverdachte 3] geboren is op [geboortedatum 3] en ingeschreven staat op het adres [adres 6] . [146] Op het pasfotoformulier dat de FIOD van de gemeente [woongemeente] heeft ontvangen, is te zien dat [medeverdachte 3] een donkere huidskleur heeft. [147]
Uit de vluchtgegevens van de KLM blijkt dat [medeverdachte 3] op 12 februari 2015 van Amsterdam naar Kopenhagen is gevlogen en dat zij op 15 februari 2015 van Kopenhagen naar Amsterdam is gevlogen. [148]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 4] haar heeft gevraagd of zij een reisje naar Denemarken wilde maken, waarbij zij harddrugs moest slikken en een duwersbol moest duwen. De avond voor haar reis is zij conform de instructies die zij had ontvangen naar Amsterdam gegaan. [medeverdachte 4] stond haar op te wachten bij de tramhalte en heeft haar naar een woning gebracht, waar [medeverdachte 3] ongeveer 40 à 50 slikkersbollen heeft geslikt en de duwersbol heeft geduwd. Meerdere bollen waren met roze tape omwikkeld. De volgende dag heeft [medeverdachte 4] haar naar Schiphol gebracht en haar op het vliegtuig naar Kopenhagen gezet. In Kopenhagen heeft [medeverdachte 3] de trein naar Odense genomen. De volgende dag kwam er een vrouw naar haar hotelkamer, aan wie zij een plastic tas met daarin de slikkersbollen en de duwersbol heeft gegeven. Toen zij weer in Nederland was, heeft zij van [medeverdachte 4] haar beloning gekregen. [medeverdachte 4] heeft haar verteld dat hij voor [verdachte] werkt, dat [verdachte] de grote baas is en dat [verdachte] verantwoordelijk is voor de levering van de verdovende middelen naar Denemarken. [149]
21 februari 2015
Bij het uitlezen van de onder [medeverdachte 2] in beslag genomen iPhone, wordt hierin een automatisch door de provider verzonden SMS-bericht aangetroffen, inhoudende ‘Welkom in Denemarken’ d.d. 21 februari 2015. [150] [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij ook op deze reis in opdracht van [verdachte] een duwersbol met drugs inwendig heeft vervoerd naar Denemarken. [151]
Overige reizen
In de op 19 november 2014 onder [verdachte] in beslag genomen iPhone zijn onder meer de volgende WhatsAppgesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] aangetroffen. [152]
Chatgesprek op 3 december 2013:
- [medeverdachte 1] vraagt of het nog door gaat deze week;
- [verdachte] zegt dat hij net is teruggekomen met je geld”;
- [verdachte] zegt dat het volgende week wordt;
- [verdachte] zegt dat hij vanavond bij [medeverdachte 1] zal langskomen. [153]
Chatgesprek op 14 en 15 december 2013:
- [medeverdachte 1] tegen [verdachte] zegt dat hij moet gaan (G2G);
- [verdachte] vraagt: ‘Komen er dan mensen?”;
- [verdachte] vraagt hoe de nieuwe plek is;
- [medeverdachte 1] zegt dat er grote bij waren en aan [verdachte] vraagt wat er aan de hand is;
- [medeverdachte 1] zegt dat hij deze plek net zo goed vindt, misschien iets beter en dat deze plek dichter bij de speeltuin is;
- [verdachte] zegt dat de kerel om 16.00 uur komt;
- [verdachte] vraagt of de laatste mensen al zijn gekomen;
- [medeverdachte 1] hierop zegt dat de laatste er nog niet is;
- [medeverdachte 1] een getal doorgeeft van 17,5;
- [verdachte] vraagt of “hij de envelop niet bij zich had”
- [verdachte] vraagt hoe laat [medeverdachte 1] weer thuis is;
- [medeverdachte 1] vraagt of [verdachte] naar hem toekomt op het vliegveld. [154]
Chatgesprek op 27 en 28 december 2013:
- [medeverdachte 1] vraagt of het nog doorgaat vandaag;
- [medeverdachte 1] zegt dat het om 10 uur moet gebeuren;
- [medeverdachte 1] zegt dat hij nog op 1 persoon wacht;
- [medeverdachte 1] zegt dat twee van de eikels te dik waren en dat deze niet mee konden;
- [medeverdachte 1] vraagt of het toch om 10 uur doorgaat. [155]
Chatgesprek op 29, 30 en 31 mei, 1 juni 2014:
- [verdachte] verzoekt [medeverdachte 1] om om 23.00 uur naar hem toe te komen;
- [verdachte] vraagt aan [medeverdachte 1] of hij alles kan regelen voor morgen;
- [medeverdachte 1] zegt dat morgen het plan is om te gaan;
- [medeverdachte 1] zegt er over een uur heen te gaan;
- [verdachte] vraagt naar “alle mensen?”;
- [medeverdachte 1] zegt dat eentje het niet kon halen de kleine vriend;
- [medeverdachte 1] weer aangeeft dat hij moet gaan (G2G);
- [medeverdachte 1] zegt dat “ze zijn net allemaal gekomen”;
- [verdachte] vraagt of [medeverdachte 1] een paar mooie zakjes meeneemt;
- [verdachte] vraagt “hoeveel rood en hoeveel groen?”;
- [medeverdachte 1] hierop doorgeeft: “R43 & G65, totaal 108”;
- [verdachte] tegen [medeverdachte 1] zegt dat hij 10 minuten moet wachten en dat hij hem dan instructies gaat geven;
- [verdachte] aan [medeverdachte 1] de volgende instructies doorgeeft: “Rood voor de Arabier morgen om 14.00 uur bij het meer” en “Groen om 15.00 uur voor de bootman” en dat dit niet verwisseld mag worden;
- [medeverdachte 1] vraagt of bootman op dezelfde plek moet;
- [verdachte] tegen [medeverdachte 1] zegt eerst de 43 rode naar de Arabier;
- [verdachte] hierop aangeeft dat de man aan [medeverdachte 1] ook wat geld moet geven;
- [medeverdachte 1] tegen [verdachte] zegt dat de man hem geen geld heeft gegeven en dat de blanke kerel met [verdachte] gaat praten over geld. [156]
Uit onderzoek naar de door [medeverdachte 1] gemaakte vliegreizen blijkt dat [medeverdachte 1] in de periode van 31 maart 2013 tot en met 17 augustus 2015 eenenzeventig reisbewegingen heeft gemaakt tussen Nederland en Denemarken. [157] Uit onderzoek naar de door [verdachte] gemaakte vliegreizen blijkt dat [verdachte] in de periode van 10 december 2013 tot en met 7 december 2014 zestien retourreizen naar Denemarken heeft gemaakt. [158]
Uit de mutaties op de ING-bankrekening van [verdachte] met nummer [rekeningnummer 2] blijkt dat [verdachte] in de periode van 1 januari 2014 tot en met 5 juli 2015 twaalf bezoeken aan Denemarken heeft gebracht. [159] Uit de mutaties op de Rabobank-rekening van [medeverdachte 1] blijkt dat hij in de periode van 14 december 2013 tot en met 1 december 2014 negen bezoeken aan Denemarken heeft gebracht. [160] Daarnaast blijkt uit de mutaties op de ING-bankrekening van [medeverdachte 1] dat hij in de periode van 28 december 2014 tot en met 17 augustus 2015 twintig bezoeken aan Denemarken heeft gebracht. [161]
Voorts blijkt uit de mutaties op de ING-bankrekening van [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 1] in de periode van mei 2014 tot en met november 2014 maandelijks een bedrag van € 820,00 overschrijft naar [rekeningnummer 3] , ten name van: [getuige 2] (de rechtbank begrijpt: [getuige 2] ), met de omschrijving: Rent (huur). [162] Bij de doorzoeking op het adres [adres 7] op 24 augustus 2015 is onder meer een huurovereenkomst voor het adres [adres 8] in Aalborg in beslag genomen. Als huurder staat op het contract vermeld: [medeverdachte 1] , [adres 5] . De datum van aanvang huur is 1 mei 2014. [163] [getuige 2] heeft verklaard dat hij de indruk had dat het appartement niet was gebruikt. Tijdens de sleuteloverdracht had [medeverdachte 1] gezegd dat hij een aantal zaken moest afhandelen en dat hij een Deense werkplaats met monteurs zou aansturen in Nørresundby. [164]
Op 3 juli 2014 is [verdachte] door de Deense autoriteiten op de luchthaven Billund gecontroleerd. Door de luchthavenpolitie wordt vastgesteld dat [verdachte] een bedrag van € 32.240 uitvoerde zonder dat hij hiervan aangifte had gedaan bij de autoriteiten. In verband met deze overtreding van de Deense regelgeving kreeg [verdachte] een boete van DKK 41.000 (€ 5.600), welk bedrag hij direct in contanten heeft voldaan. [165] In de iPhone van [verdachte] is het volgende WhatsApp-gesprek tussen [verdachte] en zijn halfzus [medeverdachte 5] aangetroffen:
Chatgesprek op 5 juli 2014:
- [verdachte] : Eergister was ik aangehouden door de douane
- [verdachte] : met geld
- [verdachte] : ze hebben afgepakt
- [verdachte] : omdat het meer dan 10 duizend was
- [verdachte] : en ik had het niet aangegeven
- [medeverdachte 5] : Shitttt
- [verdachte] : ik kon wel janken
- [medeverdachte 5] : Maar waarom zoveel geld meenemen
- [verdachte] : Je mag maar 10 per keer zonder aan te geven
- [verdachte] : maja
- [verdachte] : dan moet ik de hele tijd op en neer
- [medeverdachte 5] : ja
- [verdachte] : maar ze hebben nooit iets gesnapt
- [verdachte] : ik had nu gewoon pech. [166]
IV. Aanvullende feiten en omstandigheden met betrekking tot deelname aan een criminele organisatie.
[medeverdachte 2] verklaarde totaal zes reizen naar Denemarken te hebben gemaakt en twee naar Zwitserland en daarbij steeds drugs te hebben vervoerd. [167]
[medeverdachte 3] deelde in chatsessies met ene [betrokkene 1] op 12 februari 2015 mede dat ze “deze job” heeft, “2x in de maand vast” en ”ik heb die man zijn vertrouwen gewonnen”, “hij gaat iedereen weghalen van die lijn”, “het is maar een uurtje en een kwartiertje”. [168] Verder verklaarde ze van [medeverdachte 4] te hebben gehoord dat [verdachte] zijn baas is en dat [medeverdachte 4] haar de foto’s van [verdachte] heeft laten zien en [medeverdachte 4] haar liet weten voor wie zij en [medeverdachte 4] de klusjes doen. [169]
Op de telefoon van [verdachte] die op 19 november 2014 in beslag is genomen komen WhatsApp-gespreken voor die teruggaan tot 3 december 2013. Hierna worden enkele WhatsApp-gesprekken vermeld tussen [verdachte] en [medeverdachte 4] . [170]
Fragment 3, 26 januari 2014:
- [medeverdachte 4] : Die mannen waren komen lullen in de trein. Id. controle op Rossendaal.
- [verdachte] : Maar niets toch?
- [medeverdachte 4] : Nee niets had het niet bij me, maar ze wilden naam en geboortedatum.
Opmerking verba: vermoedelijk controles KMAR. [medeverdachte 4] bericht [verdachte] vermoedelijk dat hij niet in het bezit was van verdovende middelen. [171]
Fragment 4, 23 feb 2014:
- [medeverdachte 4] : Ik moet weer dingen regelen toch
- [verdachte] : Ben een groot geldbedrag in de auto verloren. Dus na (nu?) opnieuw. [172]
Fragment 6, 23 feb 2014:
- [verdachte] : Nu denk ik even niet aan een meid hoe ik mijn auto ben kwijtgeraakt. Nu ben ik weer gefocused hoe ik weer geld ga maken
- [medeverdachte 4] : Ja man. [173]
Fragment 7, 30 mrt 2014:
- [verdachte] : Die papie van mij is boos man. Die man zei dat het werk/de handel niet goed was. Dus ik ga zondag naar daar om te luisteren.
- [medeverdachte 4] : serieusss
- [verdachte] : Want het is hetzelfde werk/handel.
- [medeverdachte 4] : Ja, was 1 u na daar gegaan bij die man. Als t diezelfde is kan t niet dat het niet goed is man.
(…)
- [medeverdachte 4] : ik hou er niet van toch wanneer ik zulke dingens hoor. Dat die man zegt dat het niet goed is. Want wanneer we bij jouwe komen om het af te maken nooit vindt hij het niet goed. Maar zodra je het achterlaat vindt hij soms dat t lastig is.
Opmerking verba: vermoedelijk gaat het gesprek over de kwaliteit van verdovende middelen die [verdachte] aan een afnemer heeft geleverd. [174]
Fragment 8, 8 april 2014:
- [verdachte] : Ze waren niet te spreken over de laatste keer.
Nu is mijn hele straat (markt) lastig (niet goed).
- [medeverdachte 4] : Maar hebben ze je niet gezegd wat die probleem was.
- [verdachte] : Het was geweest slecht. Maar voor mij is het raar want het was van dezelfde werk/handel als de vorige keer.
Opmerking verba: wederom over kwaliteit verdovende middelen. [175]
Fragment 9, 29 april 2014:
- [medeverdachte 4] : 59 stuks. Is 413. Plus 5.8 is overgebleven. En die zak was 4,4.
- [verdachte] : Aiiii thanks man.
Opmerking verba: vermoedelijk over slikkersbollen. [176]
Fragment 10, 30 april 2014:
- [verdachte] : ik wou je niet pasen(geven) omdat daar veel ogen zijn
- [medeverdachte 4] : ja volgde het. Beter. [177]
Fragment 11, 5 juni 2014:
- [medeverdachte 4] : ja ik heb het geregeld
- [verdachte] : We gaan ticket maandag kopen.
- [medeverdachte 4] : ok pa.
- [verdachte] : spreek af met haar maandagochtend
- [medeverdachte 4] : ok pa. Trons zie haar straks als ze van skoro (school) gaat.
- [verdachte] : ok. Dan zal je met haar praten. Zal je de persoon het geld kunnen laten storten op haar rekening om de ticket te kopen. Dan krijg je het zaterdag.
- [medeverdachte 4] : ja kan man. Dan zal ik het zo met die regelen.
- [verdachte] : koop enkeltje. Zal je straks bellen om uit te leggen.
Opmerking verba: vermoedelijk over inzetten vrouwelijke koerier verdovende middelen, kopen ticket. [178]
Fragment 12, 9 juni 2014:
- [verdachte] : jow. Hoe gaat het
- [medeverdachte 4] : ben nu in de bus terug weg.
- [verdachte] : oke, lekker man. Ben r bijna.
- [medeverdachte 4] : ok zet die op een taxi, dan vertrek ik met de bus.
- [medeverdachte 4] 17 min later: heb net met die gepraat. Dat andere ding is naar achter en klaar. Dus ei chill now rustig.
- [verdachte] : ik begrijp het nu.
- [medeverdachte 4] : ok pa. Bel me als je daar bent. Vos de kip is gevlogen.
- [verdachte] : dat ding is al in de kist. Heb het net gevolgd, dus daar nog één.
- [medeverdachte 4] : Ok pa. Gaat goed daar ook.
- [verdachte] : niet zeggen dat ik heir ben hoor
- [medeverdachte 4] : sowieso pa. Volg die op afstand. [179]
V. Bewijsoverwegingen
Gebruik verklaringen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]
Ten aanzien van het verweer van de raadsman dat de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] als kennelijk leugenachtig moeten worden aangemerkt en om die reden van het bewijs moeten worden uitgesloten, overweegt de rechtbank dat de raadsman dit verweer in de kern slechts heeft onderbouwd door te verwijzen naar de eerst ter terechtzitting afgelegde verklaring van zijn cliënt dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] een leugenachtige verklaring hebben afgelegd en door te stellen dat er onvoldoende steunbewijs voorhanden is voor betrokkenheid van [verdachte] bij de drugssmokkel door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Daargelaten dat de raadsman geen objectief verifieerbaar stuk heeft overgelegd waaruit de weerlegging van de juistheid van de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] blijkt en het dossier daarvoor ook geen aanwijzingen biedt, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , nu hun verklaringen in voldoende mate steun vinden in ander bewijsmateriaal, gedetailleerd zijn en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zichzelf bovendien in die verklaringen ook belasten.
Nu uit de hierboven aangehaalde redengevende feiten en omstandigheden voorts blijkt dat de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] niet het ‘sole en decisive’ bewijs vormen waaruit verdachtes betrokkenheid bij de ten laste gelegde uitvoer van drugs kan volgen en er derhalve geen sprake is van de situatie als bedoeld in het Vidgen-arrest, gaat de rechtbank voorbij eveneens voorbij aan het desbetreffende verweer van de raadsman.
Schakelbewijs
De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat het toetsingskader voor het gebruik van schakelbewijs in drugszaken zoals geformuleerd in het onderzoek Pan, [180] zich leent voor toepassing op de onderhavige zaak. Dit toetsingskader houdt in dat wanneer tijdens het opsporingsonderzoek feitelijk een hoeveelheid cocaïne is aangetroffen en in beslag is genomen, ook in de gevallen waarin geen sprake is van door opsporingsambtenaren aangetroffen en inbeslaggenomen cocaïne, in beginsel een bewezenverklaring mogelijk is, mits op grond van het samenstel van feiten en omstandigheden geen andere conclusie mogelijk is dan dat sprake is geweest van handelingen met betrekking tot cocaïne. Deze conclusie kan worden getrokken indien blijkt van een patroon van handelingen en gebeurtenissen dat in aanzienlijke mate overeenkomt met het patroon, beschreven in een zaaksdossier waarin wél een hoeveelheid cocaïne is aangetroffen en inbeslaggenomen en dat tot een bewezenverklaring van een aan verdachte ten laste gelegd feit heeft geleid. Daarbij is onder meer de combinatie van de betrokken personen, het gebezigde taalgebruik in de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken en de modus operandi van betekenis. Het Hof heeft voorts in de zaak Pan bepaald dat voor die conclusie geen plaats is indien de verdachte een aannemelijke verklaring heeft weten te geven voor de inhoud van aan hem voorgehouden relevante telefoongesprekken of andere uit het dossier blijkende belastende feiten en omstandigheden.
Bij toepassing van dit toetsingskader op de onderhavige zaak ten aanzien van zaaksdossier 1 kan het volgende worden overwogen.
De rechtbank stelt vast dat er bij de reis in augustus 2015 twee leveringen drugs zijn onderschept en op inhoud getest, waarbij is vastgesteld dat het om heroïne en cocaïne ging. Bij vergelijking van de hiervoor aangehaalde feiten en omstandigheden ten aanzien van het transport in augustus 2015 en de feiten en omstandigheden ten aanzien van de overige transporten, constateert de rechtbank dat hieruit een herkenbaar patroon van handelingen kan worden gedestilleerd. Zo blijkt dat de modus operandi van het transport in augustus 2015, veel overeenkomsten vertoont met de overige transporten van april, mei en juni in dat jaar. [verdachte] is steeds de persoon die kort voorafgaand aan het transport een persoonlijke ontmoeting heeft met een van de Deense afnemers. Voorts is er telkens kort voor het vertrek naar Denemarken een afspraak met [medeverdachte 4] . De naar Denemarken uitgereisde verdachten verblijven hoofdzakelijk in het Cabinn Hotel te Odense, waarbij de overdracht van pakketjes doorgaans in of in nabije omgeving van de McDonalds in het Odense Banegård Center plaatsvindt.
De rechtbank stelt vast dat er bij nagenoeg alle transporten een rol is weggelegd voor de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] en dat gebruik werd gemaakt van losse koeriers als [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Voorts acht de rechtbank van betekenis dat zowel in het opgenomen en uitgeluisterde gespreksverkeer als in het uitgelezen dataverkeer veelvuldig versluierd taalgebruik wordt gebezigd dat naar het oordeel van de rechtbank bezwaarlijk anders kan worden geïnterpreteerd dan dat dit betrekking heeft op de handel in verdovende middelen. Zo wordt gesproken over locaties en tijdstippen, over kleuren en hoeveelheden, over bepaalde hoeveelheden die naar ‘de Arabier’ en ‘de boatman’ moeten die vooral niet verwisseld mogen worden en over ‘mensen’ die nog niet allemaal gekomen zijn, onder meer omdat sommige te dik waren.
Voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat de contacten tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] en [verdachte] en de Deense afnemers uitsluitend in een vriendschappelijk kader hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat dit verweer wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.
Voor zover de raadsman heeft bepleit dat niet kan worden uitgesloten dat bij de niet onderschepte transporten sprake is geweest van uitvoer van fenacetine, wijst de rechtbank de raadsman op artikel 341, derde lid Sv. Los daarvan staat vast dat de door [medeverdachte 1] in augustus 2015 in Denemarken overgedragen pakketten heroïne en cocaïne bevatten. Voorts hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] verklaard dat zij middels het slikken en duwen van bollen, drugs hebben uitgevoerd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de wijze van transport van het materiaal – te weten inwendig middels het slikken van bolletjes – er typisch op is gericht dat een en ander verborgen moet blijven c.q. erop wijst dat dit niet via reguliere kanalen geleverd kan worden, hetgeen niet past bij het vervoer van een stof waarvan het voorhanden hebben op zichzelf niet strafbaar is. Voorts acht de rechtbank in dit verband van belang dat zowel de gelden die verdachte blijkens de stortingen op zijn bankrekeningen voor de uitvoer van middelen als de beloning die de medeverdachten voor hun diensten ontvingen, evenmin passend zijn bij het vervoer van fenacetine. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte wist dat hij cocaïne en heroïne heeft uitgevoerd en dat zijn opzet hier ook op gericht was.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat er op grond van het hiervoor aangehaalde samenstel van feiten en omstandigheden geen andere conclusie mogelijk is dan dat ook bij de niet onderschepte transporten sprake is geweest van overdracht van heroïne en cocaïne.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte tezamen met anderen zich ook schuldig heeft gemaakt aan de in de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen.
VI. Bewijsoverweging met betrekking tot deelname aan een criminele organisatie.
De rechtbank bezigt de hiervoor ten aanzien van de overige feiten weergegeven redengevende feiten en omstandigheden ook ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit, de criminele organisatie.
Duurzaam samenwerkingsverband
Uit hetgeen hiervoor is besproken blijkt dat bij de fabricage van de duwers- en slikkersbollen, vervoer, verkoop en aflevering van de cocaïne en heroïne meerdere personen waren betrokken. Het gaat dan allereerst om [verdachte] . In de versluierde gesprekken geven [verdachte] en zijn medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] er blijk van precies te weten wat de inhoud van de communicatie behelst en verdachten geven elkaar zo informatie over de stand van zaken. Er worden ook kort vóór de drugstransporten bijeenkomsten geregeld, bijvoorbeeld bij [medeverdachte 4] in de [adres 4] en daar worden soms ook drugs meegegeven. In de berging van deze woning zijn voorwerpen gevonden die gebruikt worden bij het maken van slikkersbollen, zoals een pers, tape, huishoudfolie en versnijdingsmiddelen. Deze ontmoetingen vinden plaats met het doel de levering van de drugs en de betaling op de gewenste manier te laten verlopen en de vele telefoongesprekken die in versluierde vorm worden gevoerd tussen voornoemde verdachten vervullen een soortgelijke functie.
De koeriers vormen een onmisbare schakel bij de drugstransporten.
[medeverdachte 1] maakte reeds vanaf 2010 veelvuldige korte reizen naar Denemarken waarvoor hij geen reden heeft willen opgeven. Verder zijn er vanaf 2011 regelmatig aanzienlijke bedragen vrijwel maandelijks contant gestort op zijn rekening waarvoor hij gedurende het onderzoek geen verklaring heeft willen geven. De rechtbank heeft hieruit afgeleid dat [medeverdachte 1] met name vanaf 2013 gelden ontving voor zijn drugreizen naar Denemarken en klaarblijkelijk maandelijks – soms wel meermalen - op pad ging.
[medeverdachte 2] heeft een driejarige relatie gehad met [medeverdachte 4] , waaruit 2 kinderen zijn geboren en in haar woning waar [medeverdachte 4] ook verbleef, vonden bijeenkomsten plaats waarbij [medeverdachte 4] [verdachte] en [medeverdachte 1] aanwezig waren. [verdachte] is een goede vriend van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] en hij kwam volgens eigen zeggen geregeld (1 á 2 keer per maand) bij hen eten. [medeverdachte 2] heeft volgens haar eigen verklaring zes drugsreizen naar Denemarken en 2 drugsreizen naar Zwitserland uitgevoerd, waarin de rechtbank een grote mate van bestendigheid in de betrokkenheid bij de organisatie ziet. De rechtbank concludeert daaruit dat [medeverdachte 2] op duurzame wijze deel uitmaakte van het samenwerkingsverband.
[medeverdachte 3] heeft verklaard over een aantal drugsreizen die zij naar Denemarken heeft gemaakt. Uit de door haar gevoerde WhatsApp-gesprekken op 12 februari 2015 met ene [betrokkene 1] , een vriendin van [medeverdachte 3] , vertelt zij dat zij op dat moment in Denemarken is, deze job nu vast heeft, waardoor ze kan rekenen op 2 transporten per maand en ook dat zij het vertrouwen van de man heeft gewonnen. Hierdoor acht de rechtbank haar relatie met de medeverdachten ook aan te merken als een duurzaam samenwerkingsverband.
Verder was er sprake van een gemeenschappelijk belang om verdovende middelen uit Nederland te vervoeren en in Denemarken over te dragen. Daarbij had iedere verdachte – zoals hieronder wordt overwogen – een eigen rol.
Gestructureerd samenwerkingsverband
Het samenwerkingsverband was gestructureerd van aard. Over de rolverdeling van de verschillende verdachten in deze samenwerking, overweegt de rechtbank het volgende.
[verdachte]
De rechtbank ziet [verdachte] als de leider van de criminele organisatie. Kort voorafgaand aan de drugsleveranties heeft [verdachte] heimelijke persoonlijke ontmoetingen met de Deense afnemers waarbij op afgeschermde wijze en in versluierd taalgebruik telefonisch overleg wordt gevoerd. Daarna geeft [verdachte] al dan niet door tussenkomst van een ander, bijvoorbeeld [medeverdachte 4] , de opdracht aan een koerier om te gaan reizen naar Denemarken. Zo heeft [medeverdachte 2] verklaard de reizen in opdracht van [verdachte] te hebben gemaakt. [medeverdachte 3] heeft verklaard van [medeverdachte 4] te hebben gehoord dat [verdachte] de baas is en zij de klusjes voor [verdachte] verrichtte. Verder heeft zij verklaard dat [medeverdachte 4] de opdracht van [verdachte] krijgt om mensen te regelen die dit soort dingen doen tegen betaling van een beloning. Ook tijdens het verblijf van de koerier in Denemarken is gebleken dat [verdachte] contact onderhoudt met de koerier en deze aanwijzingen geeft over plaats en tijd van de aflevering. Uit de historische gegevens met betrekking tot transacties op de ING-bankrekening [rekeningnummer 2] van [verdachte] is op te maken dat hij in de periode 2010 tot zijn aanhouding minimaal 56 bezoeken aan Denemarken heeft gebracht. Daarnaast is gebleken dat [verdachte] ook halverwege in Duitsland ontmoetingen met de Deense afnemers heeft gehad. Gelet op de inhoud van de op 19 november 2014 in beslag genomen telefoon van [verdachte] , waarop berichtenverkeer is opgeslagen vanaf 3 december 2013 kiest de rechtbank laatstgenoemde datum als datum waarop de criminele organisatie in ieder geval bestond.
[medeverdachte 4]
ziet de rechtbank als de producent van de duwers- en slikkersbollen met cocaïne en heroïne. In de berging van de woning van zijn vriendin waarin [medeverdachte 4] ook wel verbleef, is productiemateriaal gevonden voor het maken van genoemde bollen dat identiek bleek aan het materiaal van de bollen die later in Denemarken in beslag werden genomen. [medeverdachte 2] verklaarde dat [medeverdachte 4] de enige was die in de berging kwam. Daarnaast had [medeverdachte 4] de taak koeriers te regelen. [medeverdachte 3] verklaarde dat [medeverdachte 4] de opdracht van [verdachte] ontving om mensen te regelen die dit soort dingen doen tegen betaling van een beloning. [medeverdachte 4] bracht [medeverdachte 3] ook naar een adres in Amsterdam waar ze de bollen slikte en duwde en begeleidde haar vervolgens naar Schiphol. Uit enkele telefoongesprekken in februari en juni 2015 met [verdachte] en een onbekend persoon, begrijpt de rechtbank dat [medeverdachte 4] ook een rol speelde bij de aanvoer van de drugs. [medeverdachte 4] zegt in deze gesprekken onder meer dat hij snel op en neer gegaan is om iets te regelen. Soms heeft [medeverdachte 4] ook ontmoetingen met [medeverdachte 1] vlak voordat [medeverdachte 1] naar Denemarken reist, hetgeen niet anders kan worden geïnterpreteerd dan als afspraken waarin hij inlichtingen verstrekt over de afleveringen en/of de drugs zelf aan [medeverdachte 1] overhandigt.
De berichten die zijn aangetroffen op de onder [verdachte] in beslag genomen telefoon en die onder meer op 8 februari 2015 en daarna met [medeverdachte 4] zijn gewisseld, alsmede de gesprekken die [medeverdachte 4] op 26 februari 2015 met zijn telefoon met als nummer [telefoonnummer 5] met een onbekende persoon heeft gevoerd, worden gekenmerkt door versluierd taalgebruik. De rechtbank interpreteert de inhoud van deze gesprekken als betrekking hebbend op de levering en kwaliteit van drugs. Duidelijk is voor de rechtbank dat het hier – gelet op de inhoud en de wijze waarop de berichten worden overgebracht - contacten zijn die al langer bestaan en dat de inhoud van de overgebrachte informatie, die op zichzelf niet is te begrijpen, terug grijpt op eerdere drugsleveringen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande ook wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [medeverdachte 4] in de periode vanaf 8 februari 2015 deel heeft genomen aan de criminele organisatie.
[medeverdachte 1]
De rechtbank heeft meerdere concrete drugstransporten van [medeverdachte 1] naar Denemarken bewezen verklaard. Uit historische gegevens met betrekking tot transacties op de ING- en Rabobankbankrekeningen van [medeverdachte 1] is op te maken dat hij in de periode 2010 tot zijn aanhouding minimaal 59 bezoeken aan Denemarken heeft gebracht en vanaf 31 maart 2013 tot en met 24 april 2015 71 reisbewegingen heeft gemaakt tussen Nederland en Denemarken.
Met betrekking tot de reden van zijn korte bezoeken aan Denemarken heeft [medeverdachte 1] zich beroepen op zijn zwijgrecht. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er in de loop der jaren aanzienlijke geldbedragen zijn gestort op de bankrekening van [medeverdachte 1] waarvoor [medeverdachte 1] eveneens geen aannemelijk verklaring heeft gegeven. Hieruit kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] met name vanaf 2013 gelden ontving voor zijn drugtransporten naar Denemarken en klaarblijkelijk gelet op de frequentie van deze stortingen maandelijks – soms wel meermalen - op pad ging.
De rechtbank ziet [medeverdachte 1] allereerst als een vaste koerier waarbij de zeer intensieve contacten met [verdachte] opvallen. Naar het oordeel van de rechtbank overstijgt zijn deelname aan de organisatie echter de positie van koerier, nu het ook voorkomt dat hij tevens de bollen van andere koeriers in ontvangst neemt. Zo laat hij de bollen (drugs) in Denemarken op zijn hotelkamer bezorgen ( [medeverdachte 2] ) of gaat hij ze bij een hotelgast ophalen ( [medeverdachte 3] ). Daarnaast is in het onderzoek gebleken dat [medeverdachte 1] in Denemarken de drugs ook heeft verdeeld over de verschillende afnemers. Voorts acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 1] soms de koopsom voor de drugs in ontvangst neemt, hetgeen kan worden opgemaakt uit de camerabeelden, waarop te zien is dat [medeverdachte 1] na de aflevering van drugs, op de hotelkamer geld lijkt te tellen en in de zijkant van zijn koffer stopt. Ook blijkt na de terugkeer van [medeverdachte 1] van het drugstransport op14 april 2015 dat [verdachte] meteen bij hem langs komt en vervolgens een bedrag aan Deense kronen omruilt bij Suri Change. [medeverdachte 1] vervult daarmee een vertrouwensfunctie in de organisatie van de drugstransporten. Voorts stelt [medeverdachte 1] zijn auto ter beschikking aan [verdachte] , waardoor [verdachte] in staat is zijn identiteit c.q. zijn reisgedrag beter te verbergen.
Wat betreft de tijdsduur ziet de rechtbank in het dossier slechts voldoende aanknopingspunten om de deelname van [medeverdachte 1] aan de criminele organisatie te laten beginnen op 3 december 2013, zijnde de datum van het oudste berichtenverkeer dat te vinden is op de op 19 november 2014 onder [verdachte] in beslag genomen telefoon, waarin ook [medeverdachte 1] voorkomt.
[medeverdachte 2]
vervulde voor de uitvoer van drugs een belangrijke rol in de vorm van het feitelijke vervoeren (duwersbollen) van de drugs uit Nederland naar Denemarken in opdracht van [verdachte] . Daarnaast heeft zij haar woning (mede) beschikbaar gesteld om bijeenkomsten te houden ter voorbereiding van drugsafleveringen. Het kan daarom niet anders dan dat zij op de hoogte was van de activiteiten van haar partner [medeverdachte 4] en hun goede vriend [verdachte] . Ook ontving zij van hen informatie met betrekking tot het afleveren van de door haar vervoerde duwersbollen in Denemarken. Nu [medeverdachte 2] zich reeds vanaf november 2014 schuldig heeft gemaakt aan het met [verdachte] en [medeverdachte 4] medeplegen van uitvoer van harddrugs is de rechtbank van oordeel dat ze in de periode van 1 november 2014 tot het moment van haar aanhouding op 24 augustus 2015 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
[medeverdachte 3]
heeft eveneens voor de uitvoer van drugs een onmisbare rol vervuld door het fysieke vervoer (duwers- en slikkersbollen) en de aflevering van de drugs in Denemarken op zich te nemen. In de eerder aangehaalde chatsessie met ene [betrokkene 1] op 12 februari 2015 vertelt zij vanuit Denemarken dat ze de job nu vast heeft en het vertrouwen van de man heeft gewonnen en als ze dit twee keer per maand gaat doen ze dan 5 kop heeft. Hiermee wordt volgens de verbalisanten bedoeld dat [medeverdachte 3] dan € 5000 euro verdient. Met deze uitlatingen van [medeverdachte 3] kan bezwaarlijk anders worden bedoeld dan dat zij zich reeds vóór de datum van 12 februari 2015 heeft ingespannen om een vaste plaats in de organisatie te verwerven en dat ze daarin is geslaagd. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 3] in de periode van 1 januari 2015 tot het moment waarop de medeverdachten zijn aangehouden, deel heeft genomen aan een criminele organisatie.
Oogmerk
Het aldus duurzame en gestructureerde samenwerkingsverband van verdachte en medeverdachten had als oogmerk het uitvoeren van cocaïne en heroïne, alsmede het verkopen en afleveren daarvan. Dit volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, in onderling verband en samenhang beschouwd.
Deelneming
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan bovenstaande criminele (drugs)organisatie. Het bewijs van het (dubbele) opzet van verdachte, zowel op de deelname aan de organisatie, als op het oogmerk van deze organisatie, volgt uit hetgeen hiervoor over de rol en het handelen van verdachte is overwogen.
De deelneming van verdachte bestond uit het telkens medeplegen van het misdrijf van artikel 10, vierde en vijfde lid, alsmede de voorbereiding daarvan als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet.
4.3.4.
Feit 2 (Zaaksdossier 2)
I. Inleiding
Op 19 november 2014 is [verdachte] op de luchthaven Schiphol aangehouden op verdenking van witwassen en het niet doen van een douaneaangifte voor de uitvoer van liquide middelen. De feiten en omstandigheden die aanleiding gaven tot de aanhouding van [verdachte] op 19 november 2014 en de onderzoeksbevindingen daarna, hebben de aanleiding gevormd van het onderzoek Marvel.
Naast de betrokkenheid van [verdachte] bij de uitvoer van verdovende middelen naar Denemarken, zoals onder feit 1 ten laste gelegd, heeft het onderzoek ook geleid tot de verdenking van (gewoonte)witwassen van het door [verdachte] verkregen geld afkomstig uit feit 1. Hierbij zou de (half)zus van [verdachte] , [medeverdachte 5] , ook betrokken zijn geweest.
II. Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat sprake is van contante geldstromen bij verdachte bestaande uit:
- het contante geldbedrag van € 11.500 dat onder verdachte op 19 november 2014 op Schiphol is aangetroffen;
- deels contante betalingen voor de aanschaf van een BMW X6 (€ 30.000) en de Audi A7
(€ 5.650)
- stortingen van contante bedragen op de eigen rekening van verdachte in de periode van 1 mei 2010 tot en met 24 augustus 2015, met een totaalbedrag van € 201.051,56 (na vermindering van de gedane opnamen);
- contante betalingen van vliegtickets vanaf december 2013 tot en met 24 augustus 2015, met een totaalbedrag van € 3.950,36;
- contante betaling van de huur van een huis op Ibiza voor de zomer 2015: een bedrag van
€ 21.000;
- diverse verdachte geldstromen (FIU) op naam van [verdachte] met een totaalbedrag van
€ 108.904,31 waaronder het bedrag van € 30.000 voor aanschaf van de Audi;
- twee (niet-verdachte) transacties bij GWK (€ 977) en Suri Change (€ 10.931), totaalbedrag € 11.908;
- een contant geldbedrag van € 32.240 dat op 3 juli 2014 bij [verdachte] is aangetroffen tijdens zijn uitreis uit Denemarken;
- een contant bedrag aan Deense kronen, omgerekend € 2.707,45 aangetroffen in de woning van verdachte op 24 augustus 2015;
- stortingen van contante bedragen op de rekening van [medeverdachte 5] , de halfzus van [verdachte] : totaalbedrag € 57.180,82.
Het totaal van deze geldstromen bedraagt – anders dan het in het procesdossier op pagina 7938 opgenomen overzicht – : € 450.462,50.
De herkomst van deze geldstromen is onduidelijk; er is sprake van witwasindicatoren en verdachte is betrokken bij de handel in verdovende middelen. Een concrete verifieerbare verklaring verdachte – ook wat betreft zijn pokerinkomsten en winsten – ontbreekt.
Gelet op alle bevindingen en de lange duur acht de officier van justitie gewoontewitwassen bewezen.
III. Standpunt verdediging
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat [verdachte] een concrete en verifieerbare verklaring heeft afgelegd over de herkomst van de contante geldbedragen. Het onder [verdachte] in beslag genomen geldbedrag van € 11.500,- betreft geld van zijn neef [betrokkene 2] , hetgeen door [betrokkene 2] is bevestigd. Daarnaast heeft de raadsman ter terechtzitting onder meer een verklaring ondertekend door een aantal vrienden van [verdachte] overgelegd, waarin deze aangeven het contante geldbedrag ten behoeve van de huur van de woning in Ibiza, gezamenlijk te hebben betaald. De door de FIU als verdacht aangemerkte transacties dienen, bij gebrek aan een koppeling met [verdachte] , van het totale bedrag te worden afgetrokken. Dit geldt ook voor het contant geld dat bij Suri Change zou zijn gewisseld, nu niet vast staat dat de geregistreerde transacties door [verdachte] zijn verricht. Voorts kunnen de stortingen op de rekening van [medeverdachte 5] niet aan [verdachte] worden toegerekend.
Met betrekking tot de overige contante geldstromen heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van [verdachte] dat deze gelden afkomstig zijn van pokerinkomsten, niet op voorhand als hoogst onaannemelijk terzijde moet worden geschoven. De raadsman heeft daaraan ten grondslag gelegd dat vast staat dat [verdachte] heeft gepokerd en dat gebleken is van vele afschrijvingen richting verschillende pokertoernooien. Het Openbaar Ministerie heeft nagelaten bij casino’s te informeren naar de winsten die [verdachte] genoten heeft. Het gegeven dat [verdachte] in april 2016 heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan een nader verhoor op dit punt, maakt niet dat zijn verklaring niet verifieerbaar is. Ter onderbouwing van dit verweer heeft de raadsman ter terechtzitting stukken overgelegd waaruit blijkt dat [verdachte] in het jaar 2015 pokerwinsten uitgekeerd heeft gekregen.
IV. Het oordeel van de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden
Toetsingskader
Bij de beoordeling van het ten laste gelegde feit (witwassen) stelt de rechtbank het volgende voorop. Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan het in de tenlastelegging opgenomen onderdeel “afkomstig uit enig misdrijf ” bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Daarbij ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid.
De toetsing door de zittingsrechter dient daarbij de volgende stappen te doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien zulks zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Zo een verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank zal het onder dit feit ten laste gelegde verwijt dat verdachte wordt gemaakt aan de hand van dit toetsingskader beoordelen.
Vermoeden van witwassen
Op grond van het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals ook door de rechtbank bewezen verklaard, is aannemelijk dat verdachte inkomsten (geldbedragen) heeft ontvangen uit – kort gezegd – de handel (uitvoer) van verdovende middelen.
Daarnaast is uit onderzoek van de gegevens van de Belastingdienst en de Kamer van Koophandel naar voren gekomen dat [verdachte] voor het laatst opgave van loongegevens heeft gedaan over het belastingjaar 2008 voor een bedrag van € 1.257,-. Over de jaren 2009 tot 2014 zijn er bij de Belastingdienst geen inkomensgegevens bekend. [181] De Belastingdienst heeft bij [verdachte] de winsten uit onderneming ambtshalve bepaald: dit was voor 2012 € 20.000 en voor 2011 € 14.000. [verdachte] heeft zelf geen enkele belastingopgave gedaan over de periode 2010 tot en met 2014. [182]
Uit verkregen informatie van de Spaanse Belastingdienst (E.A.E.T.) is voorts gebleken dat [verdachte] een Spaans fiscaal nummer heeft, maar dat er vanaf 2012 geen inkomensgegevens wegens werkzaamheden van [verdachte] zijn opgenomen. [183]
Gelet op het voorgaande is het vermoeden gerechtvaardigd dat de geldbedragen en daarmee aangeschafte goederen zoals opgenomen in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat derhalve van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare verklaring geeft dat dit anders zou zijn.
Verklaring verdachte
Op 19 november 2014 is [verdachte] op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, door de douane voor zijn vertrek naar Suriname gecontroleerd en werden onder [verdachte] aangetroffen: 23 bankbiljetten van € 500, 2 biljetten van € 20 en 2 biljetten van € 5, totaal een bedrag van € 11.500.
[verdachte] verklaarde desgevraagd over de herkomst van het geld dat het geld afkomstig was van een vastgoedbedrijf genaamd “ [bedrijf 1] ” (hierna: [bedrijf 1] ), waarin hij een aandeel heeft. Het geld zou hij in een envelop hebben gekregen van [betrokkene 2] , de co-founder van [bedrijf 1] en zou bestemd zijn voor het afbouwen van een appartementencomplex in Suriname. Over zijn eigen inkomsten wilde [verdachte] niets kwijt. [184]
In een nadere verklaring die dag verklaarde [verdachte] dat hij samen met [betrokkene 2] en [betrokkene 3] een lounge runt op Ibiza, ondergebracht in de V.O.F. [bedrijf 2] , maar dat dit niet winstgevend is en hij daaruit nooit een uitkering heeft ontvangen. [verdachte] zou financieel worden ondersteund door [betrokkene 2] en ook wel eens geld verdienen met pokeren. Zijn grootste winst zou € 6.000 online geweest. Vorig jaar (2013) heeft hij € 12.000 totaal gewonnen met pokeren maar dit jaar (2014) zou [verdachte] nog geen winst hebben gemaakt. Voor het vliegen als piloot ontvangt hij alleen een vergoeding. Begin 2014 heeft [verdachte] ongeveer € 17.500 meegenomen uit Ibiza. Dit geld betrof de seizoensopbrengst van de lounge en deels pokeropbrengsten, aldus [verdachte] . [185]
Uit gegevens van de Belastingdienst komt naar voren dat [verdachte] geen zakelijk belang heeft in [bedrijf 1] en dat er door [bedrijf 1] geen loonbetalingen aan hem zijn gedaan. [verdachte] is wel één van de vennoten geweest bij [bedrijf 2] V.O.F. welke firma volgens opgave bij de Belastingdienst is opgericht op 25 oktober 2010 maar is opgeheven op 1 juli 2012. [186]
De Douane Schiphol heeft na de aanhouding van [verdachte] op 19 november 2014 op Schiphol, in verband met het bezit van € 11.500,- in contanten, hierover de Belastingdienst Rotterdam geïnformeerd. [187]
De Belastingdienst Rotterdam heeft op 24 november 2014 een brief naar [verdachte] verzonden, waarin [verdachte] wordt verzocht om duidelijkheid te verschaffen over bronnen van inkomsten waar de Belastingdienst niet van op de hoogte was. [188] Daarop heeft de Belastingdienst uiteindelijk een brief d.d. 14 maart 2015 ontvangen van [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) van Amisaf Belastingadviseurs te Zeist, waarin namens [verdachte] wordt gesteld dat [verdachte] in 2013 en 2014 inkomen heeft genoten in de vorm van pokerwinsten, met name in het buitenland. [verdachte] zou vanaf het jaar 2012 over deze inkomsten beschikken. De pokeropbrengsten bedroegen ongeveer € 60.000 per jaar, inclusief inleggeld en zouden zijn behaald bij pokertoernooien in diverse landen. Bij de brief zijn bankafschriften van de ING-bankrekening van [verdachte] gevoegd vanaf 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014. De maandelijkse kosten voor levensonderhoud en andere betalingen zouden door [verdachte] op deze rekening zijn gestort en deze bedragen betreffen zijn pokeropbrengsten. [189]
In een nader schrijven d.d. 15 juni 2015 wordt dan over de pokerinkomsten van [verdachte] vermeld dat [verdachte] ervoor kiest om in het buitenland contant te worden uitbetaald en nooit om een bon heeft gevraagd. [verdachte] zou met ongeveer € 5.000 naar cash games reizen. Gemiddelde winst als hij won zou € 7.000 zijn. In Nederland zou [verdachte] voornamelijk online toernooien spelen. Voor de uitbetaalde en gestorte bedragen wordt verwezen naar de overgelegde bankrekeningafschriften. Tevens is een lijst bijgevoegd met landen, steden en casino’s waar [verdachte] zou hebben deelgenomen aan cashgames. Daarnaast zijn kopieën van vliegticket- en hotelreserveringen bijgevoegd. [190]
Zoals door de FIOD ook wordt opgemerkt, zijn er geen schriftelijke bewijzen overgelegd van de bedragen die [verdachte] met pokeren in het buitenland heeft ingezet, heeft verloren of gewonnen noch zijn er schriftelijke bewijzen voor zijn deelname aan pokertoernooien, behoudens enkele stortingen voor deelname aan een pokerspel, van zeer bescheiden omvang. Uit het overzicht van de hotelreserveringen komt verder niet naar voren dat deze door [verdachte] zijn gedaan. Ook komt niet naar voren op welke wijze de reserveringen zijn betaald en wie heeft betaald. [191] Bovendien volgt uit de door [getuige 3] afgelegde getuigenverklaring dat hij van [verdachte] geen specificaties heeft ontvangen van de pokerinkomsten en [verdachte] geen administratie zou hebben bijgehouden van zijn uitgaven, inzetten, inkomsten en winsten. Het bedrag van € 60.000,-- dat aan de belastingdienst aan pokerinkomsten is opgegeven, zou puur natte vingerwerk zijn geweest, aldus [getuige 3] . [192]
Na zijn aanhouding op 24 augustus 2015 verwijst [verdachte] voor wat betreft zijn inkomsten naar de aan de Belastingdienst verstrekte informatie die hij voldoende duidelijk vindt. [193] Volgens [verdachte] zouden zijn verdiensten van het pokeren door de FIOD kunnen worden afgeleid uit de uitslagen van de pokertoernooien. Ook zou op internet zijn te achterhalen wat zijn verdiensten met pokeren zouden zijn geweest. [194] Toen de FIOD begin 2016 [verdachte] echter via zijn raadsman schriftelijk informeerde dat zij [verdachte] nogmaals wilden horen om zo eventuele inloggegevens van onder meer het Pokerstars- account of andere relevante poker-informatie te verkrijgen om – naar de rechtbank aanneemt – een en ander te kunnen achterhalen, volgde geen enkele reactie. [195]
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank leidt het voorgaande tot de gerechtvaardigde conclusie dat verdachte weliswaar heeft gesteld dat hij vanaf 2012 inkomsten zou hebben gegenereerd door middel van pokeren, maar dat hij op dit punt een onvoldoende concrete en verifieerbare verklaring heeft afgelegd, welke tot nader onderzoek door het Openbaar Ministerie zou kunnen leiden. Voorts ontbreekt enige verklaring van verdachte over zijn inkomsten in de periode voor 2012. In samenhang met het onder 1 bewezenverklaarde feit kan daarom worden aangenomen dat eventuele geldstromen van verdachte kunnen worden beschouwd als van misdrijf afkomstig. De eerst bij pleidooi overgelegde emailberichten van Pokerstars aan [verdachte] met zogenaamde “cashout-transacties” in de periode van 11 maart 2015 tot en met 18 augustus 2015, werpen – los van de te late overlegging van deze stukken – geen ander licht op de zaak.
Onderdelen witwassen.
De rechtbank zal de verschillende geld- en goederenstromen, zoals opgenomen in de tenlastelegging beoordelen en deze stromen bezien in zowel de a- als b- variant van artikel 420 Wetboek van Strafrecht. Daarbij leest de rechtbank de tenlastelegging in samenhang met de inhoud van het procesdossier en het op de terechtzitting gehouden onderzoek. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Aangetroffen bedrag van € 11.500 op 19 november 2014
Verdachte heeft van het uitvoeren van dit bedrag bij de douane geen aangifte gedaan terwijl het bedrag voornamelijk bestond uit coupures van € 500. [196] Volgens [verdachte] zou dit bedrag afkomstig zijn van zijn neef [betrokkene 2] en diens bedrijf [bedrijf 1] en bestemd zijn voor een bouwproject in Suriname waarmee de aannemer direct kon worden betaald voor de specifieke aanschaf van keukens en apparatuur. [197] In maart 2015 heeft de FIOD een schriftelijke verklaring van [betrokkene 2] ontvangen, waarin [betrokkene 2] verklaart dat hij zijn neef [verdachte] een bedrag van € 11.500 heeft verschaft ter ondersteuning van interne familiezaken die [verdachte] in Suriname gaat oplossen. [198] Later heeft [betrokkene 2] verklaard dat dit bedrag een lening aan [verdachte] zou zijn geweest waar [verdachte] een paar dagen voor 19 november 2014 om zou hebben gevraagd. [199] Van de lening is geen overeenkomst opgesteld; de enige afspraak was dat het geld op enig moment diende te worden teruggegeven. [200]
Naar het oordeel van de rechtbank dient gelet op de tegenstrijdige verklaringen van [verdachte] en [betrokkene 2] over de herkomst en bestemming van het geld, te worden aangenomen dat het bij [verdachte] aangetroffen geldbedrag aan [verdachte] toebehoorde, dit van misdrijf afkomstig was en [verdachte] de herkomst heeft willen verhullen door dit geldbedrag naar het buitenland te vervoeren, met het kennelijk doel dit aan het zicht van de Nederlandse autoriteiten te onttrekken.
Onderzoek bankrekening [verdachte]
Aan de hand van de historische gegevens van de ING-bankrekening met het nummer [rekeningnummer 2] (hierna: [rekeningnummer] ) op naam van [verdachte] over de periode van 1 mei 2010 tot en met 24 augustus 2015 heeft de FIOD een overzicht van de volgende mutaties op de betreffende bankrekening opgesteld.
- van 1 mei 2010 tot en met 31 december 2010:
24 contante stortingen op de rekening met een totaalbedrag van € 21.117,10.
Daarbij is er op 31 mei 2010 door middel van een seal bag een buitenlands geldbedrag op de rekening gestort met een tegenwaarde van € 636,38. Op 28 mei 2010 hebben er met de betreffende rekening twee pintransacties in Denemarken plaatsgevonden.
- van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011:
37 contante stortingen met een totaalbedrag van € 68.210,00. Gebruiker heeft 14 keer Denemarken bezocht en van 18 tot 21 december 2011 op Ibiza verbleven.
- van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012:
28 keer contante stortingen met een totaalbedrag van € 18.820,00. De gebruiker heeft 6 keer Denemarken bezocht, 6 keer Ibiza en 1 keer Duitsland.
- van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013:
52 contante stortingen met een totaalbedrag van € 58.835,00. Op 5 februari 2013 is er door middel van een seal bag een buitenlands geldbedrag op de rekening gestort met een tegenwaarde van € 495,60.
De gebruiker heeft 15 keer Denemarken bezocht en 4 keer Ibiza. Verder zijn er 8 transacties met een totaalbedrag van € 1.605,00 aan Transavia Airlines CV (Transavia) gedaan.
- van 1 januari 2014 tot en met 10 december 2014:
32 contante stortingen met een totaalbedrag van € 39.685,00. Onder meer zijn de volgende afschrijvingen verricht: 9 afschrijvingen naar Custodian Vesteda met een totaal bedrag van
€ 14.527,50 voor borg en huur voor het adres [adres 2] ; een bedrag van € 12.000 op 6 februari 2014 ten name van Nico Alblas Automobielen BV, met als omschrijving: “ [kenteken 6] ” en een afschrijving op 24 april 2014 van € 46.000 ten name van Vlastuin Auto BV met als omschrijving “restbedrag aankoop Audi A7.” [201]
- van 10 december 2014 tot en met 24 augustus 2015:
15 contante stortingen met een totaalbedrag van € 27.980,10. Er zijn opnames van de rekening gedaan in Spanje en Denemarken en verder 5 transacties in Denemarken, 2 in België, 4 in Malaga, 12 op Ibiza. Er zijn 6 afschrijvingen naar Sternrent gedaan met een totaalbedrag van € 6.000 en een bedrag van € 1.144 aan Transavia.
Het totaal van de stortingen over de periode van 1 mei 2010 tot en met 24 augustus 2015 bedraagt (naar de rechtbank begrijpt) € 505.153,70. [202]
Uit de officier van justitie in haar requisitoir opgestelde berekening volgt dat de officier van justitie dit gehele bedrag aan stortingen door [verdachte] verminderd met de contante geldopnamen beschouwt als witwashandelingen. Dit standpunt deelt de rechtbank echter niet met verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 7 oktober 2014 (ECLI:NL:2014:2913). Immers ten aanzien van de gedane stortingen is niet gebleken dat sprake is van gedragingen van [verdachte] die (kennelijk) ook gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die geldbedragen die (onmiddellijk) van eigen misdrijf van [verdachte] afkomstig zijn. Wel gaat de rechtbank ervan uit dat [verdachte] deze geldbedragen deels heeft omgezet en gebruikt ter financiering van onder meer de huur van zijn appartement, de huur van auto’s en vliegreizen op de wijze zoals hierna zal worden besproken.
Financiële verdachte transacties
Uit de door de Financial Intelligence Unit (FIU) aangeleverde financiële (verdachte) transacties blijkt dat [verdachte] in de periode van juni 2010 tot en met maart 2014 betrokken is bij 101 transacties. Bij deze transacties (moneytransfers, contante stortingen, opnames prepaidcard en een contante betaling bij de aanschaf van een auto) was een bedrag gemoeid van totaal € 102.676,74. [203]
Na 7 februari 2014 zijn er door [verdachte] nog twee contante stortingen bij het Grenswisselkantoor (GWK) op een prepaidcard gedaan en een moneytransfer met als begunstigde de Belastingdienst. [204]
Het totaal van de financieel verdachte transacties bedraagt € 108.904,31. [205] De rechtbank gaat er vanuit dat met deze transacties verkregen gelden uit misdrijf waren gemoeid en dat [verdachte] door middel van deze transactiewijze de herkomst van de gelden wilde verhullen dan wel verbergen. Dit geldt eveneens voor een moneytransfer die uit de gegevens van het GWK naar voren kwam die niet was opgenomen in het FIU overzicht. Het betreft een transactie van [verdachte] aan [medeverdachte 1] op 3 mei 2014 met een bedrag van € 977,00. [206] Een foto van het transactieformulier werd aangetroffen in de telefoon van [verdachte] . [207]
Geldwisseling Suri-Change te Amsterdam
Uit zaaksdossier 1 (onder 1 ten laste gelegd) is gebleken dat [medeverdachte 1] van 11 april 2015 tot en met 14 april 2015 een reis naar Denemarken heeft gemaakt. [medeverdachte 1] maakte deze reis in opdracht van en op kosten van [verdachte] en heeft op 13 april 2015 in Denemarken verdovende middelen overgedragen aan een onbekende man. [verdachte] heeft vervolgens [medeverdachte 1] op 14 april 2015 na terugkomst in Nederland opgehaald. Door het observatieteam van de FIOD is waargenomen dat [verdachte] met [medeverdachte 1] en nog 2 personen naar de Nieuwezijds Voorburgwal te Amsterdam rijdt en tussen 14:43 uur en 14:47 uur in gesprek is met een man die zich in het loket bij Suri Change bevindt. [208] Uit de gegevens van het betreffende Suri Change kantoor wordt vastgesteld dat bij dit kantoor op 14 april 2015 om 14:47 uur een transactie heeft plaatsgevonden waarbij door Suri Change een bedrag van 45.000 Deense Kronen werd ingekocht, waar een betaling aan de klant van € 5.787,- tegenover stond. Om 14:56 uur heeft er een transactie plaatsgevonden waarbij door Suri Change een bedrag van 40.000 Deense Kronen werd ingekocht. [209] Volgens verbalisanten is het mogelijk dat de laatste transactie is gedaan met dezelfde klant die ook de hiervoor genoemde 45.000 Deense Kronen had gewisseld voor euro’s, maar is de transactie met de 40.000 Deense Kronen later, om 14:56 uur, in het systeem verwerkt. [210]
[verdachte] heeft ter terechtzitting erkend dat hij op het betreffende tijdstip bij Suri-Change is geweest, maar hij verklaart toen alleen informatie te hebben ingewonnen. [211]
De rechtbank schuift deze verklaring terzijde gezien het late stadium waarin deze is afgelegd en deze niet nader is geconcretiseerd. In het licht van al het voorgaande gaat de rechtbank er vanuit dat [verdachte] op 14 april 2015 met deze transactie waarmee – naar de rechtbank begrijpt – een totaalbedrag van € 10.931 [212] was gemoeid, op verhullende wijze, het door [medeverdachte 1] in Denemarken ontvangen drugsgeld heeft omgezet.
Vliegreizen
Uit gegevens van diverse vliegtuigmaatschappijen komt naar voren dat er door [verdachte] in de periode van 1 december 2013 tot en met 31 augustus 2015, tenminste 116 boekingen voor vliegreizen zijn gemaakt voor zowel retourvluchten als enkele reizen. De reizen zijn gemaakt met de luchtvaartmaatschappijen KLM, Transavia, Scandinavian Airlines en Vueling. Voor deze boekingen is in totaal een bedrag van € 28.027,19 betaald, waarvan € 3.950,36 contant is voldaan. [213]
Gebruik van rekening [medeverdachte 5] door [verdachte]
Uit de vliegtuigboekingen blijkt dat diverse boekingen betaald worden met creditcards die ten naam zijn gesteld van [medeverdachte 5] , de halfzus van [verdachte] . [214]
Bij de aanhouding van [verdachte] op Schiphol op 19 november 2014 werd onder hem een iPhone in beslag genomen. [215] Het telefoonnummer behorende bij deze telefoon is [telefoonnummer 1] . [216] Op grond van de inhoud van WhatsApp-berichten van december 2013 tot en met november 2014 op deze telefoon is het vermoeden ontstaan dat [medeverdachte 5] , gebruikmakend van telefoonnummer [telefoonnummer 7] (hierna: [telefoonnummer 7] ) [217] haar creditcard van de ABN AMRO Bank beschikbaar heeft gesteld aan [verdachte] en hiervoor contant geld heeft terug ontvangen. [218] Ook rees het vermoeden dat [verdachte] al langere tijd (contant) geld stortte op de rekening van [medeverdachte 5] . [219] [medeverdachte 5] heeft het gebruik van haar creditcard door [verdachte] om inkopen te doen bevestigd. Ook deed zij de administratie van [verdachte] en betaalde zij rekeningen van [verdachte] waarna zij het geld contant van hem terugkreeg. [220] Dit geld stortte zij vervolgens op haar eigen bankrekening. Daarbij was ook sprake van verschillende coupures die niet iedere winkel accepteerde. Zo ontving zij briefjes van 100, en een keer enkele, 2 of 3, van 500 en had moeite deze te wisselen. [221]
Op de ABN-rekening nummer [rekeningnummer 4] op naam van [medeverdachte 5] zijn in de periode van 2011 tot 2015 13 contante stortingen verricht met een totaalbedrag van € 16.880. In 2013 werden 4 stortingen gedaan, totaalbedrag € 9.500 en in 2015 2 stortingen, totaalbedrag € 2.080.
Op de ABN AMRO-rekeningnummer [rekeningnummer 5] van [medeverdachte 5] zijn in de periode van 2011 tot 2015 33 stortingen gedaan met een totaalbedrag van € 51.010. Daarbij vonden 9 stortingen plaats in 2013, totaalbedrag € 25.640; 9 stortingen in 2014, totaalbedrag € 14.600; en 4 stortingen in 2015, totaalbedrag € 5.650. [222] In de periode van 4 februari 2015 tot en met 24 augustus 2015 is er een contante storting gedaan van € 1.850,-. op de Raborekening van [medeverdachte 5] . Dit bedrag wordt op dezelfde dag overgemaakt naar haar ABN AMRO bankrekening nummer [rekeningnummer 5] . Op de Rabobankrekening nummer [rekeningnummer 6] op naam van [medeverdachte 5] die op 18 juli 2013 is geopend, hebben 3 stortingen plaatsgevonden met een totaalbedrag van € 9.800. [223]
In de telefoon van [verdachte] zijn de volgende fragmenten van WhatsApp-gesprekken (zakelijk weergegeven) tussen [verdachte] en [medeverdachte 5] aangetroffen:
WhatsApp-gesprek van 3 december 2013:
- [verdachte] : mag ik geld op je spaar rek sto. Ik wil bitcoins kopen.
- [medeverdachte 5] : hoeveel. Kan niet vanaf me spaarrekening he. Betalen.
- [verdachte] : 5000 euro
- [medeverdachte 5] : Kan je ook niet mee pinnen.
- [verdachte] : je kan t toch overmaken naar je hoofdrek. Die bitcoins kan je met ideal betalen.
(…)
- [verdachte] : ik stort wel op me eigen rekening. Heb al veel gestort tog dit jaar.
- [medeverdachte 5] : bij mij ook. [224]
WhatsApp-gesprek van 31 januari 2014:
- [verdachte] stuurt foto witte BMW X6 naar [medeverdachte 5] .
- [medeverdachte 5] : pppfffff
- [verdachte] : niet tegen ma zeggen
- [medeverdachte 5] : hoe ga je dit verbergen
- [medeverdachte 5] : you’re putting urself out there man. [225]
Voorts is er het volgende WhatsApp-gesprek van 1 april 2014 aangetroffen (zakelijk weergegeven):
[medeverdachte 5] : ik heb de aangifte gedaan en de zorgtoeslag stopgezet. Als ik je een advies kan geven, zorg ervoor dat je ergens op een loonlijst komt, want het is niet logisch dat je 0 EUR inkomsten hebt, maar wel belasting betaalt voor een dure auto. Verder moet die 8000 EUR zsm betaald worden anders wordt het alleen maar meer. Alle openstaande rekeningen zijn betaald, maar volgens mij ligt er weer iets bij mij. Kijk of je me weer een x bedrag geeft. Dat is beter omdat ik dan niet op je hoef te wachten om dingen te betalen, maar ik weet niet wat je ruimte is. [226]
WhatsApp-gesprek van 28 juli 2014 (zakelijk weergegeven):
- [medeverdachte 5] : Cc rekening. Wil even een paar dingen met je bespreken.
……
- [verdachte] : wat was de rest?
- [medeverdachte 5] : Iemand vertelde me dat zijn auto in beslag was genomen omdat hij niet kon aantonen hoe hij zo’n dure auto had gekocht
- [verdachte] : serieusss
- [medeverdachte 5] : Dus wilde in dat licht een aantal dingen met je bespreken.
- [verdachte] : ik ben daar zooo bang voor he. Ik zit te denken hoe ik dat moet oplossen.
- [medeverdachte 5] : Je moet inkomen hebben. Via [betrokkene 2] o.i.d.
- [verdachte] : maar om op de loonlijst te staan kost geld. Bijna 1000 om een inkomen van 1500 te hebben.
- [medeverdachte 5] : Of die business in Ibiza aangifte doen. Iets verzinnen. Want je betaalt al je rekeningen.
- [verdachte] : ja ik wou daar eigenlijk met een advocaat over praten.
- En je aangifte zei dat je geen inkomen hebt. Dus dat klopt gewoon niet. En je hebt boete openstaan bij de belastingdienst
- [verdachte] : moet dat echt snel oplossen.
- [medeverdachte 5] : en nu is het stil. En dat vertrouw ik niet.
- [verdachte] : ik ga die auto ff stil zetten man, in de garage. Moet dit echt snel oplossen.
- [medeverdachte 5] : en ik wil in het vervolg de rekeningen vanaf jouw rekening betalen. Want nu gaat alles via mij en ik heb dat geld niet. Straks moet ik gaan verklaren waarom ik jouw boetes betaal enz.
- [verdachte] : ja, zat daar ook aan te denken. [227]
WhatsApp-gesprek van 3 november 2014 (zakelijk weergegeven):
- [medeverdachte 5] : ik heb die man gebeld. Hij komt rond 14:00 uur.
- [verdachte] : heb je het geld kunnen regelen.
- [medeverdachte 5] : ik heb tegen hem gezegd dat familie het geld bij elkaar heeft geraapt. En hij had het over je auto. (vermoedelijk door de man): Zou zonde zijn als ik die mooie witte Audi in beslag moet nemen….
- [medeverdachte 5] : ik heb ook gezegd dat je veel in het buitenland bent.
- [verdachte] : ik ga hem zo bellen om te zeggen dat 15:00 uur beter uit komt. Echter vervelend dat het zo ver moet komen.
- [medeverdachte 5] : ja lesje ff. Belastingdienst maakt geen grap.
- [verdachte] : thanks voor alles!! [228]
WhatsApp fragment van 3 november 2014 en 4 november 2014 (zakelijk weergegeven):
- [medeverdachte 5] : onder kopje betalen staat rekeningnummer.
- [verdachte] op 4 november: het is eindelijk opgelost! Ik stuur het omdat ma me elke dag hetzelfde vraagt
- [medeverdachte 5] : gelukkig, nu kijken wat er voor 2013 gebeurt.
- [verdachte] : ik dacht dat dat hier ook was inbegrepen
- [medeverdachte 5] : nee, je doet in 2014 aangifte over 2013.
- [medeverdachte 5] : dat is gebeurd, maar de vraag is of ze die aangifte gaan controleren. Kans is gezien het verleden groot. Omdat er ook geen opgaaf van inkomen is geweest.
- [verdachte] : ja en nu ben ik op de radar met m’n witte auto.
- [medeverdachte 5] : je zou je uit Nederland moeten uitschrijven om er vanaf te zijn, bij wijze van
- [verdachte] : maar dat kan ik niet doen, ik ga volgend jaar iets kopen
- [medeverdachte 5] : met welk inkomen?
- [verdachte] : een investering vanuit Sumo bv en dat geef ik dan aan hem
- [medeverdachte 5] : kan je niet als schoonmaker op de loonlijst daar?
- [verdachte] : nee hahahah
- [verdachte] : ik wil hem daar niet mee lastig vallen. Ik ga iets overnemen volgend jaar. Een zaak. Iemand heeft ons ook een hostel aangeboden. [betrokkene 2] heeft daar meer ervaring mee en zou het kunnen opknappen. Maar ik houd je op de hoogte. [229]
De rechtbank is van oordeel dat de door [verdachte] uit misdrijf verkregen gelden via de bankrekeningen van [medeverdachte 5] werden omgezet en gelet op de inhoud van de genoemde WhatsApp-gesprekken deze handelingen tenminste hebben plaatsgevonden in de periode van 1 januari 2013 tot 24 augustus 2015.
Gelet op de frequentie van de contante stortingen op de bankrekening van [medeverdachte 5] , de vele rekeningen die vervolgens werden voldaan en de duur van de periode waarin dit alles plaatsvond, acht de rechtbank reeds op grond van dit onderdeel bewezen dat sprake is van gewoontewitwassen.
Contant geld in Denemarken
Op 3 juli 2014 is [verdachte] door de Deense autoriteiten op de luchthaven Billund gecontroleerd. Door de luchthavenpolitie werd vastgesteld dat [verdachte] een bedrag van € 32.240 uitvoerde zonder dat hij hiervan aangifte had gedaan bij de autoriteiten. In verband met deze overtreding van de Deense regelgeving kreeg [verdachte] een boete van DKK 41.000 (€ 5.600), welk bedrag hij direct in contanten heeft voldaan. [230] In de iPhone van [verdachte] is het volgende WhatsApp-gesprek (zakelijk weergegeven) tussen [verdachte] en zijn halfzus [medeverdachte 5] aangetroffen:
Chatgesprek op 5 juli 2014:
- [verdachte] : Eergister was ik aangehouden door de douane
- [verdachte] : met geld
- [verdachte] : ze hebben afgepakt
- [verdachte] : omdat het meer dan 10 duizend was
- [verdachte] : en ik had het niet aangegeven
- [medeverdachte 5] : Shitttt
- [verdachte] : ik kon wel janken
- [medeverdachte 5] : Maar waarom zoveel geld meenemen
- [verdachte] : Je mag maar 10 per keer zonder aan te geven
- [verdachte] : maja
- [verdachte] : dan moet ik de hele tijd op en neer
- [medeverdachte 5] : ja
- [verdachte] : maar ze hebben nooit iets gesnapt
- [verdachte] : ik had nu gewoon pech. [231]
Gelet op het voorgaande kan het niet anders dan dat [verdachte] dit geldbedrag uit misdrijf had verkregen en voorhanden had en de herkomst heeft willen verhullen door dit geldbedrag naar het buitenland te vervoeren, met het kennelijk doel dit aan het zicht van de Deense autoriteiten te onttrekken. De eerst ter zitting afgelegde en niet nader geconcretiseerde verklaring van verdachte dat hij dit bedrag met zich vervoerde omdat hij voor een vriend een auto in Denemarken had willen kopen, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde.
Audi A7 en BMW X6
Bij de aanhouding van [verdachte] op 19 november 2014 werd een kentekenbewijs behorend bij een Audi A7 met kenteken [kenteken 7] op naam van [verdachte] in beslag genomen. [232] Deze auto werd op parkeerterrein P2 op Schiphol aangetroffen. [233]
[verdachte] heeft verklaard dat de Audi A7 een half jaar geleden was gekocht bij Vlastuin auto voor
€ 51.000, welk bedrag per bank door hem zou zijn overgemaakt. Een bedrag van € 53.000 was door de verzekeraar uitgekeerd omdat de vorige auto van [verdachte] een BMW X6, gekocht in februari 2014, gestolen was. Voor de BMW X6 was bij autobedrijf Nico Alblas € 52.000 euro betaald waarvan de helft per bank en de andere helft contant. [verdachte] zou daarvoor € 15.000 euro hebben geleend van [betrokkene 4] (hierna: [betrokkene 4] ), € 17.000 zelf hebben gespaard en het overige bedrag van zijn neef [betrokkene 2] hebben geleend. [234] Uit onderzoek bleek dat de BMW X6 4.0D met kenteken [kenteken 6] was gekocht voor een bedrag van € 58.000, waarvan een bedrag van € 12.000 per bank en een bedrag van
€ 30.000 contant werd betaald en waarbij door inruil van een VW Golf een bedrag van € 16.000 was voldaan. Van de contante betaling was een MOT-melding gedaan. [235] Volgens [betrokkene 4] betrof de door hem aan [verdachte] verstrekte lening voor aanschaf van de BMW een bedrag van € 30.000 in plaats van het door [verdachte] genoemde bedrag van € 15.000. [236] Daarvoor zouden twee leningsovereenkomsten zijn opgemaakt door A&T Partners te Rotterdam op 31 januari 2014 en 27 januari 2014. [237] [verdachte] zou geen rente verschuldigd zijn en er zou geen zekerheid zijn gesteld. [238]
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] en [betrokkene 4] verschillend verklaren over de hoogte van de gestelde lening voor aanschaf van de BMW. Voorts is gebleken dat A&T Partners – anders dan beweerd – geen leningsovereenkomsten heeft opgesteld. [239] Ook valt niet te verklaren waarom een bedrag van € 30.000 contant wordt betaald terwijl een deel van koopprijs van de auto per bank wordt voldaan. De rechtbank acht de door [verdachte] gestelde lening voor aanschaf van de auto dan ook onwaarschijnlijk. Om die reden gaat de rechtbank ervan uit dat het contant betaalde bedrag van € 30.000 voor aanschaf van de BMW van [verdachte] zelf en uit (eigen) misdrijf afkomstig is en [verdachte] dit door middel van het opstellen van een zogenaamde lening heeft willen verhullen. Daarnaast kan het gedeelte van de koopprijs dat per bank is voldaan als omzetten worden aangemerkt nu de rechtbank ervan uitgaat dat de tegoeden op de bankrekening van [verdachte] uit misdrijf zijn verkregen.
Hetzelfde geldt voor de later aangeschafte Audi. Deze Audi A7 Sportback, kenteken [kenteken 7] bleek door [verdachte] gekocht te zijn voor € 52.300,- bij Vlastuin Auto te Renswoude waarbij sprake was van 5 betalingen, te weten twee contante betalingen van € 4650 en € 1000, twee pinbetalingen van € 300 en € 350 en een betaling van € 46.000 per bank vanaf de ING rekening 9813, ten name van [verdachte] . [240] De rechtbank acht ook hier de (verschillende) wijze van betaling weer opmerkelijk en passend bij witwassen.
Overige bestedingen
[verdachte] bleek van 3 juni 3015 tot 5 oktober 2015 een appartement op Ibiza te hebben gehuurd voor een bedrag van totaal € 21.000 welk bedrag contant door hem is voldaan. [241] Zelfs wanneer sprake zou zijn van een gezamenlijke huur met vier vrienden zoals ter terechtzitting verklaard, staat vast dat [verdachte] dit bedrag heeft voorgeschoten en gaat de rechtbank ervan uit dat dit bedrag betaald is met gelden uit misdrijf afkomstig.
Luxe goederen
Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte] op het adres [adres 2] werden onder meer de volgende goederen in beslag genomen:
- Een mobiele telefoon merk BlackBerry;
- Een zwarte iPhone 6 (nr. [telefoonnummer 1] );
- Een zwarte mobiele telefoon merk Nokia;
- Een mobiele telefoon merk Sony type Xperia;
- Zwarte Iphone type 4.
Huur van auto’s
- Huurovereenkomst tussen Sternrent en [verdachte] voor de periode 10 april 2015 tot 14 april 2015, kosten € 600;
- Factuur Sternrent gericht aan [verdachte] d.d. 28 april 2014 voor de huur van een Ford Mondeo, kosten € 1.175,03;
- Huurovereenkomst met Sternrent gericht aan [verdachte] voor de huur van een Renault Clio voor de periode 13 mei tot en met 18 mei 2015, kosten € 500 per bank betaald. [242]
Uit onderzoek bij autoverhuurbedrijf Sternrent is gebleken dat [verdachte] in de periode van 14 juni 2012 tot en met 13 mei 2015 acht keer een auto bij dit bedrijf heeft gehuurd. [243]
Huur appartement [adres 2]
Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte] op het adres [adres 2] werd voorts een huurovereenkomst woning tussen Vesteda en [verdachte] voor de woning aan het [adres 2] ingaande 1 april 2014 en eindigend op 31 maart 2015 aangetroffen. [244]
Uit informatie van Vesteda, is gebleken dat er door [verdachte] een bedrag van € 24.684,50 aan huur en waarborgsom per bank is betaald ten behoeve deze woning. [245]
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het licht van al het voorgaande worden aangenomen dat deze uitgaven door [verdachte] zijn gedaan met uit misdrijf verkregen inkomsten.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat sprake is van witwassen van het bedrag van Deense kronen dat in de woning van verdachte is aangetroffen nu uit het dossier niet blijkt van enige verhullingshandeling ten aanzien van dit bedrag waarvan moet worden aangenomen dat dit onmiddellijk uit misdrijf afkomstig is.
Voorts acht de rechtbank niet bewezen dat sprake is van witwassen van sneakers en/of kleding, nu uit het dossier volgt dat er in de woning van verdachte slechts aankoopbonnen zijn aangetroffen en de rechtbank dit onvoldoende acht om te concluderen dat verdachte deze goederen heeft gefinancierd.
4.3.5.
Feit 4 (Zaaksdossier 8)
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 november 2016 afgelegd;
  • het proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 15 september 2015 (AMB-089: ordner 3, p. 1170 en 1171);
  • een schriftelijk bescheid, te weten de salarisspecificatie betreffende de maand februari 2014 van Shortstay Amsterdam B.V. ten name van [verdachte] (DOC-167b: ordner 19, p. 6487);
  • een schriftelijk bescheid, te weten het bankafschrift ING bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] d.d. 12 maart 2014 ten name van [verdachte] (DOC-167c: ordner 19, p. 6488);
  • het proces-verbaal d.d. 5 oktober 2015 (AMB-122: ordner 4, p. 1366 en 1367);
  • een schriftelijk bescheid, te weten de salarisspecificatie betreffende de maand oktober 2012 van Shortstay Amsterdam B.V. ten name van [verdachte] (DOC-186: ordner 19, p. 6686);
  • een schriftelijk bescheid, te weten de arbeidsovereenkomst tussen Shortstay-Amsterdam en [verdachte] d.d. 18 september 2012 (DOC-187: ordner 19, p. 6687);
  • het proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 21 september 2015 (AMB-103: ordner 4, p. 1294);
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 1 oktober 2015 (G-004-01: ordner 16, p. 5644 en 5645).
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
(zaaksdossier 1)
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 augustus 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Schiedam en/of in Denemarken, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, hoeveelheden cocaïne en/of heroïne, te weten:
A. in de periode van 9 april 2015 tot en met 17 augustus 2015 onder meer:
- in de periode van 8 augustus 2015 tot en met 17 augustus 2015 een hoeveelheid van 521 gram cocaïne en 478 gram cocaïne en 480 gram heroïne en
- in de periode van 8 juni 2015 tot en met 18 juni 2015 een onbekend gebleven hoeveelheid cocaïne en/of heroïne en
- in de periode van 10 mei 2015 tot en met 16 mei 2015 een onbekend gebleven hoeveelheid cocaïne en/of heroïne en
- in de periode van 9 april 2015 tot en met 14 april 2015 een onbekend gebleven hoeveelheid cocaïne en/of heroïne en
B. in de periode van 1 januari 2013 tot en met 8 april 2015:
meermalen een hoeveelheid cocaïne en/of heroïne,
en
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 augustus 2015 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of Denemarken tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en/of heroïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
zich en anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en zijn mededaders (telkens) (onder andere):
- afspraken gemaakt met een of meer leverancier(s) van die verdovende middelen en
- die verdovende middelen geregeld en
- personen geregeld die die verdovende middelen zouden vervoeren en
- een of meer personen geregeld die naar het buitenland zouden reizen teneinde die verdovende middelen over te kunnen dragen aan de kopende partij en
- vlieg- en treintickets aangekocht (in verband met het vervoer van die verdovende middelen naar het buitenland) en
- afspraken gemaakt met kopers van die verdovende middelen (in het buitenland) over de verkoop van die verdovende middelen en
- gereisd naar het buitenland, teneinde de kopende partij van die verdovende middelen te ontmoeten en die verdovende middelen in ontvangst te nemen en over te dragen en
- contact onderhouden met die kopers en vervoerders van die verdovende middelen;
Feit 2
(zaakdossier 2)
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 augustus 2015 te Amsterdam en Rotterdam en elders in Nederland en Denemarken en Spanje,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft verdachte,
geldbedragen verworven en voorhanden gehad en overgedragen en omgezet en gebruik gemaakt
en
van geldbedragen de werkelijke aard, de herkomst, de vervreemding en de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op voornoemde geldbedragen was en/of wie voornoemde geldbedragen voorhanden had,
immers, heeft verdachte die geldbedragen (deels) gebruikt ter financiering van onder meer:
- twee auto's (merk Audi, type A7 en/of merk BMW, type X6) en
- de huur van een luxe appartement aan het [adres 2] en
- de huur van een luxe villa op Ibiza (adres [adres 3] ) en
- de huur van diverse auto's en
- luxe goederen en
- diverse vliegreizen naar Denemarken en Suriname en Spanje en
- hotelovernachtingen in Denemarken en Spanje,
terwijl hij, verdachte wist dat bovenomschreven geldbedragen en voorwerpen middellijk en/of onmiddellijk (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf (te weten uit handel/uitvoer van verdovende middelen);
Feit 3
(zaaksdossier 9)
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 augustus 2015 op diverse plaatsen in Nederland en Duitsland en Denemarken, als leider heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij, verdachte, en zijn mededaders en andere personen behoorden,
welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid Opiumwet, te weten:
- het meermalen, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (art 2A Opiumwet);
- het meermalen, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk afleveren en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (art 2B en 2C Opiumwet);
- het meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne en/of heroïne, voor te bereiden en te bevorderen,
- anderen getracht te bewegen om die feiten te plegen, mede te plegen en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en
- voorwerpen en vervoermiddelen en stoffen en gelden voorhanden heeft gehad waarvan zij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten (artikel 10a OW).
Feit 4
(zaaksdossier 8)
hij in de periode van 18 september 2012 tot en met 1 april 2014 te Rotterdam opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse
- salarisspecificatie op naam van Shortstay Amsterdam B.V. over de maand februari 2014, afgegeven op zijn, verdachtes, naam en
- salarisspecificatie op naam van Shortstay Amsterdam B.V. over de maand oktober 2012, afgegeven op zijn, verdachtes, naam en
- arbeidsovereenkomst tussen Shortstay Amsterdam B.V. en hem, verdachte, d.d. 18 september 2012, en
van een vervalst bankafschrift d.d. 12 maart 2014 (behorend bij bankrekening [rekeningnummer] ) op zijn, verdachtes, naam,
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij verdachte :
- die salarisspecificatie over de maand februari 2014 en dat bankafschrift omstreeks 12 maart 2014 heeft overhandigd aan een of meer medewerker(s) van Vesteda Property Management en
- die salarisspecificatie over de maand oktober 2012 en die arbeidsovereenkomst omstreeks 18 september 2012 heeft overhandigd aan een of meer medewerker(s) van Ooms Makelaars B.V.
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- op die salarisspecificaties en die arbeidsovereenkomst wordt aangegeven dat hij, verdachte in dienst is getreden bij Shortstay Amsterdam B.V. (als bedrijfspiloot) terwijl dat niet zo was en
- dat op die salarisspecificaties en die arbeidsovereenkomst een bruto en/of netto salaris staat vermeld, terwijl hij, verdachte, geen salaris ontving van Shortstay Amsterdam B.V. en
- op dat bankafschrift een bijschrijving van 2865,01 euro en een omschrijving: "salaris februari 2014" zijn toegevoegd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

De bewezen verklaarde feiten leveren op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
Ten aanzien van feit 2:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken
Ten aanzien van feit 3:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en 10a eerste lid Opiumwet
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.De strafoplegging

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de rechtbank ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde feit de gevangenneming zal bevelen.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er heden ten dage in vele grote witwaszaken een schikking wordt getroffen en er geen gevangenisstraf wordt opgelegd. Het onder 4 ten laste gelegde feit dient daarnaast geen strafverzwarend effect te hebben. Nu niet kan worden bewezen dat sprake is van structurele smokkel van harddrugs, resteert de smokkel van 1,5 à 2 kilo harddrugs. In dergelijke zaken wordt slechts een taakstraf opgelegd. Bij wijze van subsidiair verweer heeft de raadsman betoogd dat het drugslandschap is veranderd en dat aansluiting dient te worden gezocht bij de straffen die in de praktijk in grotere drugszaken, worden opgelegd. In het ressort Den Haag wordt voor drugssmokkel niet snel een straf opgelegd die de periode van 4 jaren te boven gaat. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit, heeft de raadsman onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 17 oktober 2001 betoogd dat volstaan dient te worden met de oplegging van een taakstraf. [246] De door de officier van justitie geëiste straf dient naar internationale maatstagen als te hoog te worden beschouwd, nu de Deense veroordeelden reeds op vrije voeten zijn gesteld. Het opleggen van hoge straffen lost het drugsprobleem ook niet op.
Tot slot heeft de raadsman de rechtbank verzocht rekening te houden met het gegeven dat verdachte twee kinderen heeft, voor wie hij een goede vader wil zijn, en dat verdachte, onder meer door het starten van een internetbedrijf, gemotiveerd is om zijn leven een positieve wending te geven.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan [verdachte] moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, alsmede door de persoon van [verdachte] , zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de opzettelijke uitvoer van heroïne en cocaïne naar Denemarken gedurende een periode van ruim anderhalf jaar en aan de voorbereiding daarvan. [verdachte] speelde bij het plegen van deze feiten telkens een leidende rol. Voorts was [verdachte] leider van een organisatie gericht op het plegen van misdrijven zoals strafbaar gesteld bij de Opiumwet. Uit hetgeen onder feit 3 bewezen is verklaard, volgt dat [verdachte] in deze organisatie een sturende en coördinerende rol speelt bij het organiseren, c.q. voorbereiden van drugstransporten. Voorts heeft hij zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen. Bij alle [verdachte] verweten feiten lijkt het uiteindelijke doel enkel winstbejag te zijn geweest.
Wat betreft de strafbaarstelling van uitvoer van verdovende middelen overweegt de rechtbank nog het volgende.
Vooropgesteld dient te worden dat het motief van strafbaarstelling in aanzienlijke mate is gelegen in het maatschappelijk belang van bescherming van de volksgezondheid. Heroïne en cocaïne zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. De uitgevoerde hoeveelheden waren van dien aard, dat deze bestemd moeten zijn geweest voor verdere verspreiding en handel.
Voorts leert de ervaring dat het uit winstbejag participeren in de keten van de uitvoer tot aan het gebruik van die middelen dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, variërend van relatief lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit, in zwaarte doorgaans verbonden aan het niveau van organisatie en (groot)handel.
Voorts wijst de rechtbank erop dat het zich ook rekenschap dient te geven van de internationale dimensies van de bestrijding van de sluikhandel in verdovende middelen. De prioriteit die hier in internationaal verband nog steeds naar uitgaat, brengt met zich dat de bestraffing in overwegende mate in de sleutel van de generaal-preventieve werking is gesteld. Dit betekent dat de straftoemeting ook een signaal dient in te houden naar Nederlandse ingezetenen om af te zien van (ondersteunende) activiteiten op plaatsen van uit- en doorvoer van verdovende middelen. Daarnaast moet uit de bestraffing blijken dat met de misdrijven zoals die ook in de onderhavige zaak ter beoordeling aan de strafrechter zijn voorgelegd het risico van langdurige vrijheidsbeneming ook verwezenlijkt wordt.
Ook heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan (gewoonte)witwassen van geldbedragen. Door zo te handelen heeft [verdachte] misdrijven begunstigd waarmee kennelijk veel geld wordt verdiend. Geld, dat zonder witwassen als substantieel onderdeel van een zwartgeldcircuit reeds een ontwrichtende werking heeft, maar nog schadelijker wordt indien dit geld via witwassen als vermeend legaal geld kan worden aangewend voor investeringen in de reguliere economie. Witwassen vormt daarmee een ernstige bedreiging voor de integriteit van het financiële en economische verkeer. Het stelt daders van strafbare feiten in staat om met hun illegaal en dus oneerlijk verdiende geld ten onrechte een maatschappelijke en financiële status te verwerven.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij uitspraken van – onder meer – het Gerechtshof Amsterdam in soortgelijke zaken. Voorts heeft de rechtbank, wat betreft de Opiumwetfeiten, gekeken naar de oriëntatiepunten zoals die door het LOVS zijn vastgesteld. Daarbij weegt de rechtbank mee dat [verdachte] de hem verweten Opiumwetfeiten heeft gepleegd in organisatorisch verband.
De rechtbank rekent [verdachte] de bewezen verklaarde feiten zwaar aan. Ten nadele van [verdachte] heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat [verdachte] feitelijk is opgetreden als leider van de criminele drugsorganisatie en vanuit die positie andere personen niet alleen fysiek grote risico’s heeft laten lopen, maar hen voorts financieel heeft uitgebuit. Zo heeft [medeverdachte 3] verklaard op enig moment in het geheel geen vergoeding te hebben ontvangen voor haar diensten. Ook de houding van [verdachte] ter terechtzitting heeft geen blijk gegeven van inzicht in het verwijtbare van zijn handelen.
Met betrekking tot de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank gelet op het op naam van [verdachte] staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 21 oktober 2016. Daaruit blijkt dat [verdachte] niet eerder wegens soortgelijke feiten tot onherroepelijke straffen is veroordeeld.
Uit de omstandigheid dat [verdachte] kinderen heeft, begrijpt de rechtbank uiteraard dat [verdachte] , maar vooral zijn kinderen er belang bij hebben dat [verdachte] er tijdens hun jeugd voor hen kan zijn. Anderzijds had dit belang [verdachte] er van moeten weerhouden om de onderhavige strafbare feiten te plegen, hetgeen niet het geval is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en de rol die [verdachte] vervulde bij het plegen van deze feiten, de oplegging van een gevangenisstraf van lange duur passend en geboden is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van voorarrest, opgelegd dient te worden.
De rechtbank wijst af de vordering tot gevangenneming voor het ten laste gelegde feit
van deelneming aan een criminele organisatie. De rechtbank is van oordeel – zoals reeds eerder overwogen en beslist -, dat artikel 67b Sv slechts voorziet in de mogelijkheid om voor aanvang van het onderzoek ter terechtzitting de voorlopige hechtenis te bevelen voor andere feiten dan waarop de voorlopige hechtenis eerder was gebaseerd. De mogelijkheden tot gevangenneming die worden geboden door de regeling in artikel 66a Sv zijn hier niet aan de orde. De desbetreffende vordering wordt derhalve afgewezen. Wel zal de rechtbank gezien het feit dat zij tot een bewezenverklaring van het onder 3. ten laste gelegde feit is gekomen, bepalen dat de voorlopige hechtenis zich tevens uitstrekt tot dit feit.

8.Beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Personenauto [kenteken 7]
AUDI A7 TFSI quatro beslagportaal: OI-2910-15-8721
36-14-01
2. Geld buitenlands
20.200 deense kronen
3. Geld Euro
23 x 500 euro (in beslag genomen op 19-11-2016)
4. 1.00 STK GSM-toestel Kl:zwart
BLACKBERRY
N.05.5.001
5. 1.00 STK GSM-toestel Kl:zwart
APPLE IPHONE 6
N.05.07.001
6. 1.00 STK Computer
APPLE IMAC
N.05.07.004
7. 1.00 STK GSM-toestel Kl:zwart
SONY EXPERIA
N.08.03.002,
dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 1. genoemde voorwerp aan verdachte toebehoort en dit voorwerp door middel van het onder 2 bewezen verklaarde feit is verkregen.
Voorts is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat het onder 1 bewezen verklaarde feit met behulp van de onder 2. tot en met 5. en 7 genoemde voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid en dat het onder 4 bewezen verklaarde feit met behulp van het onder 6. genoemde voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, is begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
8. 1.00 STK Weegschaal
9. 1.00 STK Xtc
10. 1.30 GR Diverse
MDMA
11. 1.00 STK Diverse
POT HUISH,
dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen behoren verdachte toe en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten of tot de belemmering van de opsporing daarvan en tevens is het ongecontroleerde bezit van voormelde in beslag genomen voorwerpen in strijd met de wet of het algemeen belang.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 47, 57, 225, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
artikelen 2, 10, 10a en 11a van de Opiumwet,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 cumulatief/alternatief, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) jaren.
Bepaalt dat de voorlopige hechtenis zich ook uitstrekt over feit 3.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de door de officier van justitie gedane vordering tot het verlenen van een bevel gevangenneming ten aanzien van feit 3.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Verklaart verbeurd:
1. STK Personenauto [kenteken 7]
AUDI A7 TFSI quatro beslagportaal: OI-2910-15-8721
36-14-01
2. Geld buitenlands
20.200 deense kronen
3. Geld Euro
23 x 500 euro (in beslag genomen op 19-11-2016)
4. 1.00 STK GSM-toestel Kl:zwart
BLACKBERRY
N.05.5.001
5. 1.00 STK GSM-toestel Kl:zwart
APPLE IPHONE 6
N.05.07.001
6. 1.00 STK Computer
APPLE IMAC
N.05.07.004
7. 1.00 STK GSM-toestel Kl:zwart
SONY EXPERIA
N.08.03.002.
Onttrekt aan het verkeer:
8. 1.00 STK Weegschaal
9. 1.00 STK Xtc
10. 1.30 GR Diverse
MDMA
11. 1.00 STK Diverse
POT HUISH.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mr. W. Veldhuijzen van Zanten en mr. J.M. Sassenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.D.M. Piet,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 december 2016.

Voetnoten

1.EHRM 10 juli 2012, LJN BX3071, NJ 2012/649 (Vidgen tegen Nederland).
2.HR 27 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD0917 (Orthopedische Schoenmaker), HR 28 febr. 1989, NJ 1989, 748 (Anatomisch Correcte Poppen) en Rechtbank Rotterdam 27 september 2007, ECLI:NL:RBROT:2007:BB4476.
3.Parket bij de Hoge Raad 25 oktober 2016, ECLI:NL:PHR:2016:1047.
4.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De door de rechtbank in de voetnoten opgenomen schriftelijke bescheiden wordt slechts gebruikt in samenhang met de overige bewijsmiddelen.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten het bewijs van ontvangst ex art. 94 Sv (AMB-002A-1: ordner 2, p. 251).
6.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 2 december 2014 (AMB-005: ordner 2, p. 310).
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 november 2014 (V-001-01a: ordner 13, p. 4975).
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 jan 2015 (AMB-014: ordner 2, p. 365).
9.Proces-verbaal stemherkenning [verdachte] d.d. 24 maart 2015 (AMB-040: ordner 3, p. 791 en 792).
10.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 14 mei 2015 (RHV-DK-124a: ordner 11, p. 4471 en 4473).
11.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 3 juni 2015 (RHV-DK-024a: ordner 9, p. 3721).
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 27 oktober 2015 (V-005-01: ordner 27).
13.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 14 mei 2015 (RHV-DK-124a: ordner 11, p. 4471 en 4473 tot en met 4475).
14.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal videobewaking op 14 mei 2015 d.d. 2 juni 2015 (ordner 9, p. 3706).
15.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 3 juni 2015 (RHV-DK-024a: ordner 9, p. 3721); een schriftelijk bescheid, te weten de vertaling van de in het Rapport identifikation af bruger af hollandsk telefonnummer [telefoonnummer 2] den 14-16 maj 2015 genoemde SMS-berichten (RHV-DK-024c: ordner 9, p. 3739).
16.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 3 juni 2015 (RHV-DK-024a: ordner 9, p. 3721).
17.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal observatie d.d. 15 mei 2015 (RHV-DK-016a: ordner 9, p. 3649).
18.Proces-verbaal onderzoek Renault Clio d.d. 17 juni 2015 (AMB-062: ordner 3, p. 935 en 938).
19.Een schriftelijk bescheid, te weten het Extractierapport Nokia 105 (AMB-057a: ordner 3, p. 913), als bijlage gevoegd bij het Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juni 2015 (AMB-057: ordner 3, p. 909).
20.De verklaring van verdachte [verdachte] , ter terechtzitting d.d. 21 november 2016 afgelegd.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 januari 2015 (AMB-021: ordner 2, p. 532).
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 24 augustus 2015 (V-04-01: ordner 14, p. 5247).
23.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 14 mei 2015 (RHV-DK-124a: ordner 11, p. 4471 en 4473).
24.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 3 juni 2015 (RHV-DK-024a: ordner 9, p. 3721).
25.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 14 mei 2015 (RHV-DK-124a: ordner 11, p. 4475).
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 27 oktober 2015 (V-005-01: ordner 27).
27.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal videobewaking op 14 mei 2015 d.d. 2 juni 2015 (ordner 9, p. 3706).
28.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2015 (AMB-165: ordner 5, p. 1648).
29.Proces-verbaal zaaksdossier 6 d.d. 7 oktober 2016 (ordner 32, p. 8328).
30.Een schriftelijk bescheid, te weten het mutatie rapport d.d. 14 september 2014 (DOC-241a: ordner 20, p. 7041 en 7042).
31.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 16 september 2015 (ordner 27: G-003-01).
32.Proces-verbaal d.d. 29 september 2015 (AMB-139: ordner 4, p. 1429 en 1430).
33.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal van observatie d.d. 10 augustus 2015 (RHV-DK-051: ordner 10, p. 3918).
34.Proces-verbaal d.d. 29 september 2015 (AMB-139: ordner 4, p. 1431).
35.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal van observatie d.d. 10 augustus 2015 (RHV-DK-051: ordner 10, p. 3919 tot en met 3921.
36.Een schriftelijk bescheid, te weten het Resumé van week 32 ontmoetingen in DK d.d. 19 augustus 2015 (RHV-DK-026a: ordner 9, p. 3752 tot en met 3754).
37.Proces-verbaal zaaksdossier zaak 1 d.d. 21 maart 2016 (ordner 23, p. 7767); Een schriftelijk bescheid, te weten de door KLM verstrekte boekingsgegevens betreffende [medeverdachte 1] d.d. 13 augustus 2015 (DOC-158: ordner 19, p. 6454 en 6455).
38.Proces-verbaal d.d. 29 september 2015 (AMB-139: ordner 4, p. 1440 en 1441).
39.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 16 september 2015 (ordner 27: G-003-01).
40.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 16 september 2015 (G-003-01: ordner 27).
41.Proces-verbaal d.d. 29 september 2015 (AMB-139: ordner 4, p. 1441 en 1442).
42.De rechtbank begrijpt dat met ‘ [medeverdachte 4] ’ medeverdachte [medeverdachte 4] wordt bedoeld en zal in het vervolg, waar in verklaringen over ‘ [medeverdachte 4] ’ wordt gesproken, [medeverdachte 4] aanhalen.
43.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 februari 2016 (V-07-002: ordner 28).
44.Proces-verbaal d.d. 29 september 2015 (AMB-139: ordner 4, p. 1444).
45.Een schriftelijk bescheid, te weten het Resumé van week 32 ontmoetingen in DK d.d. 19 augustus 2015 (RHV-DK-026a: ordner 9, p. 3755).
46.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 17 september 2015 (RHV-DK-055a: ordner 10, p. 3940 en 3941).
47.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 17 augustus 2015 (RHV-DK-046a: ordner 10, p. 3883).
48.Proces-verbaal d.d. 29 september 2015 (AMB-139: ordner 4, p. 1445).
49.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 17 augustus 2015 (RHV-DK-046a: ordner 10, p. 3884).
50.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 17 september 2015 (RHV-DK-055a: ordner 10, p. 3942).
51.Proces-verbaal d.d. 29 september 2015 (AMB-139: ordner 4, p. 1449).
52.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 17 september 2015 (RHV-DK-055a: ordner 10, p. 3942 en 3943).
53.Proces-verbaal d.d. 29 september 2015 (AMB-139: ordner 4, p. 1445).
54.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 17 september 2015 (RHV-DK-055a: ordner 10, p. 3943 en 3944).
55.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 17 augustus 2015 (RHV-DK-046a: ordner 10, p. 3885).
56.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 8 februari 2016 (V-07-001: ordner 28).
57.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 februari 2016 (V-07-002: ordner 28).
58.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal van observatie d.d. 15 augustus 2015 (RHV-DK-045a: ordner 10, p. 3879 en 3880).
59.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 17 september 2015 (RHV-DK-055a: ordner 10, p. 3945).
60.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal van observatie d.d. 15 augustus 2015 (RHV-DK-045a: ordner 10, p. 3880).
61.Een schriftelijk bescheid, te weten de vertaling uit het Deens van Fotomappe d.d. 150815, bijlage B-1-1-1-0 (RHV-DK-069a: ordner 10, p. 4083).
62.Proces-verbaal d.d. 29 september 2015 (AMB-139: ordner 4, p. 1452).
63.Een schriftelijk bescheid, te weten de vertaling uit het Deens van Fotomappe d.d. 150815, bijlage B-1-1-1-0 (RHV-DK-069a: ordner 10, p. 4084 tot en met 4086).
64.Een schriftelijk bescheid, te weten de Forensisch chemische verklaring d.d. 18 september 2015 (RHV-DK-056A: ordner 10, p. 3973).
65.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 17 september 2015 (RHV-DK-055a: ordner 10, p. 3947, 3948 en 3950).
66.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal van observatie d.d. 16 augustus 2015 (RHV-DK-049a: ordner 10, p. 3899 tot en met 3901).
67.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 17 september 2015 (RHV-DK-055a: ordner 10, p. 3950).
68.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal van observatie d.d. 16 augustus 2015 (RHV-DK-049a: ordner 10, p. 3902 en 3903).
69.Een schriftelijk bescheid, te weten de vertaling uit het Deens van bijlage B1-1-2-0 betreffende de foto’s genomen vanwege verkoop van verdovende middelen d.d. 16 augustus 2015 (RHV-DK-070a: ordner 10, p. 4100).
70.Proces-verbaal d.d. 29 september 2015 (AMB-139: ordner 4, p. 1459).
71.Een schriftelijk bescheid, te weten de vertaling uit het Deens van bijlage B1-1-2-0 betreffende de foto’s genomen vanwege verkoop van verdovende middelen d.d. 16 augustus 2015 (RHV-DK-070a: ordner 10, p. 4100 en 4101) met daarbij de bijbehorende foto’s in RHV-DK-070-B: ordner 10, p. 4104 tot en met 4106).
72.Een schriftelijk bescheid, te weten de Forensisch chemische verklaring d.d. 18 september 2015 (RHV-DK-057A: ordner 10, p. 4025).
73.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 21 oktober 2015 (AMB-082d: ordner 3, p. 1104).
74.Proces-verbaal zaaksdossier zaak 1 d.d. 21 maart 2016 (ordner 23, p. 7798).
75.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 21 oktober 2015 (AMB-082d: ordner 3, p. 1104, 1105, 1107, 1008 en 1110).
76.Proces-verbaal d.d. 20 oktober 2015 (AMB-082e: order 3, p. 1112).
77.Proces-verbaal d.d. 20 oktober 2015 (AMB-082f: order 3, p. 1113).
78.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 16 september 2015 (G-003-01: ordner 27, p. 4).
79.Een schriftelijk bescheid, te weten het observatieverslag van de Mobiele Eenheid II van de centrale recherche-hoofdafdeling Osnabrück d.d. 22 juni 2015 (RHV-D-001a: ordner 12, p. 4554 en 4555).
80.Proces-verbaal ontmoeting [verdachte] en [Deense man 4] te Bremen d.d. 13 oktober 2015 (AMB-063: ordner 3, p. 944).
81.Ee schriftelijk bescheid, te weten het observatieverslag van de Mobiele Eenheid II van de centrale recherche-hoofdafdeling Osnabrück d.d. 22 juni 2015 (RHV-D-001a: ordner 12, p. 4556).
82.Een schriftelijk bescheid, te weten het tapgesprek sessienummer 55541 d.d. 14 juni 2015 (TA-011: ordner 16, p. 5728).
83.Proces-verbaal d.d. 20 augustus 2015 (AMB-066: ordner 3, p. 969 en 970).
84.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 september 2015 (AMB-068: ordner 3, p. 993).
85.Proces-verbaal van observatie d.d. 16 juli 2015 (OBS-012: ordner 23); Proces-verbaal zaaksdossier zaak 1 d.d. 21 maart 2016 (ordner 23, p. 7711).
86.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal van observatie d.d. 15 mei 2016 (RHV-DK-036a: ordner 10, p. 3803 en 3804).
87.Een schriftelijk bescheid, te weten de kopie van de factuur van het Copenhagen Star Hotel d.d. 16 juni 2015 (RHV-DK-058: ordner 10, p. 4033).
88.Proces-verbaal d.d. 20 augustus 2015 (AMB-066: ordner 3, p. 975).
89.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal van observatie d.d. 16 juni 2015 (RHV-DK-041a: ordner 10, p. 3843 tot en met 3845).
90.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 25 juni 2015 (RHV-DK-039a: order 10, p. 3817).
91.Een schriftelijk bescheid, te weten de vertaling audiofile “160615-171922” en audiofile “160615-172523” (RHV-DK-40c: ordner 10, p. 3837 en 3838).
92.Proces-verbaal van observatie d.d. 17 juni 2015 (RHV-DK-042a: ordner 10, p. 3850).
93.Proces-verbaal d.d. 25 juni 2015 (RHV-DK-039a: order 10, p. 3819, 3820 en 3822).
94.Proces-verbaal d.d. 22 juni 2015 (AMB-054: ordner 3, p. 877 tot en met 880).
95.Proces-verbaal van observatie d.d. 13 mei 2015 (RHV-DK-012a: ordner 9, p. 3629 en 3630):
96.Proces-verbaal d.d. 22 juni 2015 (AMB-054: ordner 3, p. 886 en 887).
97.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 27 oktober 2015 (V-005-01: ordner 27).
98.Proces-verbaal d.d. 22 juni 2015 (AMB-054: ordner 3, p. 887).
99.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 14 mei 2015 (RHV-DK-124a: ordner 11, p. 4471 en 4473).
100.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 3 juni 2015 (RHV-DK-024a: ordner 9, p. 3721).
101.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 14 mei 2015 (RHV-DK-124a: ordner 11, p. 4473 tot en met 4475).
102.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 3 juni 2015 (RHV-DK-024a: ordner 9, p. 3721); een schriftelijk bescheid, te weten de vertaling van de in het Rapport identifikation af bruger af hollandsk telefonnummer [telefoonnummer 2] den 14-16 maj 2015 genoemde SMS-berichten (RHV-DK-024c: ordner 9, p. 3739).
103.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal videobewaking op 14 mei 2015 d.d. 2 juni 2015 (RHV-DK-023A: ordner 9, p. 3705, 3706, 3708, 3709 en 3711).
104.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 27 oktober 2015 (V-005-01: ordner 27).
105.Proces-verbaal d.d. 22 juni 2015 (AMB-054: ordner 3, p. 882, 889 en 894).
106.Een schriftelijk bescheid, te weten de vertaling van de in het Rapport identifikation af bruger af hollandsk telefonnummer [telefoonnummer 2] den 14-16 maj 2015 genoemde SMS-berichten (RHV-DK-024c: ordner 9, p. 3740).
107.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal van observatie d.d. 17 mei 2015 (RHV-DK-020a: ordner 9, p. 3683 tot en met 3685).
108.Een schriftelijk bescheid, te weten de beëdigde vertaling Deens-Nederlands van het rapport betreffende het ophalen van video CAPINN Odense alsmede verhoor van personeel (RHV-DK-021a: ordner 9, p. 3693 en 3694).
109.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal observatie d.d. 15 mei 2015 (RHV-DK-016a: ordner 9, p. 3649 en 3651).
110.Proces-verbaal d.d. 22 juni 2015 (AMB-054: ordner 3, p. 897).
111.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal observatie d.d. 16 mei 2016 (RHV-DK-019a: ordner 9, p. 3671 en 3673).
112.Proces-verbaal d.d. 1 mei 2015 (AMB-046: ordner 3, p. 825, 827 en 828).
113.Proces-verbaal d.d. 1 mei 2015 (AMB-046: ordner 3, p. 828, 829 en 831 en 832).
114.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 24 april 2015 (RHV-DK-011a: ordner 9, p. 3619 tot en met 3621).
115.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 17 april 2015 (RHV-DK-10a: ordner 9, p. 3602 en 3603).
116.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 24 april 2015 (RHV-DK-011a: ordner 9, p. 3621).
117.Proces-verbaal d.d. 1 mei 2015 (AMB-046: ordner 3, p. 839 en 840).
118.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 24 april 2015 (RHV-DK-011a: ordner 9, p. 3621).
119.Proces-verbaal d.d. 1 mei 2015 (AMB-046: ordner 3, p. 840).
120.Proces-verbaal van observatie d.d. 29 april 2015 (ordner 24, OBS-001).
121.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 4] en [verbalisant 1] d.d. 1 mei 2015 (AMB-045: ordner 3, p. 822).
122.Proces-verbaal d.d. 1 mei 2015 (AMB-046: ordner 3, p. 842).
123.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 26 november 2015 (AMB-082h: ordner 3, p. 111
124.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 16 september 2015 (ordner 27: G-003-01).
125.Proces-verbaal zaaksdossier zaak 5 d.d. 23 maart 2016 (ordner 27, p. 8041).
126.Een schriftelijk bescheid, te weten de historische printlijst behorend bij de Nokia 105 met IMEInummer [IMEInummer 2] (RHV-DK-71: ordner 10, p. 4109).
127.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 27 oktober 2015 (V-005-01: ordner 27).
128.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 16 april 2015 (RHV-DK-007A: ordner 9, p. 3568).
129.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 16 november 2015 (AMB-155: ordner 4, p. 1538).
130.Een schriftelijk bescheid, te weten de historische printlijst behorend bij de Apple iPhone (RHV-DK-072b: ordner 10, p. 4113).
131.Proces-verbaal zaaksdossier zaak 5 d.d. 23 maart 2016 (ordner 27, p. 8044).
132.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 16 november 2015 (AMB-155: ordner 4, p. 1538).
133.Proces-verbaal zaaksdossier zaak 5 d.d. 23 maart 2016 (ordner 27, p. 8045).
134.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 27 oktober 2015 (V-005-01: ordner 27).
135.Proces-verbaal zaaksdossier zaak 5 d.d. 23 maart 2016 (ordner 27, p. 8048).
136.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 27 oktober 2015 (V-005-01: ordner 27).
137.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 16 november 2015 (AMB-155: ordner 4, p. 1538).
138.Proces-verbaal zaaksdossier zaak 5 d.d. 23 maart 2016 (ordner 27, p. 8048).
139.Proces-verbaal zaaksdossier zaak 5 d.d. 23 maart 2016 (ordner 27, p. 8046 en 8047).
140.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 28 oktober 2015 (V-005-02: ordner 27).
141.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 16 november 2015 (AMB-155: ordner 4, p. 1538).
142.Proces-verbaal zaaksdossier zaak 5 d.d. 23 maart 2016 (ordner 27, p. 8047).
143.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 28 oktober 2015 (V-005-02: ordner 27).
144.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 29 oktober 2015 (V-005-03: ordner 27).
145.Proces-verbaal zaaksdossier zaak 7 d.d. 23 maart 2016 (ordner 28, p. 8063).
146.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 6 november 2015 (AMB-146: ordner 4, p. 1498).
147.Een schriftelijk bescheid, te weten de kopie aanvraag reisdocument (AMB-142a: ordner 4, p. 1475).
148.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 6 november 2015 (AMB-147: ordner 4, p. 1500).
149.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 februari 2016 (V-07-002: ordner 28).
150.Proces-verbaal zaaksdossier zaak 5 d.d. 23 maart 2016 (ordner 27, p. 8047).
151.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 28 oktober 2015 (V-005-02: ordner 27).
152.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 januari 2015 (AMB-021: ordner 2, p. 531 en 532).
153.Een schriftelijk bescheid, te weten de weergave van het WhatsAppgesprek tussen Superman en [medeverdachte 1] (DOC-199a: ordner 20, p. 6779).
154.Een schriftelijk bescheid, te weten de weergave van het WhatsAppgesprek tussen Superman en [medeverdachte 1] (DOC-199e/f: ordner 20, p. 6785 tot en met 6791).
155.Een schriftelijk bescheid, te weten de weergave van het WhatsAppgesprek tussen Superman en [medeverdachte 1] (DOC-199i/j: ordner 20, p. 6795 tot en met 6797).
156.Een schriftelijk bescheid, te weten de weergave van het WhatsAppgesprek tussen Superman en [medeverdachte 1] (DOC-199r: ordner 20, p. 6829 en 6832 tot en met 6839).
157.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2015 (AMB-048: ordner 3, p. 848 tot en met 850).
158.Een schriftelijk bescheid, te weten het overzicht gemaakte reizen van verdachte [verdachte] (ordner 2, p. 498 en 499), als bijlage gevoegd bij Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 april 2015 (AMB-015: ordner 2, p. 482 tot en met 486).
159.Proces-verbaal van bevindingen in ING-rekening [rekeningnummer 2] d.d. 29 januari 2015 (AMB-023: ordner 2, p. 556 en 560) en Proces-verbaal van bevindingen in ING-rekening [rekeningnummer 2] d.d. 3 november 2015 (AMB-023a: ordner 2, p. 563).
160.Proces-verbaal van bevindingen in Raborekening t.n.v. [medeverdachte 1] (AMB-125: ordner 4, p. 1380 en 1382).
161.Proces-verbaal van bevindingen in ING-rekening [rekeningnummer 7] d.d. 11 maart 2016 (AMB-073: ordner 3, p. 1022 en 1025).
162.Proces-verbaal van bevindingen in ING-rekening [rekeningnummer 7] d.d. 11 maart 2016 (AMB-073: ordner 3, p. 1025).
163.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 13 oktober 2015 (AMB-095c: ordner 4, p. 1208 en 1209).
164.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal d.d. 9 september 2015 (RHV-DK-63a: ordner 10, p. 4049).
165.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal van aangifte d.d. 3 juli 2014 (RHV-DK-119a: ordner 11, p. 4417 en 4418).
166.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2015 (AMB-014: ordner 2, p. 364, 365, 433 tot en met 435, 437 en 438).
167.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 28 oktober 2015 (V-005-02: ordner 27).
168.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 14 maart 2016 (AMB-170h: ordner 5, p. 1705); Een schriftelijk bescheid, te weten de weergave van het WhatsApp-gesprek met [betrokkene 1] (DOC-308: ordner 22, p. 7558 en 7559).
169.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 februari 2016 (V-07-002: ordner 15, p. 5575).
170.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2016 (AMB-165: ordner 5, p. 1648).
171.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2016 (AMB-165: ordner 5, p. 1650 en 1651).
172.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2016 (AMB-165: ordner 5, p. 1651 en 1652).
173.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2016 (AMB-165: ordner 5, p. 1652).
174.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2016 (AMB-165: ordner 5, p. 1652 tot en met 1654).
175.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2016 (AMB-165: ordner 5, p. 1655 en 1656).
176.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2016 (AMB-165: ordner 5, p. 1657 en 1658).
177.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2016 (AMB-165: ordner 5, p. 1658).
178.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2016 (AMB-165: ordner 5, p. 1658 tot en met 1660).
179.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2016 (AMB-165: ordner 5, p. 1660 tot en met 1663).
181.Proces-verbaal van verdenking (artikel 27 Sv) d.d. 27 januari 2015 (AMB-013: ordner 2, p. 344).
182.Proces-verbaal zaaksdossier zaak 2 d.d. 23 maart 2016 (ordner 24, p. 7906); Schriftelijk bescheiden, te weten de resultaten uit het Aanslag Belasting Systeem.
183.Een schriftelijk bescheid, te weten het antwoord van de Spaanse autoriteiten op het Europees Rechtshulpverzoek 0000005/2015 d.d. 24 augustus 2015 (RHV-ES-023b en c: ordner 12, p. 4751 en 4756).
184.Proces-verbaal van bevindingen en overdracht d.d. 19 november 2014 (AMB-001: ordner 2, p. 244 tot en met 246).
185.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 november 2014 (V-001-01a: ordner 13, p. 4972).
186.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 5 februari 2015 (AMB-017: ordner 2, p. 519).
187.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 april 2015 (AMB-214: ordner 5, p. 2102).
188.Een schriftelijk bescheid, te weten de brief van de Belastingdienst Rotterdam d.d. 24 november 2014 (DOC-114g: ordner 18, p. 6078).
189.Een schriftelijk bescheid, te weten het schrijven van Amisaf Belastingadviseurs te Zeist (DOC-114f: ordner 18, p. 6076 en 6077).
190.Een schriftelijk bescheid, te weten het schrijven van Amisaf Belastingadviseurs te Zeist (DOC-340b: ordner 20, p. 7626 tot en met 7628).
191.Proces-verbaal bevindingen d.d. 8 juli 2015 (AMB-024: ordner 2, p. 571).
192.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 7 januari 2016 (G-008-01, ordner 16, p. 5664).
193.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 27 augustus 2015.
194.Proces-verbaal van aanhouding zitting 23 november 2015 (PD-001-08b: ordner 13, p. 4950).
195.Proces-verbaal zaaksdossier zaak 2 d.d. 23 maart 2016 (ordner 24, p. 7934).
196.Proces-verbaal van bevindingen en overdracht d.d. 19 november 2014 (AMB-001: ordner 2, p. 244 en 245).
197.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 november 2014 (V-001-01A, ordner 13, p. 4973).
198.Proces-verbaal zaaksdossier zaak 2 d.d. 23 maart 2016 (ordner 24, p. 7909); Een schriftelijk bescheid, te weten de schriftelijke verklaring van [betrokkene 2] d.d. 3 maart 2015 (DOC-340c: ordner 22, p. 7631).
199.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 2] d.d. 5 augustus 2015 (V-003-01: ordner 24).
200.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris d.d. 3 november 2016.
201.Proces-verbaal van bevindingen in ING-rekening [rekeningnummer 2] d.d. 29 januari 2015 (AMB-023: ordner 2, p. 556 tot en met 560).
202.Proces-verbaal van bevindingen in ING-rekening [rekeningnummer 2] d.d.3 november 2015 (AMB-023a: ordner 2, p. 562 en 563).
203.Proces-verbaal d.d. 25 februari 2015 (AMB-200: ordner 5, p. 2049 en 2050).
204.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2016 (AMB-207: ordner 5, p. 2083).
205.Proces-verbaal zaaksdossier zaak 2 d.d. 23 maart 2016 (ordner 24, p. 7938).
206.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 september 2015 (AMB-117: ordner 4, p. 1337 en 1338).
207.Een schriftelijk bescheid, te weten de foto van het transactieformulier d.d. 3 mei 2014 (DOC-320: ordner 22, p. 7579).
208.Proces-verbaal van observatie d.d. 29 april 2015 (ordner 24, OBS-001).
209.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 4] en [verbalisant 1] d.d. 1 mei 2015 (AMB-045: ordner 3, p. 822).
210.Proces-verbaal d.d. 1 mei 2015 (AMB-046: ordner 3, p. 840 e.v.):
211.Verklaring verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting op 21 november 2016.
212.Proces-verbaal zaaksdossier zaak 2 d.d. 23 maart 2016 (ordner 24, p. 7938).
213.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 oktober 2015 (AMB-119: ordner 4, p. 1341 tot en met 1345 en 1347).
214.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 april 2015 (AMB-015: ordner 2, p. 486).
215.Een schriftelijk bescheid, te weten het bewijs van ontvangst ex art. 94 Sv (AMB-002A-1: ordner 2, p. 251).
216.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 2 december 2014 (AMB-005: ordner 2, p. 310).
217.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 5] en [verbalisant 2] d.d. 15 januari 2015 (AMB-014: ordner 2, p. 365).
218.Proces-verbaal zaaksdossier zaak 2 d.d. 23 maart 2016 (ordner 24, p. 7920).
219.Proces-verbaal zaaksdossier zaak 2 d.d. 23 maart 2016 (ordner 24, p. 7917).
220.Verhoor verdachte [medeverdachte 5] d.d. 16 september 2015 (V02-01, ordner 24).
221.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 5] bij de rechter-commissaris d.d. 3 november 2016.
222.Proces-verbaal zaaksdossier zaak 2 d.d. 23 maart 2016 (ordner 24, p. 7925 en 7926).
223.Proces-verbaal van bevindingen Rabobankrekeningen d.d. 22 maart 2016 (AMB-038a: ordner 3, p. 779).
224.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2015 (AMB-014: ordner 2, p. 365 tot en met 368).
225.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2015 (AMB-014: ordner 2, p. 391 en 392).
226.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2015 (AMB-014: ordner 2, p. 420 en 421).
227.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2015 (AMB-014: ordner 2, p. 445, 449 en 450 tot en met 454).
228.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2015 (AMB-014: ordner 2, p. 471 tot en met 473).
229.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2015 (AMB-014: ordner 2, p. 473 tot en met 478).
230.Een schriftelijk bescheid, te weten het Proces-verbaal van aangifte d.d. 3 juli 2014 (RHV-DK-119a: ordner 11, p. 4417 en 4418).
231.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2015 (AMB-014: ordner 2, p. 364, 365, 433 tot en met 435, 437 en 438).
232.Een schriftelijk bescheid, te weten het Bewijs van ontvangst ex art. 94 Sv (AMB-002A-1: ordner 2, p. 251).
233.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 24 november 2014 (AMB-002b: ordner 2, p. 258).
234.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 november 2014 (V-001-01a: ordner 13, p. 4974).
235.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 24 november 2014 (AMB-009: ordner 2, p. 325); Een schriftelijk bescheid, te weten een factuur van Nico Alblas Automobielen d.d. 7 februari 2014 (DOC-024a: ordner 17, p. 5778); Een schriftelijk bescheid, te weten een verkoopovereenkomst d.d. 6 februari 2014 (DOC-024b: ordner 17, p. 5779).
236.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 4] d.d. 12 maart 2015 (G-009-01: ordner 24).
237.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 4] d.d. 12 maart 2015 (G-009-01: ordner 24); Een schriftelijk bescheid, te weten de leningovereenkomst tussen [verdachte] en [betrokkene 4] (DOC-114n: ordner 18, p. 6088 en 6089); Een schriftelijk bescheid, te weten de leningovereenkomst tussen [verdachte] en [betrokkene 4] (DOC-114o: ordner 18, p. 6090 en 6091).
238.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 4] d.d. 12 maart 2015 (G-009-01: ordner 24).
239.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 16 april 2015 (AMB-012a: ordner 2, p. 339).
240.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d.24 november 2014 (AMB-010: ordner 2, p. 326 en 327); Een schriftelijk bescheid, te weten de autofaktuur van Vlastuin Auto d.d. 17 april 2014 (DOC-031a: ordner 17, p. 5884); Een schriftelijk bescheid, te weten een overzicht van de betaling van € 52.300 (DOC-031b: ordner 17, p. 5885).
241.Een schriftelijk bescheid, te weten het Verslag RHV binnentreden ter in beslagneming locatie Q, Ibiza, Spanje d.d. 15 september 2015 (RHV-ES-004: ordner 12, p. 4620).
242.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 26 oktober 2015 (AMB-083h: ordner 3, p. 1134 tot en met 1139).
243.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2015 (AMB-111: ordner 4, p. 1314 tot en met 1316).
244.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 26 oktober 2015 (AMB-083h: ordner 3, p. 1137).
245.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 15 september 2015 (AMB-089: ordner 3, p. 1171).