In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 november 2015 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning voor funderingsherstel. Verzoeker, die naast de woning van de vergunninghouder woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning voor het herstellen van de fundering van de woning van een derde partij. Hij vreest dat de werkzaamheden aanzienlijke schade aan zijn eigen woning zullen veroorzaken zonder dat daarvoor financiële compensatie wordt geboden. Verzoeker betoogt dat funderingsherstel niet noodzakelijk is en dat de risico's van de werkzaamheden niet zijn onderzocht. Hij stelt dat er onvoldoende gegevens zijn overgelegd om te toetsen of wordt voldaan aan het Bouwbesluit.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning is verleend op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en dat er geen grond is om de vergunning te weigeren. De voorzieningenrechter oordeelt dat verweerder zich niet heeft gebaseerd op onjuiste gegevens en dat de bij de aanvraag gevoegde constructieberekeningen en tekeningen voldoende zijn om aan te tonen dat wordt voldaan aan de vereisten van het Bouwbesluit. De voorzieningenrechter wijst erop dat het bieden van financiële compensatie voor eventuele schade geen rol speelt bij de toetsing van de aanvraag om omgevingsvergunning.
Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen weigeringsgronden zijn aangetoond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.