ECLI:NL:RBNHO:2015:9991
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- Ph. Burgers
- M.Th. Goossens
- J.J.M. Uitermark
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in jeugdzaken door overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 juli 2015 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak waarbij het Openbaar Ministerie (OM) niet-ontvankelijk is verklaard. De zaak betreft een minderjarige verdachte die op 27 augustus 2013 een ontuchtige handeling heeft gepleegd met een minderjarige. De verdediging heeft aangevoerd dat het OM niet-ontvankelijk verklaard moet worden vanwege overschrijding van de redelijke termijn, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft vastgesteld dat er een aanzienlijke vertraging is opgetreden tussen de pleegdatum en de zittingsdatum, wat heeft geleid tot een schending van de belangen van de minderjarige verdachte. De rechtbank heeft daarbij ook de richtlijnen en aanwijzingen voor de behandeling van zedenzaken in acht genomen, die vereisen dat dergelijke zaken voortvarend worden behandeld. De rechtbank concludeert dat de lange termijn tussen het plegen van het feit en de zitting het pedagogische effect van een veroordeling tenietdoet en dat de belangen van de minderjarige ernstig zijn veronachtzaamd. Hierdoor heeft het OM zijn recht op vervolging verloren. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat het OM niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van een snelle en doeltreffende behandeling van jeugdzaken, in het bijzonder in het licht van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).