ECLI:NL:RBNHO:2016:10324
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de crisisheffing in het kader van de Wet op de loonbelasting 1964
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2016 uitspraak gedaan over de crisisheffing die door eiseres, [X] B.V., is aangegeven voor het tijdvak maart 2014. Eiseres had een bedrag van € 382.653 aan pseudo-eindheffing hoog loon aangegeven, welke door de inspecteur van de Belastingdienst was ontvangen. Na afwijzing van het bezwaar door de verweerder, heeft eiseres beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 30 november 2016 is eiseres niet verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en andere adviseurs.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de crisisheffing geen individuele en buitensporige last vormt en niet in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die stelde dat de crisisheffing meer dan 50% van het vermogen en bijna de helft van het jaarresultaat vertegenwoordigde, niet overtuigend geacht. De rechtbank oordeelde dat de door eiseres aangevoerde feiten onvoldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van een individuele en buitensporige last. Bovendien heeft de rechtbank bevestigd dat de crisisheffing niet discriminerend is in de zin van artikel 14 van het EVRM en artikel 26 van het IVBPR, zoals eerder door de Hoge Raad is geoordeeld.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.