ECLI:NL:RBNHO:2016:10052

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 november 2016
Publicatiedatum
6 december 2016
Zaaknummer
15/860112-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor doodslag na het neerschieten van zijn ex-vriendin in Hoofddorp

Op 28 november 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 36-jarige man uit Zaandam, die op 22 juni 2015 zijn ex-vriendin in Hoofddorp heeft doodgeschoten. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf voor doodslag. De zaak kwam aan het licht na een openbare terechtzitting op 14 en 15 november 2016, waar de rechtbank de vordering van de officieren van justitie, mr. A. van Eck en mr. M.A. Oudendijk, heeft gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadslieden mr. H.J.G. Dudink en mr. R.T. Poort.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade zijn ex-vriendin heeft doodgeschoten, maar sprak hem vrij van moord omdat niet bewezen kon worden dat hij met voorbedachte raad handelde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet voldoende tijd had gehad om na te denken over zijn daad, wat leidde tot de vrijspraak van de impliciet primair ten laste gelegde moord. Echter, de rechtbank achtte de doodslag wel bewezen, gezien de omstandigheden van het schieten en de intentie van de verdachte.

De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte een geoefend schutter was en in het bezit was van een wapenvergunning. De schietpartij vond plaats in een woonwijk, wat de ernst van het delict vergrootte. De rechtbank hield rekening met de impact van de daad op de nabestaanden en de samenleving, en benadrukte het gebrek aan berouw van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 jaar, met de mogelijkheid van schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/860112-15 (P)
Uitspraakdatum: 28 november 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 november 2016 en 15 november 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. A. van Eck en mr. M.A. Oudendijk en van hetgeen verdachte en zijn raadslieden
mr. H.J.G. Dudink en mr. R.T. Poort, advocaten te Beverwijk, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 juni 2015 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door met een vuurwapen voornoemde [slachtoffer] een of meermalen in/door het hoofd en/of de buik en/of de borst, althans het lichaam te schieten.
2. Beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging
2.1.
Standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben primair betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging wegens – kort gezegd – onherstelbare schending van artikel 359a Wetboek van Strafvordering, nu ‘er op geen enkele wijze sprake kan zijn geweest of zelfs maar is getracht om er een behoorlijk onderzoek van te maken. Er is op veel te persoonlijke en eenzijdige wijze naar de zaak gekeken en onderzoek gedaan’. De waarheidsvinding is volstrekt uit het oog verloren. Als gevolg hiervan is er doelbewust en/of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak ernstig en onherstelbaar tekort gedaan.
2.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie zich niet herkent in de beweringen van de verdediging en dat hiervan ook niet blijkt uit het dossier. Volgens de officier van justitie is er volop onderzoek gedaan en is het openbaar ministerie niet voorbij gegaan aan de verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris, die het beginpunt was voor verder onderzoek.
2.3.
Oordeel van de rechtbank
De stelling van de verdediging dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim omdat het onderzoek onvolledig en te eenzijdig is, is naar het oordeel van de rechtbank niet concreet onderbouwd en vaag en voldoet daarmee niet aan een dergelijk verweer te stellen eisen. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke opsporing en behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort zou zijn gedaan. Het openbaar ministerie is derhalve ontvankelijk in de vervolging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding ook overigens geldig is en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde feit, te weten moord.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft subsidiair aangevoerd dat niets er op wijst dat er bij verdachte sprake zou zijn van enige voorbereiding of voorbedachte raad om het slachtoffer te doden. Verdachte wist van tevoren niet in welke situatie hij zich begaf en heeft tijdens de worsteling en in de daarop volgende seconden de kans op de dood van het slachtoffer niet willen aanvaarden, ook niet in voorwaardelijke zin, waardoor doodslag niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3.
Vrijspraak van de impliciet primair ten laste gelegde moordNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en moet hij daarom worden vrijgesproken van moord.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de
gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen
bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld. De enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, is niet toereikend om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat sprake is van voorbedachte raad.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld op welk moment verdachte tot het besluit is gekomen om [slachtoffer] van het leven te beroven, meer bepaald dat dit besluit is genomen of het voornemen daartoe is ontstaan op een moment waarna verdachte voldoende tijd restte om zich dienaangaande te beraden. Hoewel na het verbreken van de relatie in april 2015 er onenigheid was tussen verdachte en het slachtoffer, is niet komen vast te staan dat verdachte naar aanleiding hiervan al vóór de avond van het onderhavige incident had besloten of tot het voornemen was gekomen om [slachtoffer] te doden. In het dossier zitten diverse whatsapp berichten die verdachte aan zowel [slachtoffer] als aan anderen heeft verstuurd, waaruit (onder meer) blijkt dat verdachte de hoop had dat de relatie tussen hem en [slachtoffer] hersteld zou worden, welke hoop van verdachte ook wordt bevestigd door getuige [getuige 1]. Verdachte heeft op 7 juni 2015 middels whatsapp nog aan [slachtoffer] laten weten dat een relatie waarin je zoveel matches hebt uniek is en dat hij haar soms wel door elkaar wil schudden. Het dossier bevat daarnaast aanwijzingen dat verdachte voornemens was om zelfmoord te plegen. Zo belt hij op 22 juni 2015 ’s middags met zijn assurantiekantoor en wil hij weten hoe zijn ex-vrouw en dochter ervoor staan indien hij komt te overlijden. Ook heeft verdachte op 22 juni 2015 aan het einde van de middag een afscheidsbrief en een bestand met de naam ‘testament’ opgemaakt. In het dossier zitten voorts tapgesprekken van de vader van verdachte met een andere man d.d. 23 juni 2015, waarin de vader van verdachte zegt: “Die (de rechtbank begrijpt: verdachte) heb gisteravond een end aan z’n leven willen maken” en d.d. 29 juni 2015, waarin de vader van verdachte zegt: ,,Waarom nam hij een wapen mee. Hij was gewoon van plan z’n eigen door z’n kop te schieten. Maar op het moment dat hij daar was is zij witheet naar buiten gekomen en is ze hem aangevlogen en is er iets heel ergs fout gegaan.’’ De rechtbank kan niet uitsluiten dat het inderdaad zo is gegaan. Vast staat dat verdachte en [slachtoffer] elkaar voor het huis van [slachtoffer] nog hebben gesproken. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij heeft gezien hoe verdachte en [slachtoffer] eerst elkaar duwden en aan elkaar trokken voordat verdachte op het slachtoffer ging schieten.
Uit dit een en ander volgt, dat de rechtbank niet kan uitsluiten dat het besluit om [slachtoffer] van het leven te beroven door verdachte is genomen, zeer kort voordat hij daadwerkelijk op haar heeft geschoten. Mede gelet op deze mogelijk zeer korte tijdsspanne kan de rechtbank niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Aldus is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte impliciet primair ten laste is gelegd, zodat de rechtbank verdachte dan ook zal vrijspreken van moord.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden voor de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag op grond van het volgende.
Op 22 april 2015 omstreeks 22:00 uur ontdekt [slachtoffer] samen met [getuige 3] een usb-stick met afluisterapparatuur in haar woning [2] aan de [adres 1] in Hoofddorp. Daar is ook haar nagelstudio gevestigd, waar zij samenwerkt met [getuige 4]. [3] [slachtoffer] en [getuige 3] hebben het hele huis doorzocht en achter de fotolijstjes in de gang blijkt een usb-stick te zijn geplakt. [slachtoffer] is laaiend als de usb-stick is gevonden en staat helemaal te trillen. [4] Ze heeft al langer het idee dat zij wordt afgeluisterd door verdachte en heeft ook voor 22 april 2015 meerdere keren naar afluisterapparatuur gezocht. Ook [getuige 4] heeft er naar gezocht. Zij hebben toen de hele salon overhoop gehaald, maar niets gevonden. [5]
Verdachte woont in april 2015 op het adres [adres 2] in Zaandam. Hij heeft in oktober 2014 en april 2015 afluisterapparatuur geplaatst in de woning van [slachtoffer], met wie verdachte op dat moment een relatie heeft. Op 23 april 2015 verbreekt [slachtoffer] haar relatie met verdachte. [6] Ze zegt tegen hem dat hij op moet rotten, dat het helemaal klaar is en dat hij zijn spullen moet pakken. Ze geeft de usb-stick terug aan hem [7] en zet samen met [getuige 4] al zijn spullen in zijn auto. Verdachte moet van [slachtoffer] ook haar huissleutel inleveren. [getuige 4] ziet een uur later dat verdachte ineens van boven naar beneden komt. [8] [slachtoffer] is op dat moment niet thuis. Op 24 april 2015 appt een slotenmaker aan [slachtoffer] dat verdachte op 23 april 2015 bij hem langs is geweest om een sleutel van haar woning bij te laten maken. Hierop besluit [slachtoffer] nieuwe sloten met gecertificeerde sleutels in haar toegangsdeuren te laten zetten [9] en er worden ook camera’s voor en achter geplaatst. [10] Nadat de cilinders van de sloten zijn vervangen, doorzoekt [slachtoffer] met [getuige 5] grondig de hele woning en winkel op afluisterapparatuur. [11]
Op het moment dat [slachtoffer] op 22 april 2015 de afluisterapparatuur in haar woning vindt, heeft verdachte haar auto in bezit [12] want hij gaat ervoor zorgen dat de winterbanden er af worden gehaald in verband met de zomerbanden. [13] [slachtoffer] zegt tegen verdachte: ,,Laat ik niet merken dat er iets in de auto zit of elders.’’ [14] De auto is een Peugeot en zij heeft ook de papieren van deze auto. Op 26 april 2015 laat verdachte een GPS-tracker in de Peugeot plaatsen. [15] In de tracker zit ook een microfoon. [16] Tussen 26 april en 6 mei 2015 zijn er met het telefoonnummer van verdachte in totaal 172 sms-berichten verstuurd naar het telefoonnummer behorende bij het afluisterapparaat met GPS-tracker. Vervolgens wordt er telkens een sms met daarin de locatie van het apparaat teruggestuurd. In genoemde periode is er 18 keer met het telefoonnummer van verdachte ingebeld op het telefoonnummer van de GPS-tracker, met een totale gespreksduur van 2470 seconden. [17] Op 6 mei 2015 is [slachtoffer] samen met haar broer in de auto gaan zoeken, nadat zij een sms met de melding “AMS inbouwstation” had ontvangen die bedoeld was voor verdachte. [18] Haar broer [getuige 6] maakt het dashboard open en ziet dat er de GPS-tracker zit met een microfoon richting de stuurkolom. [19]
Verdachte is in het bezit van een verlof ten behoeve van de schietsport dat is afgegeven op 21 oktober 2014 en geldig is tot 30 november 2015. Op het verlof staan vier wapens vermeld. [20] Als [getuige 7] begin juni 2015 bij verdachte thuis is, laat verdachte aan hem een wapen uit de kluis zien. Het is een zwart pistool dat qua grootte lijkt op het wapen dat de politie draagt. [21]
Op 17 juni 2015 wordt de Peugeot van [slachtoffer] overgeschreven. Op verzoek van verdachte wordt de auto op de naam gezet van [getuige 8]. [22] Zij is de vrouw van [getuige 7]. [23]
22 juni 2015
Op 22 juni 2015 van 08:36 uur tot 10:40 uur is er vanaf het IP-adres [ip-adres 1] op het [adres 2] te Zaandam ingelogd op het hotmailaccount
[e-mailadres 1] [24] .
Verdachte is de gebruiker van dit hotmailaccount. [25]
Om 09:27 uur belt verdachte in naar [slachtoffer], de gespreksduur is 12,5 minuten. De GSM van verdachte bevindt zich op de zendmast Hollandsch Diep te Zaandam.
Om 09:56 uur wordt er met de laptop van verdachte ingelogd op de facebookpagina van [slachtoffer] en er wordt via de laptop gekeken naar facebook messages. Om 10:08 uur wordt facebook weer uitgelogd.
Om 10:03 uur belt [slachtoffer] in naar verdachte. De gespreksduur is 17,5 minuten. De GSM van verdachte straalt de zendmast Hollandsch Diep 15 te Zaandam aan.
Om 10:30 uur wordt er met de laptop van verdachte ingelogd op
[website]en vervolgens doorgelogd op het beheer/useraccount van deze site.
Van 12:06 tot en met 13:44 uur is er via het IP-adres [ip-adres 2] ingelogd op het hotmailaccount
[e-mailadres 1].Later wordt er om 15:40 tot en met 15:44 uur via het IP-adres [ip-adres 3] mogelijk op de [adres 3] te Zaandam ook weer ingelogd op dit hotmailaccount.
Vanaf 15:45 uur belt verdachte met het telefoonnummer [telefoon] op naam van [assurantiekantoor] te Zaandam. De eerste twee keren is de gespreksduur respectievelijk 4 en 0 seconden, maar vanaf 15.54 uur is er een gesprek van 6,8 minuten. [26] Verdachte spreekt dan met [getuige 9], die over dit gesprek zegt: ,,Het begon heel raar. Volgens mij zat [verdachte] in de auto en hij begon meteen met te vragen van: Hoe staan [ex-vrouw] en [dochter 1] ervoor als ik kom te overlijden.’’ [getuige 9] is verbouwereerd door die vraag en wil van verdachte weten wat dit voor rare vraag is. Verdachte reageert hier quasi luchtig op door de vraag opnieuw te stellen in de trant van: ,,Nou ja, ik wil weten hoe ze ervoor komen te staan als ik dood ben.’’ Hierop maant [getuige 9] verdachte opnieuw om ‘normaal’ te doen. [27] [ex-vrouw] is de ex-vrouw van verdachte en zij zijn samen de ouders van hun dochter [dochter 1]. [28]
Van 16:01 uur tot en met 18:13 uur is er via het IP-adres [ip-adres 1] op het [adres 2] te Zaandam ingelogd op het hotmailaccount
[e-mailadres 1]
Om 16:16 uur is de Peugeot overgeschreven op naam van [ex-vrouw].
Om 17:08 uur wordt er via de laptop van verdachte aangemeld bij hotmail.com met een doorlink naar mail.live.com, [e-mailadres 2] inbox. Om 17:09 uur, 17:21 uur en 17:23 uur wordt de opdracht gegeven compose1. Om 17:25 wordt de hotmail op de laptop gesloten.
Om 17:25 uur wordt via Apple.com ingelogd op find-my-device: icloud - Zoek mijn iPhone. Vervolgens wordt via de icloud gekeken in de agenda. Op de laptop van verdachte worden kaartdelen teruggevonden van de omgeving [adres 1] te Hoofddorp, aangemaakt op het moment van deze bevraging [29] .
Omstreeks 17:27 uur is een (ongelezen) e-mailbericht van Apple binnengekomen op het
e-mailaccount van [slachtoffer] met de melding dat het Apple-ID van [slachtoffer] was gebruikt om in te loggen via een webbrouwser op iCloud. [30]
Zoals gewoonlijk gaat [slachtoffer] op maandag (22 juni 2015) bij haar moeder eten. Ze neemt haar dochter [dochter 2] mee en haar vriendinnetje [vriendinnetje]. Ook de broer van [slachtoffer] is er met zijn gezin. [31] Om 19:06 uur belt verdachte naar [slachtoffer]. Zijn GSM straalt op dat moment de zendmast Leenderbos te Hoofddorp aan. [32] [slachtoffer] zegt tegen haar familie dat het verdachte is en dat ze daar helemaal geen zin in heeft. Ze drukt het gesprek weg. Ze heeft haast omdat ze om 19:30 uur een klant heeft en ze moet het vriendinnetje van [dochter 2] nog wegbrengen. [33] [slachtoffer] vertrekt met de twee kinderen bij haar moeder en gaat naar haar eigen huis, waar ze rond 19:15 uur naar binnen gaat. [34] Ze neemt geen spullen mee, is aan de telefoon en gespannen en gehaast. [35] Ze is om 19:15 uur gebeld door verdachte. De gesprekduur is 3 minuten en de telefoon van verdachte straalt op dat moment de zendmast De Slufter 2 te Hoofddorp aan. [36] [dochter 2] en [vriendinnetje] verlaten omstreeks 19:16 uur de woning via de voordeur. [37] [slachtoffer] doet de achterdeur op slot. [38] [slachtoffer] brengt met de fiets het vriendinnetje [vriendinnetje] naar huis; [dochter 2] zit achterop. [slachtoffer] heeft geen tas bij zich en heeft niets in haar kleding verstopt. Ze spreekt nog met de vader van [vriendinnetje] en gaat daarna met [dochter 2] weg op haar fiets. [39] [slachtoffer] en [dochter 2] komen omstreeks 19:24 uur aan bij de woning van [slachtoffer]. Alleen [dochter 2] gaat naar binnen. [slachtoffer] loopt weg in de richting van de Sjoukje Dijkstralaan. [40] [slachtoffer] komt daarna niet meer haar huis binnen. [41]
Op 22 juni 2015 om 19:21 uur belt [getuige 6] naar [slachtoffer], die onderweg is en er bijna is. [42] [getuige 6] waarschuwt [slachtoffer] dat hij verdachte in de buurt heeft zien rijden. [slachtoffer] geeft aan dat dit klopt. Verdachte komt zijn GPS-tracker ophalen, maar die ligt nog bij de politie, dit heeft zij hem ook gezegd. [43] Verdachte zet zijn auto half op de stoep, half op de straat, aan de zijkant van de woningen. [44]
[dochter 2] staat vooraan in de salon en kijkt richting de pizzeria. Ze zegt dat haar moeder met [verdachte] aan het praten is en dat ze rechts de hoek om gaan. Dit is de Sjoukje Dijkstralaan. [45]
Op de Sjoukje Dijkstralaan rijdt [getuige 2] in haar auto linksaf richting de Fanny Blankers-Koenlaan. Ze rijdt ongeveer 20 kilometer per uur en ziet op de hoek van het flatgebouw bij de trap met drie treden een man en een vrouw (de rechtbank begrijpt: verdachte en [slachtoffer] , hierna te noemen verdachte en [slachtoffer]) die met elkaar aan het duwen en trekken zijn. [slachtoffer] valt schuin achterwaarts van het trappetje af en verdachte pakt een zwart pistool van ongeveer 15 centimeter lengte uit zijn jas of broekzak of vanuit zijn broeksband. Op het moment dat verdachte met zijn rechterhand zijn pistool pakt, draait hij met zijn bovenlichaam in de richting van [slachtoffer], die op de grond ligt. Hij strekt zijn rechterarm in de richting van [slachtoffer] [46] . Getuige [getuige 10] hoort [slachtoffer] in paniek heel hard gillen “Nee, nee, niet doen’’ en dan hoort hij achter elkaar drie knallen. [47] Het is dan 19:26 uur. [48] Ook [getuige 2] hoort terwijl zij linksaf slaat direct achter elkaar twee knallen. Na nog geen halve minuut rijdt zij opnieuw langs het trappetje en ziet daar [slachtoffer] op de grond liggen. [49] Verdachte heeft verklaard dat hij het dodelijke schot heeft gelost. [50]
Verkeersvlieger [getuige 11] heeft in juni 2015 een medische keuring gedaan en daarbij op zicht een score van 150% behaald, wat beter is dan gemiddeld. Hij hoort het geluid van een revolver en kijkt in de richting van het geluid. Hij ziet enkele seconden nadat hij de schoten heeft gehoord verdachte met een pistool in zijn hand naar een Audi cabriolet lopen die half op de stoep staat geparkeerd. Volgens [getuige 11] heeft verdachte een macho-houding, is hij totaal niet bang en probeert hij niet stiekem te doen. Hij is niet in paniek en stapt op een nonchalante manier in de auto. [51] Ook de zoon van [getuige 11] hoort met hele korte tussenpozen meerdere schoten en ziet verdachte lopen met een pistool in zijn hand. Hij ziet hoe verdachte arrogant kijkt, alsof er niets is gebeurd en dat hij in zijn auto stapt en wegrijdt. [52] [getuige 12] hoort een vrouwelijke gil en 2 á 3 seconden later meerdere knallen, met één tussenpose van 1 á 2 seconden. [53] Hij ziet hoe verdachte na het schieten nog het pistool richt en vervolgens het wapen langs zijn zij houdt en rustig naar de auto loopt. [getuige 12] ziet dat [slachtoffer] op de grond ligt [54] met in haar hand een sleutelbos. [55] Ze is gekleed in een strakke jeans zonder riem en een getailleerd jasje dat tot boven de heup reikt. In de rechterjaszak zit haar telefoon, een Iphone 5 en in de linker jaszak zit een pakje sigaretten. [56]
Vanaf 19:27 uur wordt door meerdere melders gebeld naar 112 met de mededeling dat er een vrouw is neergeschoten op de Sjoukje Dijkstralaan te Hoofddorp. Verdachte is in een Audi cabrio met het kenteken [kenteken] weggereden. [57] Verdachte heeft het wapen uit elkaar gehaald en hij heeft het op verschillende plekken gedumpt. [58]
[slachtoffer] overlijdt op 22 juni 2015 voor haar woning. Zij wordt daar geschouwd door een forensisch arts, die concludeert dat er aanwijzingen zijn voor een niet-natuurlijk overlijden en adviseert tot sectie. [59] De arts en patholoog die de sectie op het lichaam verricht, ziet dat er tekenen zijn van doorgemaakt uitwendig mechanisch perforerend geweld, passend bij 3 doorschoten, te weten 1 doorschot door het hoofd en 2 doorschoten door de romp. De letsels waren, gezien de begeleidende bloeduitstortingen, alle bij leven ontstaan. In relatie met het doorschot aan het hoofd en het doorschot aan de borstkas rechts, waren vitale organen geraakt waaronder de hersenstam en de kleine hersenen (doorschot aan het hoofd) en het hart en de rechterlong (doorschot aan de borstkas rechts), waarbij onder andere een klaplong onder spanning (pneumothorax rechts) was ontstaan. De conclusie is dat het intreden van de dood wordt verklaard door verwikkelingen van bij leven opgelopen inwerking van meervoudig uitwendig mechanisch perforerend geweld. [60] Zowel het letsel in het hoofd als het letsel in de borst kunnen ieder op zich de dood veroorzaken. [61]
In het slachtoffer zijn 3 schootsbanen te reconstrueren. Een door het hoofd, een door de borst en een door de buik. De schootsbaan door het hoofd is duidelijk van achter naar voren. De bevindingen van het onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer het schot door de buik van voren naar achter is dan wanneer het schot door de buik van achter naar voren is.
De bevindingen van het onderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer het schot door de borst van voren naar achter is dan wanneer het schot door de borst van achter naar voren is.
Wat betreft het schot in het achterhoofd en het schot in de buik zijn de bevindingen van het onderzoek veel waarschijnlijker wanneer de schootsafstand tussen 50 en 100 centimeter is, dan wanneer de schootsafstand buiten deze aangegeven range valt. Wat betreft het schot in de borst zijn de bevindingen van het onderzoek veel waarschijnlijker wanneer de schootsafstand groter is dan 50 centimeter dan wanneer de schootsafstand kleiner is dan 50 centimeter. [62]
Op het verlof van verdachte staan vier wapens vermeld, waaronder een wisselset, merk Colt, niet voorzien van een wapennummer, in het kaliber 9mm Luger. Dit wapen wordt niet aangetroffen bij de vuurwapens en munitie die op 30 juni 2015 in beslag worden genomen. De wapens die wel in beslag worden genomen, zijn, op het gasdrukgeweer na, allemaal brons-/goudkleurig. [63] Verdachte heeft op 22 juni 2015 op [slachtoffer] geschoten met de Colt. [64]
3.5.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard – welke verklaring hij ter terechtzitting heeft bevestigd – dat hij op de vrijdag voorafgaand aan het verbreken van de relatie met [slachtoffer] (rechtbank: derhalve op vrijdag 17 april 2015) met [slachtoffer] naar de schietbaan zou gaan en dat hij haar kwam ophalen. [slachtoffer] stond volgens verdachte nog te koken toen hij binnenkwam en zij zou hebben gevraagd of hij mee wilde eten. Verdachte stelt dat hij toen de woning binnenkwam en de wapenkoffer met het wapen in de slaapkamer in de kast heeft gelegd. Vervolgens zou [slachtoffer] hebben gezegd dat ze een andere afspraak was vergeten voor die avond. Verdachte en [slachtoffer] zijn volgens verdachte na het eten naar die andere afspraak gegaan en zijn niet meer gaan schieten. Verdachte vergeet vervolgens om het wapen mee naar zijn huis te nemen. Na het verbreken van de relatie zou [slachtoffer] het wapen niet hebben teruggegeven aan verdachte. Op 22 juni 2015 zou [slachtoffer] verdachte hebben bedreigd met zijn eigen wapen, welk wapen hij na een worsteling van haar wist af te nemen en waarmee hij vervolgens in het wilde weg een aantal schoten afvuurde. Aldus heeft verdachte geen opzet gehad op de dood van het slachtoffer, ook niet in voorwaardelijke zin.
Het door de verdediging en verdachte gestelde scenario dat het wapen sinds 17 april 2015 in de woning van het slachtoffer was, is naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Zo blijkt uit onderzoek van de politie – welk onderzoek de politie heeft uitgevoerd naar aanleiding van bovenstaande verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris (proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 maart 2016, dossierpagina 387 e.v.) – dat [slachtoffer] op 17 april 2015 vanaf omstreeks 17:00 uur een nagelworkshop geeft in Amsterdam. De telefoon van verdachte is rond 14:43 uur in de (onmiddellijke) omgeving van zijn bedrijfspand te Nieuw Vennep. Uit whatsapp gesprekken blijkt dat verdachte die avond naar de zonnebank in Zaandam gaat met zijn ex-vrouw. Daarna, omstreeks 19:25 uur, bevindt de telefoon van verdachte zich in de omgeving van de zendmast Hollandsch Diep te Zaandam en als verdachte omstreeks 21:20 uur via whatsapp aan [slachtoffer] het bericht ‘we komen eraan’ verstuurt, bevindt de telefoon zich nog steeds bij deze zendmast in de (onmiddellijke) omgeving van de woning van verdachte. De telefoon van verdachte meldt zich, net als de telefoon van zijn dochter, om 22:00 uur op de zendmast Leenderbos te Hoofddorp. Verder heeft [slachtoffer] samen met andere mensen op verschillende tijdstippen zowel voor als na 23 april 2015 haar hele woning en nagelstudio grondig doorzocht op de aanwezigheid van afluisterapparatuur. Geen van deze personen heeft daarbij een wapenkoffer, een wapen of munitie gezien. Volgens [getuige 4] waren er na 23 april 2015 ook geen spullen van verdachte meer in de woning van het slachtoffer. Voorts wordt er tijdens geen van de whatsapp gesprekken tussen verdachte en [slachtoffer] gesproken over het wapen dat nog in haar woning zou liggen, ook niet in versluierde bewoordingen. Uit de verklaring van verdachtes ex-vriendin [getuige 13], die herhaaldelijk met verdachte meeging naar de schietbaan, blijkt dat verdachte erg secuur was met de regels en stipt van aard. Verdachte vervoerde volgens [getuige 13] zijn wapens altijd in een koffer en als zij na het schieten nog ergens anders naartoe wilde, zei verdachte altijd tegen haar dat hij eerst de wapens thuis moest opbergen. In zijn slaapkamer in de kast had hij een kluis. Als [getuige 7] begin juni 2015 bij verdachte thuis is, laat verdachte aan hem een wapen uit de kluis zien. Het is een zwart pistool dat qua grootte lijkt op het wapen dat de politie draagt.
Uit het alternatieve scenario van verdachte zou voorts volgen dat [slachtoffer] zelf het wapen geladen zou moeten hebben. Dit strookt niet met de ervaring van [getuige 14], die haar op de schietbaan heeft zien schieten en haar aanduidt als ‘een super beginnende schieter’. Daarbij komt dat [slachtoffer] tijdens haar laatste en fatale ontmoeting met verdachte een sleutelbos in haar hand heeft. Het is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2015 (p. 532-537), niet mogelijk om én het betreffende vuurwapen te bedienen op de manier zoals verdachte dit heeft omschreven én een bos sleutels in handen te hebben. De verklaring van verdachte is bovendien strijdig met de verklaring van de objectieve getuige [getuige 2], die heeft gezien dat verdachte degene is die vanuit zijn jas, broekzak of broekband een zwart pistool pakt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij meerdere keren op [slachtoffer] heeft geschoten. Uit het Aanvullend schotrestenonderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat de bevindingen in het onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer de schootsafstand tussen de 50 en 100 centimeter is dan wanneer de schootsafstand buiten deze aangegeven range valt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door aldus van zeer korte afstand met gestrekte arm meermalen te schieten op [slachtoffer] zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag. De rechtbank overweegt hieromtrent dat uit de aard van de gedraging en de wijze van uitvoering valt af te leiden dat verdachte opzet heeft gehad op haar dood. Verdachte heeft onder meer eenmaal geschoten in het achterhoofd van [slachtoffer]. Het is een feit van algemene bekendheid dat de kans groot is dat een schot in het hoofd iemand fataal wordt, hetgeen ook het geval is geweest. Ook heeft verdachte [slachtoffer] tweemaal geraakt in haar bovenlichaam. Het is een algemene ervaringsregel dat het van korte afstand schieten op het bovenlichaam van een persoon – een plek waar zich vitale organen bevinden die met fatale gevolgen geraakt kunnen worden – de aanmerkelijke kans oplevert dat dit de dood van de beschoten persoon tot gevolg heeft, hetgeen ook het geval is geweest. Uit het sectierapport blijkt dat [slachtoffer] is overleden ten gevolge van de schoten die verdachte op haar heeft afgevuurd. Uit het radiologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van het Maastricht UMC blijkt dat het letsel in het hoofd en het letsel in de borst ieder op zich de dood kunnen veroorzaken. Verdachte moet, als geoefend schutter en in het bezit van een verlof met daarop meerdere wapens, als geen ander op de hoogte zijn geweest van de gevaren en de gevolgen van het schieten met een vuurwapen. Naar de uiterlijke verschijningsvorm kan het niet anders dan dat verdachte dit gevolg ook bewust heeft aanvaard.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer dat er sprake zou kunnen zijn van een ander scenario en acht op grond van de onder 3.4 genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag.
De verdediging heeft de rechtbank voorwaardelijk (nogmaals) verzocht om een reconstructie te gelasten. De rechtbank heeft eerder bij de pro formazittingen dit verzoek herhaaldelijk afgewezen. In raadkamer is de rechtbank ook nu niet gebleken van de noodzaak om dit onderzoek alsnog te laten verrichten, zodat het verzoek wordt afgewezen.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit
heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 22 juni 2015 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een vuurwapen voornoemde [slachtoffer] in/door het hoofd en de buik en de borst te schieten.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

4.1.
Beroep op noodweer(exces)
Er was volgens verdachte en zijn raadslieden sprake van een (onmiddellijk dreigende) ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf door [slachtoffer] , waartegen verdachte zich mocht verdedigen op de wijze waarop hij dat heeft gedaan. Derhalve was sprake van noodweer(exces), aldus de verdediging, hetgeen dient te leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging.
4.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte doelbewust met een wapen [slachtoffer] heeft opgezocht om haar opzettelijk en met voorbedachten raad van het leven te beroven, waardoor er geen sprake is geweest van wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende. Voor een geslaagd beroep op noodweer in de zin van artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, dient sprake te zijn van een noodzakelijke verdediging van (onder meer) zijn eigen of een anders lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Deze verdediging moet voorts voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen niet blijkt dat er voor verdachte op enig moment sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn lijf dan wel een dreigend gevaar daarvoor. Verdachte is die bewuste avond zelf met het vuurwapen naar de woning van [slachtoffer] gegaan en heeft als enige dat wapen ook al die tijd voorhanden gehad. Uit de verklaring van getuige [getuige 2] blijkt dat het verdachte is die - na duwen en trekken tussen verdachte en [slachtoffer], waarbij [slachtoffer] ten val komt - het wapen tevoorschijn haalt en begint te schieten. De rechtbank acht niet bewezen dat er sprake was van het onrechtmatig beperken van de bewegingsvrijheid van verdachte dan wel dat er sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf door [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat onder die omstandigheden niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte, op grond waarvan er voor verdachte noodzaak tot verdediging bestond.
De rechtbank verwerpt eveneens het verweer dat er sprake is geweest van noodweerexces. Nu, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet gesproken kan worden van een noodweersituatie, moet ook het beroep op noodweerexces falen.
Het bewezenverklaarde levert op:
doodslag
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Met betrekking tot het beslag heeft de officier van justitie verbeurdverklaring gevorderd van de goederen vermeld onder de nummers 1 en 64. Zij heeft onttrekking aan het verkeer gevorderd van de goederen vermeld onder de nummers 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 16, 58, 59, 60, 61, 62, 63 en 65. De officier van justitie heeft de teruggave aan de rechthebbende verzocht van de goederen vermeld onder de nummers 2, 3, 4, 5, 6, 15, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56 en 57.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om vanwege het reeds eerder opgenomen standpunt de voorlopige hechtenis op te heffen (bij vonnis). Met betrekking tot het beslag is er door de verdediging opgemerkt dat de C1, de Peugeot en de Audi niet van verdachte zijn, maar van zijn ex-vrouw en is er verzocht om bewaring ten behoeve van de rechthebbende.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 22 juni 2015 aan het begin van de avond, in een woonwijk, meermalen geschoten op zijn ex-vriendin [slachtoffer] toen zij bij haar woning was. Verdachte heeft vanaf een zeer korte afstand meerdere schoten afgevuurd richting de vitale delen van [slachtoffer]. Verdachte is vervolgens weggereden in zijn auto en [slachtoffer] is ten gevolge van de schoten in haar achterhoofd, borst en buik op straat overleden. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan doodslag, een van de meest ernstige misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Hij heeft het een ieder toekomende recht op leven op een weerzinwekkende wijze geschonden. Naar de reden hiervoor kan slechts worden gegist. Wel rijst uit het dossier het beeld op van een man die geobsedeerd was door [slachtoffer] , die in haar huis en auto afluisterapparatuur en een GPS-tracker liet plaatsen, en het kennelijk niet kon verkroppen dat zij de relatie met hem had beëindigd en niets meer met hem te maken wilde hebben.
De dood van het 35-jarige slachtoffer heeft aan de nabestaanden een onbeschrijflijk en onherstelbaar leed aangedaan, zoals blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen verklaringen van haar destijds 8-jarige dochter, haar ouders en haar broer. Voorts is door de doodslag de rechtsorde ernstig geschokt. Het feit heeft voor veel onrust gezorgd, onder meer bij mensen die ongewild getuige waren van (de gevolgen van) de schietpartij. Een dergelijk misdrijf draagt een voor de rechtsorde bijzonder schokkend karakter en veroorzaakt sterke gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Verdachte heeft op geen enkel moment inzicht in zijn handelen willen geven en heeft er ook geen blijk van gegeven besef te hebben van de onomkeerbare gevolgen die zijn handelen hebben veroorzaakt. Verdachte heeft evenmin compassie getoond met de nabestaanden. Integendeel, hij heeft alleen benadrukt wat de gevolgen voor hemzelf zijn geweest. Zo heeft hij ter zitting verklaard dat het voelt alsof zijn 17-jarige dochter, die na de echtscheiding bij hem kwam wonen, van hem is afgenomen. Deze opmerking moet voor de ouders van [slachtoffer] immens pijnlijk zijn, nu hun kind hen daadwerkelijk door het handelen van verdachte is afgenomen.
Verdachte heeft ook geen enkel berouw getoond. Integendeel, verdachte draait de situatie als het ware om: hij legt de schuld volledig bij het slachtoffer, probeert een negatief beeld van haar te schetsen te stellen en presenteert zichzelf telkenmale als het slachtoffer in deze zaak. De rechtbank realiseert zich dat het feit ook gevolgen heeft voor bijvoorbeeld de dochter van verdachte, maar benadrukt dat verdachte de situatie waarin hij en de zijnen zich thans bevinden, zelf heeft veroorzaakt.
Genoemde houding van verdachte rekent de rechtbank verdachte zwaar aan en zal de rechtbank als strafverzwarend element betrekken bij haar eindoordeel, evenals de omstandigheid dat de schietpartij plaatsvond in een woonwijk, vlak voor de woning van [slachtoffer] waarin haar dochter [dochter 2] op haar moeder stond te wachten, op een tijdstip dat er veel mensen op straat waren, alsmede het feit dat verdachte een geoefend schutter is en een wapenvergunning had voor meerdere wapens.
Het is denkbaar dat het handelen van verdachte deels voortkomt uit persoonlijkheidsproblematiek. Verdachte heeft er echter herhaaldelijk blijk van gegeven niet mee te willen werken aan onderzoek door psychiater Van Berkel, psycholoog Van Willigenburg en het Pieter Baan Centrum. Verdachte heeft alleen willen meewerken aan het door de verdediging aangevraagde onderzoek door psychiater Offermans.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
11 november 2016;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 21 oktober 2015 van
C. Hornby, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland;
- het psychiatrisch rapport gedateerd 5 oktober 2015 van M. van Berkel, psychiater;
- het psychologisch rapport gedateerd 6 oktober 2015 van M.G.H. van Willigenburg, klinisch psycholoog;
- het rapport van het Pieter Baan Centrum d.d. 21 april 2016;
- het psychiatrisch rapport gedateerd 13 november 2016 van J.M.J.F. Offermans, psychiater.
Het psychologisch rapport houdt onder meer het volgende in:
Verdachte was zeer ambivalent in zijn medewerking. Er zijn op basis van het beperkte onderzoek aanwijzingen voor het bestaan van narcistische problematiek, maar niet duidelijk is in hoeverre deze zich beperkt tot de relatie met het slachtoffer en/of mogelijk is ontstaan onder druk van de forensische context van het psychologisch onderzoek.
Uit het rapport van psychiater Van Berkel blijkt dat verdachte heeft aangegeven niet mee te willen werken aan het onderzoek.
Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum blijkt onder meer het volgende:
Verdachte heeft het onderzoek geweigerd. Rapporteurs menen dat hij dit op niet-pathologische gronden heeft gedaan en grotendeels zicht heeft gehouden op zijn procespositie. Tijdens de verhoren maakte verdachte geen psychotische of verwarde indruk.
Er worden in de huidige observatieperiode aanwijzingen gezien voor afwijkende gedragingen van verdachte, waaronder zijn sterk ambivalente houding ten aanzien van het onderzoek, wisselende opstellingen naar onderzoekers, alsmede de aanwezigheid van achterdocht, zowel ten aanzien van het huidige onderzoek als in de relatie met het slachtoffer. De rapporteurs menen echter dat door de beperking van het onderzoek niet valt vast te stellen of genoemde gedragingen pathologische persoonlijkheidskenmerken reflecteren. De procespositie van verdachte kan in deze gedragingen ook een rol hebben gespeeld. In het huidige onderzoek kan de aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis niet worden onderbouwd, noch worden uitgesloten.
Rapporteurs kunnen op grond van voorgaande overwegingen niet onderbouwen – noch uitsluiten - dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens voor de periode in de aanloop tot en ten tijde van het ten laste gelegde. Tenslotte zijn rapporteurs niet in staat een uitspraak te doen over de mate van toerekeningsvatbaarheid.
Het op verzoek van de verdediging opgemaakt psychiatrisch rapport van psychiater Offermans houdt onder meer het volgende in:
De enige referent is M. Rijnsburger, psycholoog van de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn. Verdachte poogt, waar mogelijk, greep en controle op het onderzoek te houden door bijvoorbeeld de psychiater te verzoeken niet zijn ex-vrouw te spreken als referent.
De in eerste instantie naar voren komende narcistische component blijkt in verdere gesprekscontacten minder prominent aanwezig. Verdachte lijkt dit narcistische pantser vooral nodig te hebben om niet al te kwetsbaar te zijn, waarbij ook nog onderliggende insufficiëntiegevoelens overdekt worden. Daar er bij verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis noch van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, valt er in feite geen verband te leggen tussen stoornis/diagnose en delict, daar er geen diagnose gesteld kan worden. Er is geen indicatie voor een behandeling in een juridisch kader. Wat betreft de criteria voor psychopathie scoort verdachte enigszins op als gladde prater en opgeblazen gevoel van eigenwaarde. Voorts is er enig gebrek aan schuldgevoel en berouw, maar dit hangt samen met verdachtes visie op het ten laste gelegde en is er enige impulsiviteit. Door het ontbreken van een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens kan verdachte als volledig toerekeningsvatbaar worden beschouwd voor het ten laste gelegde, indien bewezen.
Gezien de conclusies van het Pieter Baan Centrum en psychiater Offermans kan de rechtbank niet anders dan verdachte volledig verantwoordelijk houden voor het bewezenverklaarde feit. Om de maatschappij tegen de agressie van verdachte te beschermen, rest de rechtbank thans niets anders dan verdachte een langdurige gevangenisstraf op te leggen.
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, zal zij ook tot een andere strafmaat komen. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf het bij de nabestaanden aangedane leed zal kunnen verzachten. Zoekend naar een passende strafrechtelijke reactie, moet een balans worden gevonden die enerzijds recht doet aan hetgeen is aangericht en die anderzijds ook rekening houdt met het feit dat er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van doodslag, een delict waarvoor ten hoogste vijftien jaar gevangenisstraf kan worden opgelegd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.4.
Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten de Audi A4, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met betrekking tot de Audi A4 die aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.

7.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten diverse wapens, munitie en toebehoren, zoals een licentie en een wapenkoffertje, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van die voorwerpen is begaan of voorbereid en het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met de wet of het algemeen belang.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de overige in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten computer(onderdelen en benodigdheden), telefoons, simkaarten, diverse papieren, usb-sticks, fototoestellen, een bandrecorder en de Peugeot 206 dienen te worden geretourneerd aan de rechthebbenden.

9.Vorderingen benadeelde partijen

9.1.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 20.000,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat het hier gaat om schade die op dit moment geen steun vindt in de wet, waardoor de rechtbank de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet in de vordering zal ontvangen. (Gedeeltelijke) toewijzing van de vordering gaat de rechtsvormende taak van de rechter te buiten.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk is in de vordering.
9.2.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 2] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 35.625,51 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
  • Reiskosten strafzaak 1e aanleg: € 150,00
  • Reiskosten hoger beroep: € 100,00
  • Kosten uitvaart: € 4.654,61
  • Kosten notaris i.v.m. erfenis: € 460,01
  • Kosten advies gezag [dochter 2]: € 1.210,00
  • Kosten niet-genoten vliegreis [slachtoffer]: € 442,00
  • Immateriële schade: € 17.500,00
  • Kosten rechtsbijstand: € 11.108,89
De rechtbank is van oordeel dat gelet op artikel 51f lid 2 Wetboek van Strafvordering jo 6:108 Burgerlijk Wetboek slechts de kosten voor lijkbezorging voor toewijzing in aanmerking komen, in de vordering opgenomen als ‘kosten uitvaart’ in verband waarmee (onderbouwd met stukken) een bedrag is opgevoerd van € 4.654,61. Voorts zal de rechtbank toewijzen het gevorderde bedrag van € 150,00 voor reiskosten strafzaak eerste aanleg, nu deze kosten als proceskosten kunnen worden beschouwd. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wat betreft de kosten voor rechtsbijstand gaat de rechtbank uit van het maximale aantal punten van het liquidatietarief, te weten 7 punten tegen een tarief van € 579,00 per punt, aan proceskosten en zal zij deze kosten derhalve toewijzen tot een bedrag van € 4.053,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis (28 november 2016).
Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet in de vordering ontvangen, nu het gaat om posten die of nog niet gemaakte kosten betreffen of waarvan toewijzing op dit moment geen steun vindt in de wet.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen voor het bedrag van € 4.804,61.
9.3.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 17.647,50 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De gestelde schade bestaat uit:
  • Acupunctuur: € 47,50
  • Reiskosten hoger beroep: € 100,00
  • Immateriële schade: € 17.500,00
De rechtbank is van oordeel dat gelet op artikel 51f lid 2 Wetboek van Strafvordering jo 6:108 Burgerlijk Wetboek de kosten voor acupunctuur niet voor toewijzing in aanmerking komen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij evenmin in de vordering ontvangen, nu het gaat om posten die of nog niet gemaakte kosten betreffen of waarvan toewijzing op dit moment geen steun vindt in de wet.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk is in de vordering.
9.4.
Vordering benadeelde partij [getuige 6]
De benadeelde partij [getuige 6] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 18.580,31 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De gestelde schade bestaat uit:
  • Reiskosten strafzaak 1e aanleg: € 150,00
  • Reiskosten hoger beroep: € 100,00
  • Gezinstherapie (met [dochter 2]): € 425,00
  • Psycholoog: € 102,50
  • Alternatieve geneeskunde: € 75,00
  • Kosten kopie strafdossier: € 228,31
  • Immateriële schade: € 17.500,00
De rechtbank is van oordeel dat gelet op artikel 51f lid 2 Wetboek van Strafvordering jo 6:108 Burgerlijk Wetboek de kosten voor gezinstherapie, de psycholoog en de alternatieve geneeskunde niet voor toewijzing in aanmerking komen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij evenmin in de vordering ontvangen, nu het gaat om posten die of nog niet gemaakte kosten betreffen of waarvan toewijzing op dit moment geen steun vindt in de wet. Voor een vergoeding van proceskosten, waaronder reiskosten en kosten kopie strafdossier, is geen plaats nu de vordering niet wordt toegewezen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [getuige 6] niet-ontvankelijk is in de vordering.
9.5.
Vordering benadeelde partij [getuige 4]
De benadeelde partij [getuige 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 36.462,84 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het feit dat de benadeelde partij [getuige 4] geen nabestaande is in de zin van artikel 51f lid 2 Wetboek van Strafvordering en zij onder meer een bedrag van € 25.000,00 heeft gevorderd wegens shockschade, welke schade naar zijn aard tot complexe vragen leidt, de behandeling van haar vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, zodat de benadeelde partij [getuige 4] niet in haar vordering zal worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [getuige 4] niet ontvankelijk is in de vordering.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4.3 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (zegge: twaalf) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
1 1.00 STK Personenauto AUDI A4 282285
Onttrekt aan het verkeer:
  • 7 1.00 STK Pistool Kl: zilver 462992
  • 8 1.00 STK Pistool DESERT EAGLE 44 463019
  • 9 1.00 STK Revolver SMITH & WESTON 463028
  • 10 1.00 STK Diverse TWINMASTER 463035
  • 11 1.00 DS Doos 463037 doos met loop en 2 houders van wapens
  • 12 1.00 STK Diverse 463048 3 onderdelen van een vuurwapen
  • 13 1.00 STK Diverse 463060 munitie delen (10 dozen)
  • 14 55.00 STK Munitie 463609
  • 16 1.00 STK Papier 462964 schietrozen/schijven
  • 58 1.00 STK Diverse Auto [kenteken]. 001
  • 59 1.00 STK Diverse Auto [kenteken]. 001.002 licentie 132286
  • 60 1.00 STK Diverse Auto [kenteken]. 001.003 register schietoefeningen
  • 61 1.00 STK Diverse Auto [kenteken]. 001.004 verlof wapens en munitie
  • 62 1.00 STK Diverse Auto [kenteken]. 001.006 leeg magazijn
  • 63 1.00 STK Computer APPLE 1 POD Auto 158 .003
  • 65 1.00 STK Diverse B 1500.00 wapenkoffertje waarin 2 wapens zaten
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
  • 2 1.00 STK Computer ASUS 463261 Asus laptop
  • 3 1.00 STK Telefoontoestel 463266 vaste telefoon
  • 4 1.00 STK SIM-kaart T MOBILE 463254
  • 5 1.00 STK SIM-kaart LEBARA 463255
  • 6 1.00 STK Verpakkingsmateriaal 463256 verpakking en gegevens kaart
  • 15 1.00 STK Telefoontoestel KPN 462893 KPN basisstation
  • 18 1.00 STK Harddisk 462986
  • 19 1.00 STK Computer Kl: wit APPLE IPAD 463000
  • 20 1.00 STX Computer ASUS 462955
  • 21 1.00 STK Harddisk 463150 externe harddisk wd
  • 22 1.00 STK Harddisk 463177 externe harddisk wd
  • 23 1.00 STK Telefoontoestel NOKIA 462960
  • 24 1.00 STK Telefoontoestel Kl: zwart SONY ERICSSON 463007
  • 25 1.00 STK Telefoontoestel SONY ERICSSON 473079
  • 26 1.00 STK SIM-kaart UPC 463199
  • 27 1.00 STK SIM-kaart VODAFONE 463188
  • 28 1.00 STK SIM-kaart VODAFONE 463203
  • 29 1.00 STK SIM-kaart VODAFONE 463205
  • 30 1.00 STK Harddisk 463213 externe harddisk wd
  • 31 1.00 STK Computer ACER ASPIRE 463141 computerkast
  • 32 1.00 STK Computer ACER VERITON 463152 desktop
  • 33 1.00 STK Computer ASUS 463215 desktop
  • 34 1.00 STK Harddisk HITACHI 463222
  • 35 1.00 STK Harddisk QUANTUM 463229
  • 36 1.00 STK USB-stick 462894
  • 37 1.00 STK USB-stick Kl: blauw 462936
  • 38 1.00 STK USB-stick Kl: zwart 462939
  • 39 1.00 STK Briefpost 462953 geschreven brief uit gps apparaat
  • 40 1.00 STK USB-stick 463010
  • 41 1.00 STK Harddisk 463016 harddisk recorder ac ryan
  • 42 1.00 STK USB-stick 463040
  • 43 1.00 STK USB-stick 463045
  • 44 1.00 STK USB-stick ADATA C803 462949
  • 45 1.00 STK USB-stick BMW 463092
  • 46 1.00 STK USB-stick SONY ERICSSON 463208
  • 47 1.00 STK USB-stick VENTURA 462948
- 48 1.00 STK USB-stick VERBATIM 462950
- 49 1.00 STK Computer APPLE MAC 463209 tablet
- 50 1.00 STK Fototoestel CANON EOS 463153
- 51 1.00 STK Fototoestel CANON EOS 7D 462968
- 52 1.00 STK Fototoestel SONY CYBERSHOT 462982
- 53 1.00 STK Bandrecorder SANYO 463054 memorecorder
- 54 1.00 STK Telefoontoestel 462889
- 55 1.00 STK SIM-kaart 463014
- 56 1.00 STK Telefoontoestel SAMSUNG 463087
- 57 1.00 STK Telefoontoestel BLACKBERRY 463073
64 1.00 STK Personenauto PEUGEOT 206 437102
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 4.804,61, bestaande uit materiële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten voor rechtsbijstand voor de benadeelde partij
[benadeelde partij 2] gemaakt tot een bedrag van € 4.053,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis (28 november 2016).
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.804,61, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
58 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [getuige 6], [benadeelde partij 3] en [getuige 4] niet-ontvankelijk in de vorderingen.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.J. van Andel, voorzitter,
mrs. C.A.M. van der Heijden en E.J. Bellaart, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 november 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal Tijdlijn TGO Maipo d.d. 9 maart 2016 (dossierpagina 601 e.v., in het bijzonder dossierpagina 604).
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 24 juni 2015 (bijlage getuigen, dossierpagina 87 e.v., in het bijzonder dossierpagina 90).
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 30 juni 2015 (bijlage getuigen, dossierpagina 151 e.v., in het bijzonder dossierpagina 153).
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] door de rechter-commissaris d.d. 16 juni 2016 (losse bijlage).
6.Proces-verbaal verhoor verdachte door de rechter-commissaris d.d. 16 juli 2015 (losse bijlage).
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 30 juni 2015 (bijlage getuigen, dossierpagina 151 e.v., in het bijzonder dossierpagina 153 en 154).
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] door de rechter-commissaris d.d. 16 juni 2016 (losse bijlage).
9.Proces-verbaal Tijdlijn TGO Maipo d.d. 9 maart 2016 (dossierpagina 601 e.v., in het bijzonder dossierpagina 606) en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 15] d.d. 6 augustus 2015 (dossierpagina 218 e.v.).
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 24 juni 2015 (bijlage getuigen, dossierpagina 87 e.v., in het bijzonder dossierpagina 88).
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 oktober 2015 (dossierpagina 379 e.v.).
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 30 juni 2015 (dossierpagina 135 e.v., in het bijzonder dossierpagina 138).
13.Mutatierapport opmaakdatum donderdag 7 mei 2015 (dossierpagina 516 e.v.).
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 30 juni 2015 (dossierpagina 135 e.v., in het bijzonder dossierpagina 137).
15.Proces-verbaal verhoor verdachte door de rechter-commissaris d.d. 16 juli 2015 (losse bijlage).
16.Mutatierapport opmaakdatum donderdag 7 mei 2015 (dossierpagina 516 e.v.).
17.Proces-verbaal Tijdlijn TGO Maipo d.d. 9 maart 2016 (dossierpagina 601 e.v., in het bijzonder dossierpagina 612 tot en met 616).
18.Mutatierapport opmaakdatum donderdag 7 mei 2015 (dossierpagina 516 e.v.).
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 30 juni 2015 (dossierpagina 135 e.v., in het bijzonder dossierpagina 138).
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 september 2015 (dossierpagina 172 e.v.).
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] d.d. 23 juni 2015 (bijlage getuigen, dossierpagina 47 e.v.).
22.Proces-verbaal verhoor verdachte door de rechter-commissaris d.d. 16 juli 2015 (losse bijlage), proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] d.d. 23 juli 2015 (dossierpagina 195 e.v., in het bijzonder dossierpagina 197 en 198).
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] d.d. 23 juli 2015 (dossierpagina 195 e.v.).
24.Proces-verbaal Tijdlijn TGO Maipo d.d. 9 maart 2016 (dossierpagina 601 e.v., in het bijzonder dossierpagina 655).
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 februari 2016 (dossierpagina 359 e.v.).
26.Proces-verbaal Tijdlijn TGO Maipo d.d. 9 maart 2016 (dossierpagina 601 e.v., in het bijzonder dossierpagina 655 en 656).
27.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2016 (dossierpagina 665 e.v.).
28.Proces-verbaal van verhoor getuige [ex-vrouw] d.d. 19 augustus 2015 (dossierpagina 78 e.v.).
29.Proces-verbaal Tijdlijn TGO Maipo d.d. 9 maart 2016 (dossierpagina 601 e.v., in het bijzonder dossierpagina 655 tot en met 657).
30.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juli 2015 (dossierpagina 717 en 718).
31.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 30 juni 2015 (dossierpagina 135 e.v., in het bijzonder dossierpagina 138).
32.Proces-verbaal Tijdlijn TGO Maipo d.d. 9 maart 2016 (dossierpagina 601 e.v., in het bijzonder dossierpagina 657).
33.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 30 juni 2015 (bijlage getuigen, dossierpagina 151 e.v., in het bijzonder dossierpagina 154,155).
34.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2016 (dossierpagina 396 e.v., in het bijzonder dossierpagina 413).
35.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] door de rechter-commissaris d.d. 16 juni 2016 (losse bijlage).
36.Proces-verbaal Tijdlijn TGO Maipo d.d. 9 maart 2016 (dossierpagina 601 e.v., in het bijzonder dossierpagina 657).
37.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2016 (dossierpagina 396 e.v., in het bijzonder dossierpagina 414).
38.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 24 juni 2015 (bijlage getuigen, dossierpagina 87 e.v., in het bijzonder dossierpagina 89).
39.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 16] d.d. 9 september 2015 (dossierpagina 264 e.v.).
40.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2016 (dossierpagina 396 e.v., in het bijzonder dossierpagina 415-16).
41.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 17] d.d. 5 augustus 2015 (bijlage getuigen, dossierpagina 213 e.v.) en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 18] d.d. 29 juli 2015 (bijlage getuigen, dossierpagina 188 e.v.)..
42.Proces-verbaal Tijdlijn TGO Maipo d.d. 9 maart 2016 (dossierpagina 601 e.v., in het bijzonder dossierpagina 657).
43.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 30 juni 2015 (bijlage getuigen, dossierpagina 135 e.v., in het bijzonder dossierpagina 138).
44.Proces-verbaal verhoor verdachte door de rechter-commissaris d.d. 16 juli 2015 (losse bijlage).
45.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 24 juni 2015 (bijlage getuigen, dossierpagina 87 e.v., in het bijzonder dossierpagina 89).
46.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 22 juni 2015 (bijlage getuigen, dossierpagina 19 e.v., in het bijzonder dossierpagina 20).
47.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 10] door de rechter-commissaris d.d. 14 juni 2016 (losse bijlage).
48.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 11] d.d. 22 juni 2015 (bijlage getuigen, dossierpagina 1 e.v., in het bijzonder dossierpagina 2).
49.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 22 juni 2015 (bijlage getuigen, dossierpagina 19 e.v.)
50.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 november 2016.
51.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 11] door de rechter-commissaris d.d. 13 juni 2016 (losse bijlage).
52.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 11] door de rechter-commissaris d.d. 13 juni 2016 (losse bijlage).
53.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 12] door de rechter-commissaris d.d. 13 juni 2016 (losse bijlage).
54.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 12] d.d. 23 juni 2015 (bijlage getuigen, dossierpagina 5 e.v., in het bijzonder dossierpagina 4 en 5).
55.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 12] door de rechter-commissaris d.d. 13 juni 2016 (losse bijlage).
56.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2015 (dossierpagina 519 e.v., in het bijzonder dossierpagina 535).
57.Proces-verbaal Tijdlijn TGO Maipo d.d. 9 maart 2016 (dossierpagina 601 e.v., in het bijzonder dossierpagina 657).
58.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 november 2016.
59.Een schriftelijk bescheid, te weten een schouwverslag van GGD Kennemerland, opgemaakt op 22 juni 2015 door D. Bos, forensisch arts KNMG (Forensisch dossier, Index F, dossierpagina 394 e.v.).
60.Rapport Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood d.d. 21 augustus 2015 van het Nederlands Forensisch Instituut (Forensisch dossier, Index F, dossierpagina 321 e.v.)
61.Radiologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood d.d. 31 augustus 2015 van het Maastricht UMC.
62.Aanvullend schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Hoofddorp op 22 juni 2015 door het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 1 maart 2016 (Forensisch dossier, Index F, dossierpagina 224 e.v.).
63.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 september 2015 (dossierpagina 172 e.v.).
64.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 november 2016.