ECLI:NL:RBNHO:2015:818

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 februari 2015
Publicatiedatum
6 februari 2015
Zaaknummer
ALK - 13 _ 1804
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de proceskostenvergoeding in bezwaar tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze zaak heeft eiser bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 58,30 die op 9 juli 2013 door de heffingsambtenaar van de gemeente Hoorn was opgelegd. De naheffingsaanslag werd op 13 september 2013 door verweerder vernietigd, maar eiser was het niet eens met de hoogte van de toegekende proceskostenvergoeding van € 58,75. Eiser stelde dat verweerder onzorgvuldig had gehandeld in de bezwaarfase en dat de proceskostenvergoeding niet correct was vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft op 11 februari 2015 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij eiser niet was verschenen op de zitting, ondanks dat hij correct was uitgenodigd. De rechtbank oordeelde dat verweerder de proceskostenvergoeding op juiste wijze had vastgesteld, rekening houdend met de wegingsfactor voor de complexiteit van de zaak. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen konden binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer: ALK 13/1804

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 februari 2015 in de zaak tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

gemachtigde: mr. E. van Es,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hoorn, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser op 9 juli 2013 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 58,30.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 13 september 2013 de naheffingsaanslag vernietigd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2015.
De rechtbank heeft ter zitting onderzocht of eiser behoorlijk is uitgenodigd voor de zitting, zodat het onderzoek kan worden voltooid. De griffier heeft eiser bij aangetekende brief, verzonden op 12 november 2014 onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder bericht, niet verschenen. De brief is niet retour gekomen. Nu uit informatie van de website van PostNL is gebleken dat de brief op 20 november 2014 is afgehaald van de afhaallocatie, is eiser behoorlijk uitgenodigd om op de zitting te verschijnen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Klarenbeek.

Overwegingen

Feiten
1. Aan eiser is op 9 juli 2013 een naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 58,30 (€ 2,30 aan parkeerbelasting en € 56 aan kosten).
2. Eiser heeft tegen de naheffingsaanslag een bezwaarschrift ingediend. Naar aanleiding van het opleggen van deze naheffingsaanslag is in het bezwaarschrift in verband hiermee tevens opgenomen een verzoek aan verweerder om het verstrekken van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. In het bezwaarschrift heeft eiser verzocht te worden gehoord.
3. In de bezwaarfase is eiser niet gehoord.
4. Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar het bezwaarschrift van eiser kennelijk gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd. Hierbij is eiser een proceskostenvergoeding van € 58,75 (0,25 * € 235) toegekend.

Geschil5.In geschil is uitsluitend – zoals eiser stelt en verweerder betwist – of verweerder in de bezwaarfase onzorgvuldig heeft gehandeld en hiermee de procesregels van de Algemene wet bestuursrecht heeft geschonden. Verder is de hoogte van de in bezwaar toegekende proceskostenvergoeding in geschil.

Beoordeling van het geschil
6. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ongemotiveerd de in bezwaar toegekende proceskostenvergoeding niet heeft gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) wat in deze zaak van toepassing is, maar op een andere wet. De door verweerder genomen beslissing over de proceskosten is daarom te zien als een al dan niet fictieve weigering een beslissing te nemen op het verzoek de gemaakte proceskosten te vergoeden. Verweerder heeft dit bestreden en aangevoerd dat de proceskostenvergoeding wel op de voet van het Besluit is berekend en toegekend.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder de toegekende proceskostenvergoeding heeft gebaseerd op het Besluit waarbij hij is uitgegaan van een vergoeding van € 235 voor het indienen van het bezwaarschrift en een wegingsfactor van 0,25 (zeer licht) voor het gewicht van de zaak. Aangezien sprake is van een besluit genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen, heeft verweerder terecht de lagere waarde van € 235 per punt genomen (onderdeel B2, ten eerste, van de bijlage bij het Besluit).
8. Eiser voert verder aan dat nu het hier gaat om een zaak van gemiddeld gewicht, volgens het Besluit op basis van een wegingsfactor 1 voor het gewicht van de zaak in bezwaar een proceskostenvergoeding van € 472 toegekend dient te worden.
9. Zoals onder 7 is overwogen, geldt in 2013 een waarde per punt van € 235. Bij het vaststellen van de hoogte van de proceskostenvergoeding dient de beoordelende instantie voorts zelfstandig, op grond van een eigen waardering, te beoordelen in welke gewichtscategorie een zaak valt (vergelijk Hoge Raad 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2293). Daarbij dient iedere zaak op zichzelf te worden beoordeeld naar aard, belang en ingewikkeldheid van die zaak en de omvang van de in het kader van de verleende rechtsbijstand te verrichten werkzaamheden. Genoemde factoren dienen vervolgens in de voor die zaak te bepalen wegingsfactor tot uitdrukking te komen.
Nu slechts een pro forma bezwaar is ingediend zonder enige inhoudelijke motivering, verweerder om nadere gegevens is gevraagd en voorts wordt verzocht om een proceskostenvergoeding, is de gecompliceerdheid, de bewerkelijkheid van de zaak en daarmee de werkbelasting van de gemachtigde dusdanig beperkt dat het gewicht van de zaak de kwalificatie “zeer licht” verdient. De in dit kader door de gemachtigde van eiser uitgevoerde werkzaamheden rechtvaardigen niet een zwaardere wegingsfactor nu deze voorbereidende werkzaamheden inherent zijn aan het beroepsmatig verlenen van rechtsbijstand. Daardoor hebben deze werkzaamheden geen invloed op de wegingsfactor. 10. Verweerder heeft derhalve bij het doen van uitspraak op bezwaar gelet op de onderdelen B2, onder 1, en C1 van de Bijlage, in redelijkheid kunnen besluiten tot toekenning van een proceskostenvergoeding op basis van een waarde per punt van € 235 en een wegingsfactor van 0,25 (zeer licht) voor het gewicht van de zaak.
Hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd, te weten dat verweerder hem de gelegenheid had moeten geven zijn bezwaar alsnog te motiveren en dat verweerder pas na ontvangst van een motivering had mogen beslissen om volledig aan het bezwaar tegemoet te komen en in verband daarmee geen hoorzitting te houden, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
11. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, rechter, in aanwezigheid van mr. H.H. Ruis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.