In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, met Tata Steel IJmuiden B.V. als derde-partij. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van 20 november 2014, waarbij voorschrift 1.2.17.H van de omgevingsvergunning voor Tata Steel is gewijzigd. Dit voorschrift stelt eisen aan de ontzwaveling van het kooksovengas in de fabrieken van de vergunninghouder. De eiser betwist niet dat de wijziging van het voorschrift geen invloed heeft op de emissienormen voor de fabrieken die het kooksovengas via een gesloten systeem ontvangen. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit geen externe milieugevolgen heeft en dat de eiser daarom geen rechtstreeks belang heeft bij het besluit. Hierdoor is het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen belanghebbenden beroep kunnen instellen. Aangezien de eiser geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, kan hij geen beroep instellen tegen het bestreden besluit. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.