ECLI:NL:GHAMS:2012:BY0654

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-000896-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijke invoer van cocaïne via luchthaven Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerder vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van de opzettelijke invoer van cocaïne, met name op 4 december 2009, toen ongeveer 6985 gram cocaïne werd binnengebracht in Nederland via de luchthaven Schiphol. De verdachte was betrokken bij een criminele organisatie die zich bezighield met de smokkel van cocaïne, waarbij gebruik werd gemaakt van cateringtrolleys. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten contact heeft gehad met medeverdachten en betrokken was bij de voorbereiding en uitvoering van de invoer van cocaïne. Het hof heeft de rol van de verdachte als wezenlijk beschouwd, maar niet als leidend. De verdachte werd ook beschuldigd van andere feiten, waaronder het voorbereiden van de invoer van cocaïne en het witwassen van geld. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie en witwassen, maar heeft de bewezenverklaring van de opzettelijke invoer van cocaïne gehandhaafd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van drugshandel in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

parketnummer: 23-000896-11
datum uitspraak: 17 september 2012
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 25 februari 2010 in de strafzaak onder parketnummer 15-840080-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd [detentieadres].
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank Haarlem vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 5 primair en subsidiair is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 8 juli 2010, 5 oktober 2010, 23 december 2010, 17 januari 2011, 18 januari 2011 en 14 februari 2011 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 16 en 23 december 2011, 8 juni 2012, 3 juli 2012, 6 juli 2012 en 3 september 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten nadere omschrijving is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
(zaaksdossier B7A)
hij op of omstreeks 04 december 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 6985 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
(zaaksdossier B7)
primair:
hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2009 tot en met 03 december 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Rhoon en/of elders in Nederland en/of Curaçao en/of Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om op 4 december 2010 opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, al dan niet in de zin van artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 7420 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, handelingen heeft/hebben verricht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) hiertoe tezamen en in vereniging:
- (meermalen) met elkaar en/of (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) telefonisch contact gehad en/of gelegd en/of onderhouden (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of
- (meermalen) ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij/binnen KLM catering services (KCS), in elk geval op en/of in de omgeving van de luchthaven Schiphol en/of Rhoon en/of elders in Nederland, (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) vluchtgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) dienstroosters en/of werktijden aangepast en/of gewijzigd en/of laten aanpassen en/of laten wijzigen en/of
- (meermalen) een of meer mededader(s) in het kader van hun (legale) reguliere werkzaamheden binnen KCS op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats geplaatst en/of zich op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats laten plaatsen en/of
- (meermalen) opdracht gegeven en/of gekregen om zich beschikbaar te houden voor het wegvoeren van voornoemde (hoeveelheid) cocaïne en/of
- (meermalen) zich beschikbaar gehouden voor het wegvoeren van voornoemde (hoeveelheid) cocaïne en/of (hiertoe) (een) transportmiddel(en) ter beschikking gehad en/of geregeld en/of
- voornoemde (hoeveelheid) cocaïne (op enig moment) aan boord gebracht en/of gehad van vlucht KL785 van Sint Maarten via Curaçao naar Nederland en/of - voornoemde (hoeveelheid) cocaïne aan boord van voornoemd luchtvaartuig (op Curaçao) verstopt in en/of gebracht naar en/of getracht te verstoppen in een of meer zogenaamde vuilnistrolley('s) en/of cateringtrolley('s) in het cateringgedeelte van voornoemd luchtvaartuig;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2009 tot en met 04 december 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Rhoon en/of elders in Nederland en/of Curaçao en/of Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 7420 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of heeft verschaft en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en) immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (daartoe) tezamen en in vereniging:
- (meermalen) met elkaar en/of (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) telefonisch contact gehad en/of gelegd en/of onderhouden (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of
- (meermalen) ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij/binnen KLM catering services (KCS), in elk geval op en/of in de omgeving van de luchthaven Schiphol en/of Rhoon en/of elders in Nederland, (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) vluchtgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) dienstroosters en/of werktijden aangepast en/of gewijzigd en/of laten aanpassen en/of laten wijzigen en/of
- (meermalen) een of meer mededader(s) in het kader van hun (legale) reguliere werkzaamheden binnen KCS op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats geplaatst en/of zich op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats laten plaatsen en/of
- (meermalen) opdracht gegeven en/of gekregen om zich beschikbaar te houden voor het wegvoeren van voornoemde (hoeveelheid) cocaïne en/of
- (meermalen) zich beschikbaar gehouden voor het wegvoeren van voornoemde (hoeveelheid) cocaïne en/of (hiertoe) (een) transportmiddel(en) ter beschikking gehad en/of geregeld en/of
- (meermalen) op en/of rondom de (afgesproken) vindplaats en/of bergplaats (in een of meer catering en/of vuilnistrolley('s) aan boord van het luchtvaartuig) gezocht naar voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of - voornoemde (hoeveelheid) cocaïne (op enig moment) aan boord gebracht en/of gehad van vlucht KL785 van Sint Maarten via Curaçao naar Nederland en/of
- voornoemde (hoeveelheid) cocaïne aan boord van voornoemd luchtvaartuig (op Curaçao) verstopt in en/of gebracht naar en/of getracht te verstoppen in een of meer (zogenaamde) vuilnistrolley('s) en/of cateringtrolley('s) in het cateringgedeelte van voornoemd luchtvaartuig;
3:
(zaaksdossier B1)
primair:
hij op of omstreeks 12 september 2009, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen, zijnde een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair:
hij op of omstreeks 12 september 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam en/of Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, - zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of heeft verschaft en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en) immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (daartoe) tezamen en in vereniging:
- (meermalen) met elkaar en/of (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) telefonisch contact gehad en/of gelegd en/of onderhouden (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of
- (meermalen) ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij/binnen KLM catering services (KCS), in elk geval op en/of in de omgeving van de luchthaven Schiphol en/of Amsterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of elders in Nederland, (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) vluchtgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) dienstroosters en/of werktijden aangepast en/of gewijzigd en/of laten aanpassen en/of laten wijzigen en/of
- (meermalen) een of meer mededader(s) in het kader van hun (legale) reguliere werkzaamheden binnen KCS op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats geplaatst en/of zich op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats laten plaatsen en/of
- (meermalen) opdracht gegeven en/of gekregen om zich beschikbaar te houden voor het wegvoeren van voornoemde (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen en/of
- (meermalen) op en/of rondom de (afgesproken) vindplaats en/of bergplaats (in een of meer catering en/of vuilnistrolley('s) aan boord van het luchtvaartuig) gezocht naar voornoemde (onbekend) gebleven hoeveelheid verdovende middelen en/of
- (meermalen) zich beschikbaar gehouden voor het wegvoeren van voornoemde (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen en/of (hiertoe) (een) transportmiddel(en) ter beschikking gehad en/of geregeld;
4:
(zaaksdossier B2)
primair:
hij op of omstreeks 27 september 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen, zijnde een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair:
hij op of omstreeks 27 september 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of heeft verschaft en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en) immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (daartoe) tezamen en in vereniging:
- (meermalen) met elkaar en/of (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) telefonisch contact gehad en/of gelegd en/of onderhouden (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of
- (meermalen) ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij/binnen KLM catering services (KCS), in elk geval op en/of in de omgeving van de luchthaven Schiphol en/of elders in Nederland, (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) vluchtgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) dienstroosters en/of werktijden aangepast en/of gewijzigd en/of laten aanpassen en/of laten wijzigen en/of
- (meermalen) een of meer mededader(s) in het kader van hun (legale) reguliere werkzaamheden binnen KCS op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats geplaatst en/of zich op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats laten plaatsen en/of
- (meermalen) opdracht gegeven en/of gekregen om zich beschikbaar te houden voor het wegvoeren van voornoemde (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen en/of
- (meermalen) op en/of rondom de (afgesproken) vindplaats en/of bergplaats (in een of meer catering en/of vuilnistrolley('s) aan boord van het luchtvaartuig) gezocht naar voornoemde (onbekend) gebleven hoeveelheid verdovende middelen en/of - (meermalen) zich beschikbaar gehouden voor het wegvoeren van voornoemde (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen en/of (hiertoe) (een) transportmiddel(en) ter beschikking gehad en/of geregeld;
5:
(zaaksdossier B3)
primair:
hij in of omstreeks de periode van 20 september 2009 tot en met 27 september 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of Bonaire, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om op 28 september 2009 opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, al dan niet in de zin van artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 10.605 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, handelingen heeft/hebben verricht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (daartoe) tezamen en in vereniging:
- (meermalen) met elkaar en/of (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) telefonisch contact gehad en/of gelegd en/of onderhouden (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of
- (meermalen) ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij/binnen KLM catering services (KCS), in elk geval op en/of in de omgeving van de luchthaven Schiphol en/of elders in Nederland, (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) vluchtgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) dienstroosters en/of werktijden aangepast en/of gewijzigd en/of laten aanpassen en/of laten wijzigen en/of
- (meermalen) een of meer mededader(s) in het kader van hun (legale) reguliere werkzaamheden binnen KCS op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats geplaatst en/of zich op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats laten plaatsen en/of
- (meermalen) opdracht gegeven en/of gekregen om zich beschikbaar te houden voor het wegvoeren van voornoemde (hoeveelheid) cocaïne en/of
- (meermalen) zich beschikbaar gehouden voor het wegvoeren van voornoemde (hoeveelheid) cocaïne en/of (hiertoe) (een) transportmiddel(en) ter beschikking gehad en/of geregeld en/of
- voornoemde (hoeveelheid) cocaïne (op enig moment) aan boord gebracht en/of gehad van vlucht KL754 van Bonaire naar Nederland en/of
- voornoemde (hoeveelheid) cocaïne aan boord van voornoemd luchtvaartuig verstopt en/of gebracht in een of meer zogenaamde cateringtrolley('s) in het cateringgedeelte van het luchtvaartuig;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 20 september 2009 tot en met 28 september 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 10.605 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen, - zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of heeft verschaft en/of - een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of - voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (daartoe) tezamen en in vereniging:
- (meermalen) met elkaar en/of (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) telefonisch contact gehad en/of gelegd en/of onderhouden (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of
- (meermalen) ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij/binnen KLM catering services (KCS), in elk geval op en/of in de omgeving van de luchthaven Schiphol en/of elders in Nederland, (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) vluchtgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) dienstroosters en/of werktijden aangepast en/of gewijzigd en/of laten aanpassen en/of laten wijzigen en/of
- (meermalen) een of meer mededader(s) in het kader van hun (legale) reguliere werkzaamheden binnen KCS op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats geplaatst en/of zich op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats laten plaatsen en/of
- (meermalen) opdracht gegeven en/of gekregen om zich beschikbaar te houden voor het wegvoeren van voornoemde (hoeveelheid) cocaïne en/of
- (meermalen) op en/of rondom de (afgesproken) vindplaats en/of bergplaats (in een of meer catering en/of vuilnistrolley('s) aan boord van het luchtvaartuig) gezocht naar voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of - (meermalen) zich beschikbaar gehouden voor het wegvoeren van voornoemde (hoeveelheid) cocaïne en/of (hiertoe) (een) transportmiddel(en) ter beschikking gehad en/of geregeld en/of
- voornoemde (hoeveelheid) cocaïne (op enig moment) aan boord gebracht en/of gehad van vlucht KL754 van Bonaire naar Nederland en/of
- voornoemde (hoeveelheid) cocaïne aan boord van voornoemd luchtvaartuig verstopt en/of gebracht in een of meer zogenaamde cateringtrolley('s) in het catering gedeelte van het luchtvaartuig;
6:
(zaaksdossier B4)
hij op of omstreeks 11 oktober 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 5961 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
7:
(zaaksdossier B6)
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2009 tot en met 15 november 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Den Haag en/of Rotterdam en/of Rijswijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, - zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of heeft verschaft en/of - een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of - voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en) immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (daartoe) tezamen en in vereniging:
- (meermalen) met elkaar en/of (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) telefonisch contact gehad en/of gelegd en/of onderhouden (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of
- (meermalen) ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij/binnen KLM catering services (KCS), in elk geval op en/of in de omgeving van de luchthaven Schiphol en/of en/of Den Haag en/of Rotterdam en/of Rijswijk en/of elders in Nederland, (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) vluchtgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) dienstroosters en/of werktijden aangepast en/of gewijzigd en/of laten aanpassen en/of laten wijzigen en/of - (meermalen) een of meer mededader(s) in het kader van hun (legale) reguliere werkzaamheden binnen KCS op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats geplaatst en/of zich op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats laten plaatsen en/of
- (meermalen) opdracht gegeven en/of gekregen om zich beschikbaar te houden voor het wegvoeren van voornoemde (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen en/of
- (meermalen) op en/of rondom de (afgesproken) vindplaats en/of bergplaats (in een of meer catering en/of vuilnistrolley('s) aan boord van het luchtvaartuig) gezocht naar voornoemde (onbekend) gebleven hoeveelheid verdovende middelen en/of - (meermalen) zich beschikbaar gehouden voor het wegvoeren van voornoemde (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen en/of (hiertoe) (een) transportmiddel(en) ter beschikking gehad en/of geregeld;
8:
(zaaksdossier B10)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 maart 2010, te Capelle aan den IJssel en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een geldbedrag van 147.308,15 (de waarde vertegenwoordigend van het totaal van een of meer contante geldbedragen en/of stortingen en/of transacties en/of (betalingen voor) diverse (luxe) goederen en/of reizen en/of voertuig(en) van verdachte(n)), in elk geval enig geldbedrag en/of enig(e) goed(eren), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van bovengenoemd geldbedrag en/of goed(eren), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag en/of goed(eren) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
9:
(zaaksdossier B9)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 april 2009 tot en met 29 maart 2010 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of andere personen behoorden, welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid, te weten
- het (telkens) tezamen en in vereniging met (een of meer bovengenoemde) andere(n), (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I (artikel 2A OW jo 10 lid 5 OW) en/of
- het (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) een hoeveelheid cocaïne, (telkens) zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
* zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
* een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
* voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, onder meer omdat het hof tot enkele andere overwegingen en beslissingen komt met betrekking tot de bewijswaardering en de bewezenverklaring.
Het bewijs
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het als feit 1 ten laste gelegde medeplegen van het opzettelijk invoeren van cocaïne op 4 december 2009. Het als feit 2, primair, ten laste gelegde, het medeplegen van een poging tot opzettelijke invoer van een hoeveelheid cocaïne op 2 en 3 december 2009, kan volgens de advocaat-generaal eveneens worden bewezenverklaard. De zaaksdossiers 7 en 7A dienen, aldus de advocaat-generaal, tezamen beschouwd te worden als één groter transport, zodat het opzet van de verdachten derhalve telkens was gericht op de zendingen genoemd in beide zaaksdossiers.
Feit 3 kan volgens de advocaat-generaal eveneens worden bewezen, in dier voege dat de verdachte als medepleger van het opzettelijk invoeren van een onbekend gebleven hoeveelheid cocaïne dient te worden aangemerkt. De verklaring van de verdachte dat het niet gelukt is om de cocaïne uit de trolley te krijgen, is niet aannemelijk. Verdachtes verklaring dat de gesprekken met de medeverdachte [medeverdachte 2] handelen over de (administratieve afhandeling) van de verkoop van een auto, is evenmin aannemelijk.
Hetgeen als feit 4, primair, is ten laste gelegd, komt eveneens voor bewezenverklaring in aanmerking. De advocaat-generaal heeft gesteld dat de verklaringen van de verdachte dat de met de medeverdachte [medeverdachte 1] gevoerde telefoongesprekken betrekking hadden op de sluikhandel in Viagra-pillen als onaannemelijk terzijde dienen te worden geschoven.
Feit 6 kan wettig en overtuigend worden bewezen, in die zin dat sprake is van medeplegen van de opzettelijke invoer van ongeveer 6 kilogram cocaïne. Aan de stelling van de verdediging dat de verdachte slechts opzet heeft gehad op 1 kilogram cocaïne, dient gelet op het leerstuk van de voorwaardelijke opzet voorbij te worden gegaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep kort samengevat - het volgende betoogd.
Ten aanzien van hetgeen als feit 1 en feit 2 is ten laste gelegd, kan slechts worden bewezen dat de verdachte, met behulp van enige medeverdachten, een vergeefse poging heeft ondernomen om een ingevoerde zending cocaïne van de beoogde ontvanger te "stelen". Het dossier bevat geen bewijs voor de stelling van het Openbaar Ministerie dat de verdachte ook bij de feitelijke invoer, dan wel de poging of de voorbereiding daartoe, betrokken is geweest. De ten laste gelegde feiten kunnen, zo stelt de raadsman, wettig en overtuigend worden bewezen, alleen dient de rol van de verdachte anders te worden beoordeeld. De raadsman heeft (onder meer) in dit verband bijzondere aandacht gevraagd voor de voor de verdachte belastende verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 3]. De verklaring van laatstgenoemde dient als ongeloofwaardig te worden aangemerkt, en kan derhalve niet voor de bewijsvoering worden gebruikt.
Ten aanzien van hetgeen als feit 3 is ten laste gelegd heeft de raadsman betoogd dat niet kan worden uitgesloten dat de verdachte wist dat een ander een zending cocaïne zou binnenkrijgen, die hij buiten diens medeweten heeft proberen te onderscheppen. De verdachte heeft die partij cocaïne aangetroffen, de medeverdachte [medeverdachte 2] gebeld, en geprobeerd een metalen plaat uit de cateringtrolley te verwijderen om de cocaïne onder zijn beschikkingsmacht te brengen. Ondanks het feit dat dit niet is gelukt, kan hetgeen ten laste is gelegd wel wettig en overtuigend bewezen worden. Echter kan niet worden vastgesteld dat de verdachte bij het "voortraject", hetgeen het hof begrijpt als de daadwerkelijke invoer, betrokken is geweest.
Het als feit 4 ten laste gelegde kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. De verklaringen van de verdachte dat de telefoongesprekken tussen hem en medeverdachte [medeverdachte 1] over Viagra handelen, kunnen niet als onaannemelijk terzijde worden geschoven. Indien het hof hier anders over oordeelt, kan de rol van de verdachte niet als die van medepleger worden aangemerkt; hooguit kan een vorm van medeplichtigheid worden bewezen, maar dit is niet ten laste gelegd. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde kunnen alleen de handelingen onder de eerste drie gedachtestreepjes worden bewezen. Deze handelingen kunnen niet als voorbereidingshandelingen worden aangemerkt, maar dienen als medeplichtigheid te worden gekwalificeerd. De verdachte dient derhalve van dit feit te worden vrijgesproken.
Het als feit 6 ten laste gelegde komt voor bewezenverklaring in aanmerking, waarbij de raadsman opmerkt dat verdachtes opzet slechts was gericht op de invoer van een hoeveelheid van 1 kilogram cocaïne. Anders dan de advocaat-generaal heeft betoogd, kan uit dit zaaksdossier worden afgeleid dat de verdachte geen leidende rol heeft gehad in een criminele organisatie, voornamelijk bestaande uit medewerkers van KCS, welke tot doel had het opzettelijk invoeren van (groot)handelshoeveelheden cocaïne.
De overwegingen van het hof
Inleidend
Op 15 april 2009 en op 6 mei 2009 is bij het CargoHarc-team te Schiphol informatie, vervat in processen-verbaal van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) binnengekomen, inhoudende onder meer de mededeling dat een groep medewerkers verbonden aan de KLM Catering Services (hierna te noemen: KCS) zich bezighoudt met de invoer van cocaïne met behulp van cateringtrolleys. KCS is een cateringbedrijf dat verantwoordelijk is onder meer voor het lossen van de cateringtrolleys uit op Schiphol aangekomen vliegtuigen door middel van schaarwagens. De trolleys worden nadien vervoerd naar het gebouw van KCS, alwaar deze door de afdeling Retour, Ontvangst en Afwas (ROA) worden afgehandeld.
Naar aanleiding van deze informatie is op 18 mei 2009 een opsporingsonderzoek gestart dat bekend is geworden onder de noemer "Pan". Gedurende dit opsporingsonderzoek zijn telefoongesprekken van een aantal werknemers van KCS afgeluisterd en opgenomen. Het opsporingsonderzoek heeft uiteindelijk geleid tot onderzoek naar een aantal vermoede voorvallen waarbij cocaïne binnen het grondgebied van Nederland is gebracht, pogingen hiertoe zijn ondernomen of ten aanzien waarvan voorbereidingshandelingen zijn verricht. Bij een aantal van die in zaaksdossiers gerubriceerde voorvallen is door de Koninklijke Marechaussee (Kmar) of een andere (buitenlandse) opsporingsinstantie daadwerkelijk cocaïne aangetroffen en inbeslaggenomen. In een aantal zaaksdossiers, waaronder het onderhavige zaaksdossier B6, is dit echter niet het geval.
Het door het openbaar ministerie gepresenteerde bewijs ten aanzien van laatstgenoemde zaaksdossiers bestaat - kort samengevat onder meer - uit de inhoud van tussen verdachten gevoerde afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken en de interpretatie daarvan. Daarnaast bevat het dossier een aantal getuigenverklaringen - van (de medeverdachten) [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] - waarin in meer algemene termen wordt verklaard over groepen werknemers van KCS die zich zouden bezighouden met de invoer van cocaïne.
Toetsingskader
Het hof hanteert als uitgangspunt dat de opzettelijke invoer van in beginsel pas voor bewezenverklaring in aanmerking komt als tijdens het opsporingsonderzoek ook feitelijk een hoeveelheid cocaïne is aangetroffen en inbeslaggenomen.
Het hof constateert dat in de zaaksdossiers waarin geen sprake is van door opsporingsambtenaren aangetroffen en inbeslaggenomen cocaïne, blijkens de inhoud van de afgeluisterde en opgenomen tapgesprekken door de verdachten evenmin met zoveel woorden over cocaïne wordt gesproken.
Desalniettemin is het hof van oordeel dat ook in die gevallen in beginsel een bewezenverklaring mogelijk is, mits op grond van het samenstel van feiten en omstandigheden geen andere conclusie mogelijk is dan dat sprake is geweest van handelingen met betrekking tot cocaïne. Deze conclusie kan worden getrokken indien blijkt van een patroon van handelingen en gebeurtenissen dat in aanzienlijke mate overeenkomt met het patroon, beschreven in een zaaksdossier waarin wél een hoeveelheid cocaïne is aangetroffen en inbeslaggenomen en dat tot een bewezenverklaring van een de verdachte ten laste gelegd feit heeft geleid. Daarbij is onder meer de combinatie van de betrokken personen, het gebezigde taalgebruik in de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken en de modus operandi van betekenis.
Het hof overweegt voorts, dat voor die conclusie geen plaats is indien de verdachte een aannemelijke verklaring heeft weten te geven voor de inhoud van aan hem voorgehouden relevante telefoongesprekken of andere uit het dossier blijkende belastende feiten en omstandigheden.
De verklaringen van [medeverdachte 3]
De verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 3] spelen in de bewijsvoering in het vonnis waarvan beroep een belangrijke rol. [medeverdachte 3] heeft op 23 april 2010 ten overstaan van de Kmar verklaard - kort gezegd - dat twee medewerkers van KCS zich bezig hielden met de invoer van cocaïne. Deze invoer zou met behulp van cateringtrolleys plaatsvinden. Hij duidt die medewerkers aan als "meneer C" en "meneer D". Op enig moment - rond juli 2009 - trof [medeverdachte 3] volgens zijn verklaring op zijn werkplek een cateringtrolley aan die niet op die plek hoorde. Hij heeft de trolley geleegd en de inhoud daarvan weggegooid, en hierna de trolley naar de juiste afdeling gebracht. Kort hierna is [medeverdachte 3] door die C en D aangesproken en bedreigd - met name door meneer C - aangezien de inhoud van die trolley een zending cocaïne zou hebben bevat. Onder invloed van steeds heviger bedreigingen heeft [medeverdachte 3] naar eigen zeggen zijn medewerking moeten verlenen aan de invoer van een aantal zendingen cocaïne. Hij heeft hiertoe (onder meer) een koerier, [betrokkene 1], van instructies voorzien.
[medeverdachte 3] heeft deze verklaring bij een verhoor ten overstaan van de rechter-commissaris op 11 januari 2011 bevestigd. Ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juni 2012 heeft [medeverdachte 3] verklaard dat de aanduiding "meneer C" betrekking heeft op de verdachte en "meneer D" op de medeverdachte [medeverdachte 6]. [medeverdachte 3] heeft in zijn verklaringen aan met name de verdachte bij de invoer van cocaïne een leidinggevende en sturende rol toegekend en hem getypeerd als een "expert", die van alles op de hoogte is, weet wanneer bepaalde werkzaamheden moeten worden uitgevoerd en deze coördineert.
De rechtbank heeft in de overwegingen met betrekking tot het bewijs in het vonnis waarvan beroep onder meer veelvuldig verwezen naar de verklaringen van [medeverdachte 3], met name waar het het oordeel van de rechtbank betreft dat de verdachte bij de invoer van cocaïne de rol van organisator heeft gehad.
Het hof overweegt omtrent de verklaringen van [medeverdachte 3] en diens betrouwbaarheid het volgende. Naar het oordeel van het hof wordt de verklaring van [medeverdachte 3] dat het louter de door de verdachte en [medeverdachte 6]] jegens hem geuite bedreigingen zijn geweest waardoor hij bij de opzettelijke invoer van cocaïne bij KCS betrokken is geraakt, in onvoldoende mate ondersteund door de overige stukken in het dossier. Die stukken bevatten voorts aanknopingspunten voor de conclusie dat [medeverdachte 3] (ook) om andere redenen dan de jegens hem geuite bedreigingen heeft gekozen voor strafbaar handelen. Voorts is het hof, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal en met de raadsman, van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte een organiserende en leidende rol heeft vervuld bij de ten laste gelegde Opiumwetdelicten. In het bijzonder kunnen de ten aanzien van die aspecten door [medeverdachte 3] afgelegde verklaringen het aannemen van die rol niet schragen.
Met het vorenstaande is niet gegeven dat de door [medeverdachte 3] afgelegde verklaringen in het geheel geen betekenis hebben bij de bewijslevering. Waar onderdelen van de verklaringen van [medeverdachte 3] in voldoende mate steun en verankering vinden in overige bewijsmiddelen in het dossier, staat niets aan het bewijsgebruik in de weg.
Uit de door het hof te bezigen bewijsmiddelen blijkt het volgende.
Feit 1 en feit 2 (zaaksdossier 7/7A)
Op 1 december 2009, om 14.05 uur, wordt de medeverdachte [medeverdachte 6]] door de medeverdachte [medeverdachte 3] gebeld. [medeverdachte 6]] zegt dat hij op [medeverdachte 3] wacht. [medeverdachte 3] antwoordt dat hij het zal brengen, misschien morgen. [medeverdachte 6]] vraagt of hij het zich kan herinneren. [medeverdachte 3] bevestigt en zegt "ik denk op vrijdag".
De eerstvolgende vrijdag is 4 december 2009. De volgende dag, 2 december 2009 om 12.22 uur, belt verdachte met de medeverdachte [medeverdachte 4] en zegt dat ze morgen of vrijdag een beetje oefenen in de gym. [medeverdachte 4] zegt dat hij het weet en dat hij morgen komt.
Op 3 december 2009, te 12.20 uur, wordt met het telefoonnummer van de medeverdachte [medeverdachte 5] een sms verstuurd naar verdachte, met de vraag: "Wordt er vandaag niet getraind?" Zeven minuten later, om 12.27 uur, stuurt verdachte een sms-bericht terug met de mededeling: "Morgen". Vervolgens, om 12.47 uur, wordt verdachte gebeld door [medeverdachte 4]. Verdachte zegt dat de training morgen wel doorgaat. Honderd, tweehonderd procent. [medeverdachte 4] antwoordt: "dan is het goed".
Op 4 december 2009, te 05.44 uur, belt [medeverdachte 6]] met [medeverdachte 3]. Laatstgenoemde neemt op met "Ja", [medeverdachte 6]] antwoordt "Ja" en de verbinding wordt verbroken. [medeverdachte 3] heeft op 23 april 2009 verklaard dat dergelijke zeer korte telefoongesprekken met mededelingen van deze aard een bevestiging betroffen van de aankomst van een zending cocaïne.
Uit de resultaten van het onderzoek naar de werkroosters van KCS leidt het hof af dat verdachte en [medeverdachte 3] op 4 december 2009 dienst hadden van 06.00 uur tot 14.30 uur. [medeverdachte 4] was op die dag vrij. [medeverdachte 5] had die dag een middagdienst van 14.30 tot 23.00 uur.
Die ochtend, om 5.46 uur, belt verdachte met [medeverdachte 4] en vraagt aan [medeverdachte 4] of hij "nog deze kant op komt, omdat er wel is". [medeverdachte 4] zegt dat die andere vent er is. Verdachte vraagt of hij daarmee die kleine vent bedoelt. [medeverdachte 4] bevestigt, waarna verdachte zegt: "Okee, hij regelt het verder dus". [medeverdachte 4] zegt "ja hij regelt het verder."
Om 5.52 uur belt verdachte met [medeverdachte 5] en vraagt of [medeverdachte 5] vandaag komt werken. [medeverdachte 5] antwoordt bevestigend en zegt dat hij er bijna is. Verdachte zegt vervolgens: "Ok, praat met die man wanneer jij er bent. Ze zijn er. Het is er. Die ene man is er niet, die kleine is er. Doe snel om er te zijn".
[medeverdachte 5] had die ochtend geen dienst, maar zijn KLM-pas is die ochtend wel als binnenkomend geregistreerd.
Om 06.51 uur belt verdachte met [medeverdachte 5] en zegt het volgende: "Goed, eeuuhm, zeg tegen hem om al die drie zakken te kijken, het zijn drie dingen. Hij moet kijken boven kijken". [medeverdachte 5] vraagt verdachte om naar hem toe te komen. Verdachte zegt "goed, goed, goed".
[medeverdachte 5] belt om 08.19 uur naar verdachte en zegt dat er niks is. Verdachte vraagt waar [medeverdachte 5] nu is. Die staat nog op dezelfde plaats als daarnet. Verdachte zegt vervolgens dat als hij daar nu naar toekomt, ze hem gaan verdenken. Hij komt straks wel naar beneden. Verdachte vraagt of [medeverdachte 5] naar de kleedkamer van verdachte wil komen. [medeverdachte 5] beantwoordt deze vraag bevestigend.
Op 4 december 2009, 10.40 uur, wordt [medeverdachte 5] opnieuw gebeld door verdachte, die zegt "het is er nog niet, luister. Die man heeft gevraagd of jij het vanmiddag voor hem verder kan regelen." [medeverdachte 5] zegt vervolgens: "Ja ja". Verdachte vervolgt: "maar euuhh luister eens, die ene man zegt ook dat hij er niks aan kan doen. Ik ben net weer bij hem geweest maar hij kan niks zeggen. Hij is net een flikker. Luister eens mocht het niet lukken dan laat ik [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte 1]) jou helpen. Heb je het gehoord?". [medeverdachte 5] zegt: "Ja is goed".
Om 12.12 uur hebben verdachte en [medeverdachte 5] opnieuw telefonisch contact. [medeverdachte 5] vraagt of die man het heeft kunnen regelen. Verdachte antwoordt dat hij het niet weet en zegt tegen [medeverdachte 5] dat hij die man zelf moet bellen. [medeverdachte 5] zegt vervolgens dat hij niet komt als die man het niet heeft kunnen regelen. Verdachte zegt: "Nee, nee", waarna [medeverdachte 5] zegt: "ooo, goed".
Kort daarop, om 12:14 uur krijgt verdachte een sms-bericht van [medeverdachte 5] met de mededeling: "Kari piska mi kenen!", hetgeen vertaald vanuit het Papiaments naar het Nederlands betekent: "Gezicht van een vis, bedoel ik". Tijdens het verhoor op 31 maart 2010 bij de Kmar heeft [medeverdachte 5] hierover verklaard dat hij door middel van dit bericht informeert of het vinden van de cocaïne al gelukt is.
Verdachte belt die middag, om 12.38 uur, met [medeverdachte 4] en zegt: "Ik weet nog niks joh, die lul is volgens mij ook nog bang, die lul die jij ermee belast hebt." [medeverdachte 4] antwoordt: "potver man die vent maakt mij moe man.". Later vraagt verdachte aan [medeverdachte 4] of hij nog niks van hem heeft gehoord. [medeverdachte 4] zegt: "Nee nee nee, hij heeft gezegd dat hij bezig is hij is achter bezig daar op plaats daar waar hij eraan is gekomen, daar staat hij nu". Verdachte zegt "goed, goed, goed". [medeverdachte 4] vraagt vervolgens: "Goed?", waarna verdachte bevestigend antwoordt.
Om 14.01 uur wordt verdachte gebeld door de medeverdachte [medeverdachte 1] (bijgenaamd: "[bijnaam medeverdachte 1"). Verdachte zegt gedurende dit gesprek het volgende: "wanneer je deze kant op komt moet jij bij [medeverdachte 5] zijn, hij heeft jou nodig. [medeverdachte 5] wil met jou praten wanneer jij er bent. Ik kan niet met jou praten, dat doet [medeverdachte 5], tot later."
Drie minuten later, om 14.04 uur, hebben verdachte en [medeverdachte 1] weer telefonisch contact. Verdachte zegt: "Hey, wanneer wij weg gaan dan kom jij naar beneden. [medeverdachte 5] ( het hof begrijpt: [medeverdachte 5]) moet serieus met jou praten."
Om 14.27 uur belt [medeverdachte 6]] [medeverdachte 3] en vraagt hem waar hij is. [medeverdachte 6]] zegt beneden te zijn en dat hij naar boven komt.
Om 14:57 uur belt [medeverdachte 1] de verdachte. Deze vraagt hem of die man bij hem is geweest. [medeverdachte 1] bevestigt dit. Verdachte vraagt: "Maar niets, hè?" [medeverdachte 1] zegt: "Nog niet".
Direct daarna, om 14:57 uur, belt [medeverdachte 5] de verdachte, die hem vraagt of "die lui" daar zijn blijven staan. [medeverdachte 5] zegt: "Ja man, zij hebben mij vandaar weggestuurd". [medeverdachte 5] zegt vervolgens dat hij toch dichtbij is en het in de gaten houdt. Verdachte vraagt of [medeverdachte 5] in de buurt is en [medeverdachte 5] bevestigt dit. Verdachte zegt: "Kijk maar of die man jou kan helpen, maar wat zij ook met je praten, laat hun van niks weten". [medeverdachte 5] zegt dat het voor elkaar komt.
[medeverdachte 5] belt om 15.15 uur naar de verdachte en zegt dat die man hem daarvandaan heeft gehaald en hem achter heeft neergezet. Verdachte zegt: "maar je moet kijken. Praat met die man, praat met die man en dan kijk je. Hierna zegt [medeverdachte 5] dat hij hem heeft gesproken maar dat die mannen beven, maar dat ze wel gaan kijken. Verdachte zegt: "Zeg tegen hen dat ze moeten kijken." [medeverdachte 5] antwoordt dat het goed is.
[medeverdachte 6]] wordt om 15.42 uur gebeld door [medeverdachte 3]. [medeverdachte 6]] vraagt of [medeverdachte 3] de jongen al heeft gezien. [medeverdachte 3] beantwoordt deze vraag ontkennend. [medeverdachte 6]] zegt vervolgens dat hij onderweg is naar de plaats en dat hij nu dichtbij is. [medeverdachte 3] zegt vervolgens dat hij daar was, maar dat hij nu in zijn plaats is. Hierna zegt [medeverdachte 6]] dat hij naar huis gaat, en dat hij misschien over een uurtje daar komt. [medeverdachte 3] vraagt [medeverdachte 6]] hem te bellen als hij weggaat.
[medeverdachte 5] stuurt om 17.01 uur een sms-bericht naar de verdachte met de mededeling: We hebben gekeken, alles stil, of is er een smerig spelletje.
Verdachte wordt om 17.34 uur gebeld door [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] vraagt "maar hebben jullie het goed gehoord?". Verdachte bevestigt. [medeverdachte 1] zegt vervolgens dat de verdachte met [betrokkene 2] moet praten. Verdachte zegt dat dat goed is.
Op 4 december 2009 om 19:19 uur wordt [medeverdachte 6]] vervolgens gebeld door een onbekende man. [medeverdachte 6]] zegt tegen hem: "We waren vandaag allemaal ziek geweest. Het is vandaag niet goed gegaan. We hebben allemaal hoofdpijn".
Het hof leidt uit de inhoud van de hiervoor weergegeven en voor het bewijs gebezigde afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken en sms-berichten af dat de verdachte en de hiervoor genoemde medeverdachten in elk geval vanaf 1 december 2009 contact met elkaar hebben onderhouden over een op handen zijnde zending waaraan zij bijzondere betekenis en belang toekennen. Voorts hebben de betrokkenen op 4 december 2009 gedurende een groot deel van de dag gezocht naar een verwachte zending, welke uiteindelijk niet door de verdachten is aangetroffen.
Op 3 december 2009, omstreeks 20.15 uur (lokale tijd), is [betrokkene 1] voorafgaande aan zijn vertrek naar de luchthaven Schiphol met vlucht KL785 op Curaçao aangehouden in verband met een verdenking van betrokkenheid bij de smokkel van een zending verdovende middelen. [betrokkene 1] was op dat moment bezig om een gele plastic "See Buy Fly" tas in een vuilnistrolley te gooien. In die tas zaten 7 pakketten met daarin - naar later bleek - een hoeveelheid van 7420 gram (bruto) cocaïne.
Na aankomst van dezelfde vlucht KL785 uit Curaçao op de luchthaven Schiphol op 4 december 2009, is omstreeks 10.30 uur een zwarte schoudertas in een bagagevak gevonden met daarin - naar later bleek - een hoeveelheid van eveneens ongeveer 7 kilogram cocaïne.
[medeverdachte 3] heeft op 23 april 2010 ten overstaan van de Kmar, kort weergegeven en voor zover van belang, verklaard dat twee medewerkers van KCS zich bezighouden met de smokkel van cocaïne. Uit die verklaring van [medeverdachte 3] kan de navolgende werkwijze worden afgeleid: in het buitenland wordt een partij cocaïne in een catering- of "waste"trolley, bestemd voor een vlucht naar Schiphol, geplaatst. Deze trolley wordt op de luchthaven Schiphol door een medewerker van KCS onderkend. Hierna wordt de cocaïne uit de trolley verwijderd en vervolgens op de toiletten in het KCS-gebouw overgedragen aan een andere KCS-medewerker, die het vervolgens buiten het gebouw van KCS brengt. Deze verklaring vindt steun in de gang van zaken zoals die uit de hiervoor aangehaalde communicatie op 2, 3 en 4 december 2009 tussen de daar genoemde verdachten, allen medewerkers van KCS, naar voren komt.
Voorts heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij op 29 oktober 2009 [betrokkene 1] heeft ontmoet in diens woonplaats en dat hij hem heeft uitgelegd hoe het systeem van de smokkel met de cocaïne via de cateringtrolleys in zijn werk gaat, onder meer met behulp van een foto van een "waste" trolley.
Een dergelijke foto is nadien door de opsporingsautoriteiten op een onder die [betrokkene 1] inbeslaggenomen laptop aangetroffen. De verklaring van [medeverdachte 3] wordt voorts ondersteund door het verslag van een door de verdachte met een onbekend gebleven persoon gevoerd afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek op 29 oktober 2009. De verdachte vraagt die man zijn adres in een sms-bericht te versturen. Enige tijd later op 29 oktober 2009 is een sms-bericht, verzonden naar de telefoon van [medeverdachte 3], onderschept. Dit bericht houdt in de adresgegevens van die [betrokkene 1] voornoemd. Voorts heeft [medeverdachte 3] verklaard dat er op 4 december 2009 een zending zou binnenkomen.
Het hof leidt uit de vastgestelde feitelijke gang van zaken af dat er op 4 december 2009 intensief - en tevergeefs - is gezocht naar een verwachte zending die verdovende middelen betrof. Het hof is van oordeel dat de op Curaçao en in Nederland aangetroffen en inbeslaggenomen partijen cocaïne samen deel uitmaken van eenzelfde partij van in totaal 14,4 kilogram cocaïne. Het hof leidt dit af uit de vrijwel identieke wijze waarop de beide inbeslaggenomen partijen zijn verpakt, namelijk in een gele See Buy Fly tas in een zwarte schoudertas, en het feit dat deze op dezelfde vlucht, kort na elkaar zijn aangetroffen. Voorts wijst het hof in dit verband op de inhoud van een telefoongesprek tussen [medeverdachte 3] en [betrokkene 3] van 16 december 2009, te 01.18 uur. Deze gesprekken hebben blijkens hun inhoud en gezien de samenhang met overige gesprekken tussen hen beiden betrekking op hetgeen is gebeurd ten aanzien van de in de tenlastelegging opgenomen cocaïnetransporten en daarin wordt gesproken "over de andere 7 kilogram" die wel zou zijn doorgegaan.
Het hof is derhalve van oordeel dat alle hiervoor geconstateerde handelingen gericht zijn op het binnenbrengen van die genoemde ene grote partij cocaïne. Dit dient te leiden tot het oordeel dat het als feit 1 ten laste gelegde medeplegen van opzettelijk invoer en het als feit 2, primair, ten laste gelegde medeplegen van poging daartoe als nagemeld kunnen worden bewezen.
Feit 6 (zaaksdossier B4)
Op 11 oktober 2009 is in het vliegtuig van vlucht KL754 BON AMS, met de reisroute Guayaquil - Bonaire - Amsterdam, in de pantry achter de businessklasse een zogenaamde halve trolley aangetroffen. Deze trolley had een bruinachtige kleur en was voorzien van het nummer 22579, met een wit kaartje waarop te lezen was: KL754 Bon Ams 1/2 trolley, DH en de cijfers 123. Tegen de achterwand van de trolley, achter de zogeheten halve dienbladen, werd een smokkelgordel aangetroffen met daarin - naar later bleek - ruim 5 kilogram cocaïne.
Uit de verslagen van opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken tussen de verdachte en [betrokkene 4] (blijkens de inhoud van het dossier ook "[betrokkene 4]" genoemd) blijkt het volgende.
Op 8 oktober 2009, om 23.00 uur, wordt de verdachte gebeld door [betrokkene 4]. [betrokkene 4] zegt tegen de verdachte dat hij hem iets gaat vragen. Verdachte zegt "Ja". [betrokkene 4] vraagt vervolgens aan de verdachte: "zoals het er nu voor staat met mijn werk, zou jij het voor mij in ontvangst kunnen nemen en het voor mij kunnen vasthouden?" Verdachte antwoordt dat als het moet, hij dat kan doen. [betrokkene 4] zegt vervolgens dat hij ook wil dat de verdachte controleert of de koelkast verzegeld is aangekomen. Verdachte beantwoordt deze vraag ook bevestigend. Ook zegt [betrokkene 4] tegen de verdachte dat hij een nieuw telefoonnummer moet nemen.
De volgende dag, 9 oktober 2009, om 18.16 uur, wordt de verdachte opnieuw gebeld door [betrokkene 4]. [betrokkene 4] vraagt hem of hij het nummer heeft gekregen. Verdachte zegt "Ja" en geeft vervolgens het telefoonnummer [telefoonnummer] door. [betrokkene 4] vraagt of alles goed gaat daarginds. Verdachte zegt opnieuw "Ja". [betrokkene 4] zegt: ok, goed dan euuhh, wij maken ons gereed voor deze". Verdachte zegt: "goed goed goed". [betrokkene 4] vraagt vervolgens of hij 1 of 2 moet doen. Verdachte antwoordt "1". [betrokkene 4] zegt kort hierna "ik ga oom bellen om oom het nummer van de koelkast door te geven". Verdachte antwoordt dat het goed is.
Een dag later, 10 oktober 2009, 19.02 uur, wordt de verdachte door [betrokkene 4] gebeld op het telefoonnummer [telefoonnummer]. [betrokkene 4] geeft aan hem het nummer 22579 en zegt: "ok die ene met die vuile kleur, die bruine net als euuhh" en "die ene vuile, die vuile". Verdachte zegt "ja, ja". [betrokkene 4] zegt vervolgens dat die kaart 123 is. Verdachte antwoord dat het goed is en zegt dat [betrokkene 4] morgen om 8 uur Nederlandse tijd kan bellen om te weten wat er gaande is. Op de vraag van de verdachte hoe deze verder in werking gaat, antwoordt [betrokkene 4]: "alles blijft hetzelfde het enige is dat jij het in ontvangst neemt en jij bewaart het voor mij. (...) nu sturen wij maar een (1)".
Om 21.07 belt [betrokkene 4] opnieuw naar de verdachte. [betrokkene 4] zegt "alles is ok. Goed?", waarop de verdachte zegt: "goed, goed, goed".
Op 11 oktober 2009 is de KLM-pas van de verdachte om 05.07 als inkomend geregistreerd bij KCS. Hij had die dag blijkens het werkrooster een ochtenddienst van 06.00 uur tot 14.30 uur.
Die ochtend, om 08:31 uur, wordt de verdachte gebeld door [betrokkene 4]. Verdachte zegt: "nog helemaal niks, niks, niks", en vraagt of zij het er zeker in hebben gedaan. [betrokkene 4] beantwoordt deze vraag bevestigend. Verdachte zegt dat hij 122 krijgt maar geen 123. Verdachte vraagt [betrokkene 4] voor alle zekerheid daar naar toe te bellen, want hij wil het zeker weten. "Verifeer het voor mij". [betrokkene 4] zegt "ja goed".
Om 09:35:14 uur wordt de verdachte opnieuw gebeld door [betrokkene 4]. Verdachte zegt weer: "helemaal niks, niks, niks, het is er niet", waarop [betrokkene 4] zegt dat hij het heeft nagetrokken en dat het zeker is.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juli 2012 verklaard dat hij door [betrokkene 4] is gebeld, die vroeg of hij een proefzending cocaïne in ontvangst wilde nemen. Omdat het een proefzending zou zijn, zou [betrokkene 4] één kilogram cocaïne sturen. Eerder op Curaçao had [betrokkene 4] al aan de verdachte verteld dat hij voor de zending het woord koelkast zou gebruiken.
Het hof is van oordeel dat, gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft vastgesteld en gelet op de inhoud van de weergegeven telefoongesprekken, in samenhang met de bekennende verklaring van de verdachte, het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het verweer van de raadsman dat slechts de opzet op het invoeren van één kilogram cocaïne kan worden bewezen, wordt door het hof verworpen. De verdachte heeft door met een persoon van wie hij wist dat deze zich bezighield met de smokkel van cocaïne samen te werken bij de opzettelijke invoer van een hoeveelheid cocaïne in Nederland, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de desbetreffende zending van grotere omvang zou zijn dan hetgeen volgens de verklaring van de verdachte was overeengekomen. Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Feit 3 (zaaksdossier B1)
Op 12 september 2009, om 07.27 uur, belt de verdachte naar de medeverdachte [medeverdachte 2] en zegt: "Kom, kom ik heb iets kom." [medeverdachte 2] zegt vervolgens: "Oke is goed".
Uit de resultaten van onderzoek naar de zendmastgegevens van de telefoons van de verdachte en [medeverdachte 2] blijkt dat de telefoon van de verdachte ten tijde van dit gesprek een zendmast in de omgeving van Schiphol aanstraalt en de telefoon van [medeverdachte 2] een zendmast gelegen aan de Linnaeusstraat te Amsterdam, dichtbij de woning van die [medeverdachte 2]. De KLM-pas van [medeverdachte 2] is vervolgens om 08.11 als inkomend bij KCS geregistreerd.
[medeverdachte 2] belt vervolgens om 08.14 uur naar de verdachte en vraagt hem waar hij is. Verdachte antwoordt dat hij beneden is. [medeverdachte 2] zegt "Oké". Vervolgens zegt de verdachte: "Ik kan die dingen er niet uit krijgen man, het zit een beetje vast". [medeverdachte 2] antwoordt: "Oh ja, is goed, ik kom zo".
Enige tijd later, om 08.49, is de KLM-pas van [medeverdachte 2] als uitgaand geregistreerd bij het toegangstourniquet van KCS.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juli 2012 verklaard dat hij op 12 september 2009 gedurende de uitvoering van zijn werkzaamheden bij KCS per toeval is gestuit op een metalen box, met daarin een vals ijzeren frame, waardoor achterin de box een extra ruimte was ontstaan. De verdachte voelde bij het optillen dat de box iets zwaarder was dan normaal. Aan de onderkant van de box stak een witte zak uit. De verdachte dacht dat er cocaïne in de box zat en probeerde die eruit te krijgen. Hij heeft toen [medeverdachte 2] gebeld en dacht dat als hij zou komen ze samen de opbrengst konden delen.
Het hof stelt vast dat de verdachte heeft getracht een zending cocaïne uit een box te krijgen, telefonisch contact heeft opgenomen met een medeverdachte hierover en die medeverdachte heeft gevraagd in verband hiermee naar KCS te komen. Die medeverdachte, [medeverdachte 2], zou de cocaïne uit het gebouw van KCS moeten brengen.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de verklaring van de verdachte dat hij bij toeval op de partij cocaïne is gestuit, niet kan worden uitgesloten. Immers betreft dit in de chronologie het eerste incident sinds de aanvang van het onderzoek "Pan" waarbij de verdachte betrokken was en bestaan er derhalve geen voor de verdachte belastende verslagen van tapgesprekken van vóór 12 september 2009. Bovendien past de omstandigheid dat de verdachte [medeverdachte 2] opbelt, terwijl de laatstgenoemde op dat moment niet bij KCS aan het werk is, in dit door de verdachte gepresenteerde scenario.
Het hof is van oordeel dat, nu de verklaring van de verdachte dat het niet is gelukt om de cocaïne onder zijn beschikkingsmacht te brengen niet kan worden weerlegd door de inhoud van bewijsmiddelen, de verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Het subsidiair ten laste gelegde komt niettemin wél voor bewezenverklaring in aanmerking. Duidelijk is immers dat de opzet van de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 2] wel was gericht op de invoer van cocaïne, maar dat zij niet verder zijn gekomen dan het plegen van voorbereidingshandelingen daartoe.
Feit 4 (zaaksdossier B2)
Op 27 september 2009 stond de medeverdachte [medeverdachte 1] bij KCS ingeroosterd voor een vroege dienst, van 06.00 uur tot en met 14.30 uur. Uit onderzoek naar de pasgegevens van het toegangstourniquet van het gebouw van KCS blijkt dat de KLM-pas van [medeverdachte 1] die ochtend om 05.37 als binnenkomend is geregistreerd. De KLM-pas van de verdachte is die dag om 12.55 als inkomend geregistreerd. Verdachte had die dag een middagdienst, namelijk van 14.30 uur tot 23.00 uur.
Om 12.54 uur belt de verdachte naar [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] vraagt waar hij is. Verdachte zegt dat hij nu naar boven komt. Op de die dag met de beveiligingscamera's gegenereerde beelden is te zien dat de verdachte ongeveer een minuut later naar boven komt. Om 12.58 uur belt de verdachte met [medeverdachte 1] en zegt dat hij boven is. [medeverdachte 1] deelt mede dat hij er aan komt.
Een aantal uur later die middag, om 14.16 uur, wordt de verdachte gebeld door een onbekend gebleven man, die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer]. Die man vraagt of het gelukt is. Verdachte zegt dat dit nog niet het geval is.
Om 14.41 uur belt [medeverdachte 1] naar de verdachte. Verdachte vraagt aan [medeverdachte 1] of hij er nog is. [medeverdachte 1] antwoordt bevestigend. Vervolgens zegt [medeverdachte 1]: "luister, luister, luister", waarna de verbinding wordt verbroken.
Binnen een minuut, eveneens om 14.41 uur, belt [medeverdachte 1] opnieuw naar hem. Verdachte vraagt waar [medeverdachte 1] is. Die zegt dat hij op zijn eigen plaats is en vraagt aan hem of hij het heeft gevonden. Verdachte antwoordt bevestigend. [medeverdachte 1] zegt vervolgens: "op dezelfde plaats als waar ik ben". Verdachte zegt: "goed, goed, goed", waarna [medeverdachte 1] het gesprek afsluit met "okee".
Om 14.43 belt de verdachte naar [medeverdachte 1] en zegt dat hij/zij heeft gezegd om vanaf mijn kant te komen. [medeverdachte 1] antwoordt: "goed, ok". Verdachte zegt hierna "ga vanaf mijn kant tot straks", waarna [medeverdachte 1] opnieuw bevestigend antwoordt.
Verdachte belt [medeverdachte 1] opnieuw om 14.47 uur, en zegt dat er daar boven mensen zijn en dat hij naar ze moet uitkijken. [medeverdachte 1] vraagt: "wat zeg?". Verdachte zegt vervolgens dat hij bij de deur staat en dat er iemand aankomt en dat [medeverdachte 1] naar ze uit moet kijken. [medeverdachte 1] antwoordt bevestigend. Vervolgens merkt de verdachte op dat hij buiten staat. De tolk heeft medegedeeld dat de verdachte en [medeverdachte 1] in dit gesprek met een zekere "stremstress" spreken.
Om 14.51 belt [medeverdachte 1] naar de verdachte en zegt dat hij iemand moet laten komen om het weg te gooien. Verdachte vraagt of [medeverdachte 1] het eruit heeft gehaald. [medeverdachte 1] antwoordt bevestigend en zegt: "nu gelijk, vlug".
Aan de hand van met de beveiligingscamera's van KCS gegenereerde beelden is te zien dat [medeverdachte 1] omstreeks 15.04 in de richting van de uitgang van het gebouw van KCS loopt.
Om 15.12 uur belt [medeverdachte 1] met het eerder genoemde telefoonnummer [telefoonnummer] van de onbekend gebleven man. [medeverdachte 1] zegt tegen de man dat hij het niet teveel tijd in beslag moet laten nemen en vraagt aan de man of hij nu kan komen. De onbekend gebleven man antwoordt dat hij nog bezig is en vraagt [medeverdachte 1] om het mee te nemen en dat hij over een half uurtje komt. [medeverdachte 1] zegt dat het goed is. Hierna zegt de man: "neem het dan mee neem het dan mee. Wanneer ik van het werk kom dan ga ik voor je spullen zorgen en kom ik naar jou toe". Ze spreken af op dezelfde plaats als vorige keer.
Ruim een half uur later, om 15.39 uur, belt de verdachte naar de onbekend gebleven man met het telefoonnummer [telefoonnummer]. Verdachte vraagt de man of hij de cd's al heeft ontvangen. De man antwoordt dat hij ze zo gaat ophalen en vraagt hem of het wel gelukt is. Verdachte zegt "ja, ja, ja, ja". De man zegt: "ja hij moet dan, regelen dat euuhhh".
Aan de verklaringen van [medeverdachte 1] en de verdachte, inhoudend dat de door hen gevoerde telefoongesprekken betrekking hadden op (de sluikhandel in) Viagra, hecht het hof op grond van de onaannemelijkheid daarvan geen geloof. Het hof gaat derhalve aan deze verklaringen voorbij. Immers zijn tijdens het opsporingsonderzoek "Pan" op geen enkel moment Viagra-pillen aangetroffen en inbeslaggenomen. Evenmin valt in te zien waarom de verdachten juist op hun werkplek deze pillen heimelijk zouden verhandelen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juli 2012 verklaard dat binnen het gebouw van KCS geen handel mag worden gedreven en dat overtreding van dit verbod zware arbeidsrechtelijke consequenties mee brengt. Daarnaast past de verklaring naar het oordeel van het hof niet bij de inhoud van de door het hof voor het bewijs te bezigen verslagen van telefoongesprekken. Zo valt niet in te zien waarom, als het om Viagra ging, ook door een derde buiten het gebouw van KCS, de man met telefoonnummer [telefoonnummer], versluierend gesproken diende te worden over de telefoon en waarom [medeverdachte 1] volgens zijn verklaring in hoger beroep van 26 juni 2012 een persoon zou moeten sturen om het verpakkingsmateriaal weg te gooien.
Hoewel het hof uit de stukken van het dossier niet kan vaststellen op welke wijze de onbekend gebleven hoeveelheid cocaïne dan wel buiten het KCS-gebouw is gebracht, kan naar het oordeel van het hof het door het openbaar ministerie gepresenteerde scenario dat [medeverdachte 1] de zending cocaïne in een kleedruimte aan de medeverdachte [medeverdachte 7] heeft overgedragen om deze naar buiten te brengen, niet wettig en overtuigend worden bewezen. Desondanks kan het ten laste gelegde feit wel wettig en overtuigend worden bewezen, aangezien naar het oordeel van het hof in het midden kan blijven op welke wijze precies is gehandeld door de betrokkenen, nu uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat deze cocaïne daadwerkelijk buiten het pand van KCS is gebracht en aldaar is overgedragen aan een onbekend gebleven derde.
Schakelbewijs
Het hof acht uit het samenstel van feiten en omstandigheden zoals blijkend uit dit zaaksdossier B2 in onderling verband en samenhang beschouwd, beoordeeld in het licht van hetgeen hiervoor in het algemeen ten aanzien van het toetsingskader is overwogen en op basis van de inhoud van de zaaksdossiers B7/7A en B4 aan feiten is vastgesteld, wettig en overtuigend bewezen dat de door de verdachte blijkens de inhoud van zaaksdossier B2 verrichte handelingen betrekking hebben gehad op cocaïne.
Gezien de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen gaat het hierbij om handelingen als bedoeld in het vierde lid van artikel 1 van de Opiumwet, te weten de zogeheten "verlengde invoer". Het hof acht daarom het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak feiten 7 en 9
Standpunt van de advocaat-generaal
De verdachte dient, aldus de advocaat-generaal, van hetgeen als feit 7 is ten laste gelegd te worden vrijgesproken, aangezien onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
Ten aanzien van de als feit 9 ten laste gelegde deelneming aan een criminele organisatie in de vorm van artikel 11a van de Opiumwet, heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging aldus moet worden gelezen dat die organisatie in de kern bestaat uit de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6]], met om elk van hen een groep niet door de advocaat-generaal bij naam aangeduide personen. In dit verband heeft de advocaat-generaal met name gewezen op de verklaringen van (de medeverdachten) [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en voorts op de min of meer vaste modus operandi zoals die uit de zaaksdossiers kan worden afgeleid.
Standpunt van de verdediging
De verdachte dient volgens de raadsman van het als feit 7 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, aangezien de door de verdachte gevoerde telefoongesprekken niet in verband kunnen worden gebracht met enige in de tenlastelegging omschreven gedragingen.
De verdachte dient eveneens te worden vrijgesproken van de onder feit 9 ten laste gelegde deelneming aan een criminele organisatie. Hiertoe heeft de raadsman betoogd dat uit de stukken in het dossier niet valt op te maken dat er sprake is van een min of meer vaste groep van personen die duurzaam en gestructureerd samenwerkten met als doel het opzettelijk invoeren van cocaïne. Integendeel, het dossier geeft een beeld van een aantal incidenten, waarin sprake is van losse gelegenheidscoalities en waarbij verdachten elkaar zelfs tegenwerkten door zendingen van elkaar te stelen.
Mocht het hof aannemen dat een dergelijke organisatie wel bestaat, dan kan niet worden bewezen dat de verdachte daaraan, al dan niet als leider, heeft deelgenomen.
Feit 7 (zaaksdossier B6)
Het hof komt evenals de advocaat-generaal en de raadsman tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het als feit 7 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe dat de inhoud van de verslagen in dit zaaksdossier van door de verdachte gevoerde telefoongesprekken - overigens buiten de ten laste gelegde periode gevoerd - geen bewijs opleveren, ook niet in samenhang beschouwd met de ten aanzien van andere feiten gebezigde bewijsmiddelen, voor de beschuldiging dat de verdachte in de ten laste gelegde periode nauw en bewust met één of meer anderen heeft samengewerkt bij de voorbereiding of bevordering van de opzettelijke invoer van cocaïne.
Voor zover het zaaksdossier B6 de inhoud van onderschepte telefoongesprekken bevat waaraan de verdachte binnen de ten laste gelegde periode heeft deelgenomen (in het bijzonder op 4 november 2009) hebben deze niet een zodanige betekenis dat daarin grond voor een bewezenverklaring kan worden gevonden.
Feit 9 (zaaksdossier B9)
Het hof is van oordeel dat uit de door de advocaat-generaal als bewijsmiddelen gepresenteerde bescheiden niet kan worden opgemaakt dat sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband van twee of meer personen, gericht op de opzettelijke invoer van cocaïne.
De resultaten van het opsporingsonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep hebben onvoldoende aanwijzingen opgeleverd voor het bestaan van een gestructureerde rolverdeling tussen de verschillende verdachten. Eerder komt uit het dossier een beeld naar voren van verschillende aan KCS verbonden medewerkers die zich in wisselende gelegenheidssamenstellingen bezighielden met de invoer van cocaïne via cateringtrolleys.
Voorts zijn gedurende het voorbereidend onderzoek de telefoongesprekken van verschillende verdachten afgeluisterd en opgenomen. Ten aanzien van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 6]] - welke volgens de advocaat-generaal geacht moeten worden tot de kern van de organisatie te behoren, is gedurende het onderzoek slechts één telefoongesprek onderschept waaraan beiden hebben deelgenomen. Bovendien is de inhoud van de door de advocaat-generaal aangehaalde verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 4], [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] in onvoldoende mate ondubbelzinnig en voorts te ongespecificeerd om hieraan ten aanzien van het onderhavige feit bewijsrechtelijke consequenties te verbinden.
Dit dient - in samenhang beschouwd met hetgeen het hof eerder met betrekking tot de betrouwbaarheid en bruikbaarheid voor het bewijs van de verklaringen van [medeverdachte 3] op het punt van het al dan niet hebben van een leidinggevende rol van de verdachte heeft overwogen en geoordeeld - te leiden tot de slotsom dat niet bewezen kan worden dat sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband gericht op de opzettelijke invoer van cocaïne. De verdachte dient derhalve ook van dit feit te worden vrijgesproken.
Vrijspraak
Feit 8 (zaaksdossier B10, witwassen)
Aan de verdachte is als feit 8 ten laste gelegd, kort weergegeven, dat hij zich samen met een ander, te weten zijn echtgenote [medeverdachte 9] (verder ook te noemen: [medeverdachte 9]), schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een bedrag van in totaal € 147.308,15, de waarde vertegenwoordigend van het totaal van contante geldbedragen en stortingen en transacties en betalingen voor diverse goederen en reizen van de verdachte en zijn medeverdachte, doordat zij dit geldbedrag zouden hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat dit van misdrijf afkomstig was.
Door de rechtbank is het onder 8 ten laste gelegde bewezenverklaard, zij het tot een bedrag van in totaal € 131.308, aangezien de rechtbank ten aanzien van een bedrag van € 16.000,-- (kennelijk door de rechtbank berekend als het equivalent, gerekend over de periode van 2003 tot en met 2010, van
40.000,-- Antilliaanse guldens (NAf)) geen criminele herkomst heeft aangenomen.
Het hof heeft in zijn arrest van 9 maart 2012 (LJN BV8850) ten aanzien van zaken waarin witwassen is ten laste gelegd, gepleegd over een periode die van aanmerkelijk langere duur is dan de periode waarin - in dit geval - de overigens ten laste gelegde delicten hebben plaatsgevonden, overwogen en beslist dat het toetsingskader gehanteerd dient te worden, dat past bij een tenlastelegging van witwassen waarbij geen direct bewijs voor brondelicten aanwezig is. Voorts heeft het hof in dit arrest overwogen dat in het geval dat een ten laste gelegd bedrag louter stoelt op het resultaat van een in het kader van een (strafrechtelijk) financieel onderzoek opgestelde vermogensvergelijking - of, zo overweegt het hof thans, een vergelijkbare methode als een kasopstelling - de complicaties bij de bewijswaardering in het kader van witwassen meebrengen dat een bewezen te verklaren bedrag niet kan worden bepaald.
De advocaat-generaal heeft zich in hoger beroep, onder verwijzing naar voornoemd arrest van dit hof op het standpunt gesteld dat van de tenlastelegging slechts hoeft te worden beoordeeld of de verdachte en zijn echtgenote in de desbetreffende periode enig geldbedrag en/of enige goederen hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans daarvan gebruik hebben gemaakt.
Hetgeen overigens is verwoord in de tenlastelegging is volgens de advocaat-generaal gebaseerd op het resultaat van een kasopstelling en biedt aldus naar zijn aard, zo begrijpt het hof, onvoldoende basis voor een bewezenverklaring van witwashandelingen. Het hof volgt de advocaat-generaal in dit standpunt.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat in ieder geval enig geldbedrag bewezen kan worden verklaard. Zij verstaat daaronder het bedrag van in totaal ruim € 186.000 aan contante stortingen op zowel de bankrekeningen van de verdachte als op die van zijn echtgenote, te verminderen met de niet-vaststaande of vast te stellen inkomsten waarvan niet uit te sluiten valt dat de verdachte en diens echtgenote die met de door hen genoemde handelsactiviteiten hebben gegenereerd.
De advocaat-generaal is ten slotte van mening dat niet bewezen kan worden dat reizen en/of luxe goederen en/of de auto uit het hiervoor genoemde enig geldbedrag zijn betaald, zodat ten aanzien van het onderdeel "enige goederen" vrijspraak zou moeten volgen.
De verdachte en zijn raadsman hebben hier tegenover ten verwere aangevoerd - kort en zakelijk weergegeven - dat het totale bedrag aan contante stortingen voldoende verklaard wordt door de ook door de advocaat-generaal erkende inkomsten uit nevenwerkzaamheden van de verdachte op het gebied van de handel in geiten en zaken als machines, gereedschap en auto-onderdelen en de handel van zijn echtgenote in tassen, sieraden, textiel en andere zaken. Verder zijn er nog de handel in Viagra-pillen en soortgelijke producten en leningen van verdachtes stiefzoon aan verdachte. Gezien de (omvang van de) door de verdachte en diens echtgenote aangevoerde en door de inhoud van het dossier zoals dat thans voorligt ondersteunde alternatieve inkomstenbronnen, kan niet gezegd worden dat het niet anders kan dan dat de bedragen van de contante stortingen afkomstig zijn van misdrijf. Daarnaast hebben de raadsman en de verdachte aangevoerd dat de verdachte en zijn echtgenote een gescheiden financiële huishouding voerden en voeren, met gescheiden bankrekeningen, zodat er geen grond is om hetgeen op de rekening van de een gebeurde, de ander mede aan te rekenen.
Het hof zal, in navolging van de vordering van de advocaat-generaal, de verdachte ten aanzien van het deel van de tenlastelegging dat ziet op "enige goederen", vrijspreken. Dit deel van de tenlastelegging behoeft dan ook geen verdere bespreking.
Dan resteert het door de advocaat-generaal genoemde geldbedrag, bestaande uit contante stortingen op de bankrekeningen van beide echtelieden of één van hen, zij het dat een eventuele bewezenverklaring, ook indien wordt uitgegaan van het subsidiair ten laste gelegde "enig geldbedrag", niet op een hoger bedrag betrekking kan hebben dan het primair ten laste gelegde bedrag van € 147.308,15.
Gelet achtereenvolgens op het feit
- dat de beschuldiging van witwassen in dit geval betrekking heeft op een aanzienlijk langere periode dan die waarin de overige ten laste gelegde feiten zouden zijn gepleegd,
- dat de tenlastelegging van witwassen primair stoelt op het resultaat van een kasopstelling die is gemaakt in het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek,
- dat de in het kader van dat onderzoek geconstateerde al dan niet verdachte geldbewegingen niet in verband zijn te brengen met enig concreet strafbaar feit
en
- dat er sprake is van (neven)inkomsten van de verdachte en van diens echtgenote uit andere dan criminele activiteiten,
zal het hof bij de beoordeling van de tenlastelegging van dit feit het toetsingskader hanteren dat wordt toegepast in het geval dat witwassen wordt ten laste gelegd zonder dat er direct bewijs van een of meer brondelicten aanwezig is.
Het hof zal allereerst beoordelen of de rechtbank en de advocaat-generaal op goede gronden respectievelijk heeft geoordeeld en geconcludeerd dat de geldbewegingen op de bankrekeningen van de echtgenote van de verdachte als mede betrekking hebbend op de financiële huishouding van de verdachte kunnen worden beschouwd, en vice versa.
Deze vraag beantwoordt het hof ontkennend. Als vaststaand kan worden aangenomen dat de verdachte, diens echtgenote en haar zoon in hetzelfde huis woonden. De stiefzoon van verdachte, de als getuige gehoorde [getuige 1], heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij de huur voor de woning betaalde en dat de verdachte meebetaalde aan de kosten ter zake van eten, electriciteit en dergelijke. Zijn moeder leverde daaraan geen financiële bijdrage, aangezien zij geen vaste baan had. De verdachte heeft voorts verklaard dat wanneer zijn vrouw zei dat zij iets nodig had, hij daarvoor zorg droeg. Gezegd kan dus worden dat de verdachte met zijn echtgenote en stiefzoon een gezamenlijke huishouding voerde. Voorts waren de verdachte en [medeverdachte 9] niet op huwelijkse voorwaarden gehuwd.
De verdachte, zijn echtgenote en zijn stiefzoon hebben verder verklaard dat de verdachte en zijn echtgenote hun financiën - wat de verdachte dan betreft: voor het overige - strikt gescheiden hielden. Het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in beide instanties bieden geen aanknopingspunten op grond waarvan aangenomen zou kunnen worden dat de op de rekeningen ten name van [medeverdachte 9] gedane contante stortingen van de verdachte afkomstig zouden zijn, of de stortingen op de rekening van de verdachte van [medeverdachte 9].
Deze feiten en omstandigheden leiden het hof tot de slotsom dat, waar het de vermogensbestanddelen van [medeverdachte 9] of van de verdachte en [medeverdachte 9] gezamenlijk betreft, niet kan worden bewezen dat de verdachte daarbij een zodanige betrokkenheid heeft gehad dat sprake was van verwerven, voorhanden hebben, overdragen of omzetten als bedoeld in de delictsomschrijving van witwassen.
Het hof zal daarom bij de beoordeling van het in deze aan de verdachte ten laste gelegde uitsluitend zijn eigen financiën en meer in het bijzonder de contante stortingen op zijn eigen rekeningen betrekken.
In het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek over de periode van 1 januari 2005 tot 30 maart 2010 tegen de verdachte en diens echtgenote is door de financiële recherche onder meer en voor zover hier van belang het volgende geconstateerd:
* de verdachte heeft in de jaren 2005 tot en met 2010 salaris ontvangen van KCS, welk salaris op zijn bankrekening werd overgemaakt;
* de verdachte beschikt over twee Nederlandse bankrekeningen, een Nederlandse creditcardrekening en een Antilliaanse bankrekening, uitsluitend ten name van hemzelf gesteld;
* in de periode van 1 januari 2005 tot 30 maart 2010 is op de Nederlandse bankrekeningen van de verdachte een bedrag van in totaal € 123.125 contant gestort, waarvan de herkomst onbekend is;
* uit het onderzoek naar de bankrekeningen van de verdachte en [medeverdachte 9] blijkt dat het maandelijkse legale inkomen van beide echtelieden ontoereikend is om de maandelijkse basisuitgaven te kunnen betalen, nog afgezien van overige zaken als kleding, brandstof en luxe artikelen;
* op grond van de resultaten van een gemaakte kasopstelling van uitsluitend het contante geldverkeer heeft de financiële recherche geconcludeerd dat er ten aanzien van beide echtelieden sprake is van een minimaal onverklaarbaar bedrag in kas van in totaal € 147.308,15;
* de verdachte doet herhaaldelijk contante stortingen op eigen rekening voorafgaand aan het doen van een betaling;
* door de verdachte is in de onderzoeksperiode geld overgemaakt naar zijn Antilliaanse bankrekening, welk geld vervolgens weer contant is opgenomen;
* bij de belastingdienst zijn geen gegevens bekend over het ontplooien van economische activiteiten door de verdachte naast zijn werkzaamheden in dienstbetrekking bij KCS;
* ook komt de naam van de verdachte niet voor op een zoekwebsite van bedrijfsgegevens;
* het Douane informatiecentrum heeft over het in- of uitvoeren van goederen op naam van de verdachte geen informatie kunnen vinden;
* er is geen geld- of goederenstroom ten gunste van de verdachte van de Nederlandse Antillen naar Nederland geconstateerd;
* de verdachte heeft bij de verhoren door het Bureau Financiële Recherche in het onderzoek "Pan" verklaard dat hij een in het kader van een ontslagzaak een vergoeding heeft gekregen en voor het overige gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht.
Het hof is van oordeel dat de hiervoor weergegeven onderzoeksresultaten van dien aard zijn dat deze het vermoeden van witwassen zonder meer rechtvaardigen. Gelet hierop mag van de verdachte verlangd worden dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van de onverklaarde gelden, te weten, op grond van het voorgaande, het totale bedrag aan contante stortingen op de Nederlandse bankrekeningen van de verdachte in de onderzoeksperiode, tot een bedrag van € 123.125,-.
Ter beoordeling staat of aan dit vereiste is voldaan.
De handel in geiten op Curaçao, waarover de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep gedetailleerd heeft verklaard, lijkt niet onaannemelijk. Dat verdachte in geiten handelde wordt ondersteund door de inhoud van een getapt telefoongesprek, gevoerd door de verdachte met ene [betrokkene 5], waarin wordt gesproken over lammetjes en door de omstandigheid dat de verdachte balen hooi ten behoeve van het (bij)voeren van zijn geitenkudde heeft doen verschepen vanuit Nederland naar Curaçao. Van deze verscheping bevinden zich facturen/vrachtbrieven in het dossier. De verdachte heeft verklaard op Curaçao in de ten laste gelegde periode ongeveer 120 geiten te hebben verkocht, voor een bedrag van, afhankelijk van het gewicht, € 175 tot € 200 per geit. Aldus zou de verkoopopbrengst in die periode minimaal € 21.000 en maximaal € 24.000 hebben bedragen. De verklaring van de verdachte op dit punt voldoet naar het oordeel van het hof aan de hiervoor genoemde vereisten van concreetheid, marginale verifieerbaarheid en ontbrekende onwaarschijnlijkheid. Het Openbaar Ministerie heeft hier tegenover geen resultaten van nader onderzoek gesteld op grond waarvan deze verklaring als volstrekt onaannemelijk zou moeten worden aangemerkt.
Het Openbaar Ministerie heeft wel nader onderzoek verricht naar de door de verdachte genoemde handel in diverse goederen voor afnemers in Curaçao. Voorafgaand aan dat onderzoek werd deze verklaring al op punten ondersteund door die van [medeverdachte 9] als getuige, de verklaringen van de getuigen [getuige 2 en [getuige 1] en ook door aankoopbonnen van de firma Boels en rekeningafschriften. Uit het aanvullend onderzoek is naar voren gekomen dat de verdachte wel in de systemen van de dienst Douane voorkomt als aangever van goederen voor uitvoer naar Curaçao, en wel 17 keer vanaf 2006 tot 10 januari 2011. Het betreft hier goederen die onder meer zijn omschreven als "persoonlijke goederen, tapijten, kleding, huishoudelijke supplies, gereedschappen, aanhangwagen(s), aggregaat". Voorts blijkt uit onderzoek in januari 2011 bij scheepsvrachtexpediteur Caribex Shipping Rotterdam en VDV Freight Station B.V. eveneens van diverse verschepingen naar Curaçao in opdracht van de verdachte van diverse goederen, waaronder aanhangwagens, gereedschappen en machines.
Ook op dit punt voldoet de verklaring van de verdachte over de herkomst van de contante stortingen op zijn rekeningen naar het oordeel van het hof aan de hiervoor genoemde vereisten.
Gelet op de omvang die de handel van de verdachte mogelijk heeft gehad en het aantal jaren waarin die heeft plaatsgehad, acht het hof het niet hoogst onwaarschijnlijk dat een bedrag van € 123.125 daarmee is verdiend, ook niet wanneer gemaakte kosten in aanmerking worden genomen. De geloofwaardigheid van de door de verdachte eveneens gestelde handel in Viagra-pillen en soortgelijke producten, of de bij de stiefzoon afgesloten leningen, behoeft, gelet op het vorenstaande, in dit kader geen bespreking meer.
Voorts overweegt het hof dat, ook al zou het zo zijn dat met de handel van de verdachte niet de herkomst van het gehele bedrag aan contante stortingen kan worden verklaard, dan nog geldt dat, zoals ook door de advocaat-generaal is geconstateerd, niet is vast te stellen welk deel van de contante stortingen al dan niet direct te herleiden is tot een legale bron en welk (substantieel) gedeelte niet.
Bovendien geldt ten aanzien van zaken als deze niet dat slechts de puntsgewijze en tot op de cent nauwkeurig te verifiëren verklaring voor de herkomst van de gelden disculpeert, doch wél dat afdoende is dat die verklaring min of meer verifieerbaar is. Het hof kan de advocaat-generaal dan ook niet volgen in haar conclusie dat er bewijs voorhanden zou zijn van het witwassen van "enig bedrag", waarbij onduidelijk blijft welk bedrag haar daarbij voor ogen staat.
Het ontbreken van een deugdelijke administratie kan aan al het vorenstaande niet af doen. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de verdachte aanvankelijk bij zijn verhoren gebruik heeft gemaakt van zijn zwijgrecht.
Nu de verdachte de herkomst van het hier aan de orde zijnde geldbedrag concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk heeft verklaard, is het vervolgens aan het Openbaar Ministerie - wil een bewezenverklaring van het ten laste gelegde kunnen volgen - om daar tegenover feiten en omstandigheden te stellen op grond waarvan desondanks met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag van € 123.125 of een substantieel deel daarvan een legale herkomst heeft. Eerst dan immers kan tot de conclusie worden gekomen dat het niet anders kan dan dat het geld (on)middellijk van misdrijf afkomstig is.
Dergelijke feiten en omstandigheden zijn in het dossier niet gerelateerd en zijn door het Openbaar Ministerie evenmin naar voren gebracht. Het enkele feit dat de verdachte zijn inkomsten niet aan de Belastingdienst heeft opgegeven, levert niet een zodanig feit of een zodanige omstandigheid op. Dat maakt immers nog niet dat hij die inkomsten niet kan hebben gehad. Daar komt nog eens bij dat de resultaten van het door het openbaar ministerie verrichte nader onderzoek, zoals die hiervoor zijn weergegeven, de verklaringen van de verdachte op het punt van de handel in diverse goederen vanuit Nederland naar Curaçao niet ontkrachten, maar in toereikende mate ondersteunen.
Het hof ziet in de inhoud van het dossier in samenhang met hetgeen van de zijde van het openbaar ministerie in beide instanties is aangevoerd ook geen aanknopingspunten om tot het oordeel te komen dat er sprake zou zijn geweest van het witwassen van uit fiscale delicten verkregen geldbedragen.
De slotconclusie van het hof is, dat niet geoordeeld kan worden dat het niet anders kan zijn dan dat de contant gestorte geldbedragen ten belope van € 123.125 dan wel een deel daarvan (on)middellijk uit misdrijf afkomstig zijn. Vrijspraak van het aan de verdachte onder 8 ten laste gelegde dient dan ook te volgen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 subsidiair, 4 primair en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op of omstreeks 4 december 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 6985 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
2:
primair:
hij in de periode van 29 oktober 2009 tot en met 3 december 2009 in Nederland en Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen ongeveer 7420 gram van een materiaal bevattende cocaïne, handelingen heeft verricht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders hiertoe tezamen en in vereniging:
- met elkaar telefonisch contact gehad en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en
- meermalen een ontmoeting gehad en
- cocaïne aan boord van een luchtvaartuig (op Curaçao) verstopt of getracht te verstoppen;
3:
subsidiair:
hij op 12 september 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en die ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft verschaft, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader daartoe
- met elkaar telefonisch contact gehad om informatie door te geven en te ontvangen en
- een afspraak gemaakt om elkaar te ontmoeten en
- zich beschikbaar gehouden voor het wegvoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne;
4
primair:
hij op 27 september 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een (onbekend gebleven) hoeveelheid cocaïne;
6:
hij op 11 oktober 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 5961 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen onder 1, 2 primair, 3 subsidiair, 4 primair en 6 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 primair, 3 subsidiair, 4 primair en 6 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd een het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2, primair, bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3, subsidiair, bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, door zich of een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen.
Het onder 4 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder feit 1, feit 2 primair, feit 3 primair, feit 4, primair, feit 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en in voorlopige hechtenis
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het als feit 1, feit 2, primair, feit 3, primair, feit 4, primair, feit 6, 8 en 9 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en in voorlopige hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is gedurende een periode van enkele maanden op verschillende momenten betrokken geweest bij de invoer van cocaïne naar Nederland. Hij heeft zich driemaal schuldig gemaakt aan het medeplegen van de opzettelijke invoer van cocaïne, eenmaal gepoogd dit te doen en eenmaal zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen gericht op de opzettelijke invoer van cocaïne.
De raadsman heeft bijzondere aandacht gevraagd voor de rol van de verdachte bij de bewezen verklaarde feiten. Hij heeft betoogd dat de verdachte, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld in het vonnis waarvan beroep, niet kan worden aangemerkt als een persoon die een leidinggevende dan wel coördinerende rol heeft binnen een criminele organisatie. Uit het dossier kan enkel worden afgeleid dat de verdachte voor het grootste deel als opportunist heeft gehandeld. Dit dient volgens de raadsman bij de bepaling van de strafmaat in het voordeel van de verdachte te worden betrokken.
Het hof overweegt het volgende.
Vooropgesteld dient te worden dat het motief voor de strafbaarstelling van invoer van verdovende middelen in aanzienlijke mate is gelegen in het maatschappelijk belang van bescherming van de volksgezondheid. Het gebruik van in het bijzonder harddrugs is schadelijk voor de volksgezondheid en kan bijdragen aan het ontstaan en voortduren van ernstige ontregeling van het maatschappelijk en mentaal functioneren van personen.
Voorts leert de ervaring dat het uit winstbejag participeren in de keten van de invoer tot aan het gebruik van die middelen dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, variërend van relatief lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit, in zwaarte doorgaans verbonden aan het niveau van organisatie en (groot)handel. Tot die zware criminaliteit rekent het hof niet alleen (ernstige) geweldsmisdrijven, maar ook misdrijven die een bedreiging inhouden voor de integriteit van het financiële en economische verkeer.
De hoge wettelijke strafmaxima verbonden aan de opzettelijke invoer van harddrugs vormen derhalve een uitvloeisel van het streven van de wetgever de Nederlandse samenleving te vrijwaren van deze stoffen en dienen ter voorkoming van het ontstaan van een grootschalige binnenlandse markt. In dit licht gezien kan tevens worden begrepen dat ook handelingen gericht op voorbereiding of bevordering van invoer van harddrugs met aanzienlijke straffen worden bedreigd.
Het gevoerde vervolgings- en strafvorderingsbeleid brengt onder meer tot uitdrukking dat het Openbaar Ministerie het aldus begrepen wettelijk kader heeft verstaan als een opdracht om bij strafbaar handelen in verband met import van cocaïne in beginsel te rekwireren tot de oplegging van langdurige gevangenisstraffen.
Het hof betrekt bij de bepaling van de strafmaat voorts de volgende aspecten.
Naast het hiervoor besproken kernverwijt, dat voortvloeit uit het, al dan niet gerealiseerde, toebrengen van schade aan de gezondheid van personen, spelen de hiervoor bedoelde maatschappelijk bezwarende en ontwrichtende aspecten die zijn verbonden aan het handelen van de verdachte een rol van betekenis.
Immers, aangenomen mag worden dat het verrichten van werkzaamheden gericht op invoer van harddrugs voor de daarbij betrokkenen, onder wie de verdachte, een hoge beloning oplevert. De hoogte van die beloning wordt voor een groot deel bepaald door de risico's die met het werk zijn verbonden. Eén van deze risico's, wellicht de belangrijkste, is dat van een strafrechtelijke vervolging en van een, naar Nederlandse maatstaven gemeten, doorgaans zware bestraffing. Het perspectief van de hoge beloning en de praktijk van zware strafrechtelijke sanctionering vormen aldus bezien elkaars spiegelbeeld.
In de werkomgeving van de verdachte was de verleiding om zich in te laten met de invoer van cocaïne groot. De luchthaven Schiphol biedt - zoals alle lucht- en zeehavens - een voor de hand liggende en noodzakelijke schakel en biedt daartoe onvermijdelijk ook de mogelijkheden voor de smokkel van verdovende middelen. Schipholmedewerkers, waaronder het hof eveneens verstaat medewerkers van KCS, verkeren in de positie dat zij met die mogelijkheden kunnen kennis maken en op hen rust de verplichting om de verlokkingen die ermee zijn verbonden te weerstaan.
De verdachte heeft, naar moet worden aangenomen uit louter winstbejag, die weerstand niet geboden. Dat dit een negatieve bijdrage oplevert dan wel kan opleveren voor de volksgezondheid is reeds overwogen.
Maar bovendien heeft de verdachte er hiermee voor gekozen om veel geld te verdienen met zijn verboden gedragingen. De verdachte heeft op zijn werkplek KCS op verschillende momenten telefonisch contact gehad met zijn mededaders en daarbij informatie ontvangen of gegeven. Ook heeft hij herhaalde malen gezocht naar verdovende middelen in een op de luchthaven geloste cateringtrolley. Het hof is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte een leidinggevende rol heeft gehad. Wel dienen de activiteiten van de verdachte zonder meer te worden aangemerkt als een wezenlijke bijdrage aan het invoertraject. De verdachte heeft hiermee zijn reguliere werkverband en de hem in dat bestek ten dienste staande faciliteiten benut als een vehikel voor activiteiten gericht op de invoer van cocaïne.
Met betrekking tot het door de advocaat-generaal naar voren gebrachte aspect van het door de verdachte als werknemer jegens zijn werkgever geschonden vertrouwen overweegt het hof als volgt. De verdachte had uit de aard van zijn functie geen bijzondere vertrouwenspositie en aldus bezien is er geen sprake geweest van schending van vertrouwen dat verder strekt dan in een gemiddelde werkkring als basis voor de arbeidsverhoudingen en aan integriteit te stellen eisen geldt. Dat doet er echter niet aan af dat de verdachte zich heeft ingelaten met maatschappelijk schadelijke activiteiten - het gaat hier bovendien om ernstige misdrijven - ten aanzien waarvan zijn werkgever erop mocht vertrouwen dat hij deze niet zou ontplooien.
Tot slot wijst het hof erop dat het zich ook rekenschap dient te geven van de internationale dimensies van de bestrijding van de sluikhandel in verdovende middelen. De prioriteit die hier in internationaal verband nog steeds aan wordt gegeven, brengt mee dat de bestraffing daarvan in overwegende mate in de sleutel van de generaal-preventieve werking is gesteld. Dit betekent dat de straftoemeting ook een signaal dient in te houden naar Nederlandse ingezetenen om af te zien van (ondersteunende) activiteiten op plaatsen van in- en doorvoer van verdovende middelen. Daarnaast moet uit de bestraffing blijken dat met de ontdekking van misdrijven zoals die in de onderhavige zaak ter beoordeling aan de strafrechter zijn voorgelegd, het risico van langdurige vrijheidsbeneming zich ook realiseert.
Voorgaande beschouwingen impliceren dat bij de bepaling van de strafmaat de rol van de verdachte en de duur en intensiteit van zijn betrokkenheid bij de bewezenverklaarde delicten veel gewicht in de schaal leggen.
Anders dan bij drugskoeriers, ten aanzien van wie de getransporteerde hoeveelheid volgens een relatief gedetailleerde systematiek een bepalende maatstaf vormt, draagt de omvang van de feitelijk binnengebrachte hoeveelheden cocaïne in het onderhavige geval slechts bij aan de strafmaat in samenhang met de zojuist genoemde factoren. Voor de mate waarin aantallen transporten, geslaagd dan wel mislukt, en hoeveelheden cocaïne bijdragen aan de strafmaat valt geen algemene regel noch enige cijfermatige motivering te geven. De toe te passen strafmaat voor misdrijven als de onderhavige beweegt zich, zo laat ook de straftoemetingspraktijk zien, binnen een niet al te ruime bandbreedte.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 mei 2012 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Het hof laat dit bij de bepaling van de op te leggen straf in het voordeel van de verdachte meewegen. Hetgeen overigens omtrent de persoon van de verdachte is gebleken houdt geen bijzondere termen in op grond waarvan de op te leggen straf gematigd dient te worden.
Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt het hof tot de slotsom dat aan de verdachte een gevangenisstraf van lange duur dient te worden opgelegd. De duur van die straf is korter dan door de advocaat-generaal is gevorderd. De reden daarvoor is dat het hof de verdachte heeft vrijgesproken van deelneming aan een criminele organisatie en van het ten laste gelegde witwassen. Voorts heeft het hof bij de bepaling van de duur van de straf betrokken - anders dan de rechtbank - dat de aan de verdachte toegedichte leidinggevende rol niet ondubbelzinnig is gebleken.
Het hof acht, alles afwegende, de oplegging van een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 45, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 5 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair, 7, 8 en 9 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 subsidiair, 4 primair en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair, 3 subsidiair, 4 primair en 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1. Geld euro 21 x € 50;
- 6. 1 STK GSM-toestel Nokia;
- 7. 1 STK GSM-toestel Siemens;
- 9. 1 STK GSM-toestel Nokia + simkaart;
- 10. 1 STK GSM-toestel Nokia + simkaart;
- 11. 1 STK GSM-toestel Nokia + simkaart Ortel;
- 13. 1 STK GSM-toestel Nokia + simkaart T-mobile;
- 14. 1 STK GSM-toestel Nokia + simkaart T-mobile;
- 35. 1 STK sleutel van voertuig;
- 36 1 STK personenauto 03-JK-PS Mazda 323, Kl: zwart;
- 37. 1 STK GSM-toestel Nokia + simkaart Lebara;
- 38. 1 STK GSM-toestel Nokia + simkaart Lebara;
- 58. 1.00 STK kentekenbewijs.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Veldhuisen, mr. R.M. Steinhaus en mr. J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid van mr. A. Binken, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 september 2012.