Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
“Samenwerkingsovereenkomst met [Eiser] –Overname [x]De ondertekenden:[naam gedaagde partij] , geboren op [datum] te [plaats] , [nummer] , directeur en eigenaar van [Y] , volledig bevoegd te handelen en hierna te noemen overnemer en samenwerkingspartner [y]enDhr. [Eiser] , geboren [geboortedatum] , wonende [adres] , [nr] hierna te noemen overdrager en samenwerkingspartner – [_]Artikel 1[_] draagt de stalling over aan [y][_] levert de stalling, zijnde een stalling van caravans, campers en overige te stallen goederen en voertuigen aan [y]is overeengekomen dat de stalling wordt over genomen in ruil voor de over te nemen huurverplichting van [_] , van [adres X] , alsmede 25% van de omzet over de nieuw op te zetten [A] gedurende de eerste 5 jaar.Het hiervoor genoemde bedrag wordt jaarlijks per 1 maart en na inning van stallinggelden overgemaakt per bank.Artikel 2(…) Datum overdracht is 1 december 2013(…)Aanvulling en/of aanpassing Samenwerkingsovereenkomst met [Eiser] en overname [x]4.Verder aanvullend met betrekking tot te verrichten werkzaamheden.Werkzaamheden bestaan uit:Klanten contact en klanten bediening in het ruimste zin des woord, conform de huidige en voor overname verrichte werkzaamheden.Dhr. [Eiser] blijft beheerder en zal zich conformeren aan alle taken en te verrichten werkzaamheden diensovereenkomstig.(…) “
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
De conclusie is dat [gedaagde] in persoon partij is bij de Overeenkomst.
Ook betoogt [gedaagde] in dit kader nog dat de vergoeding die per 1 maart 2014 verschuldigd is, berekend moet worden over de omzet van 2013. [eiser] heeft echter aangegeven dat de stallingskosten over 2013 door de klanten nog geheel aan hem zijn betaald, aangezien klanten voor 1 maart vooruitbetalen voor het betreffende kalenderjaar. [gedaagde] heeft dit niet betwist. Evenmin heeft hij de stelling van [eiser] dat de Overeenkomst bepaalt dat jaarlijks op 1 maart zou worden afgerekend omdat klanten hun stallingskosten voor dat jaar voor deze datum betalen, zodat [gedaagde] op dat moment ook de liquide middelen voor handen heeft, betwist.
De conclusie is dat [eiser] recht heeft op betaling van 25% van € 41.122,09, te weten
€ 10.280,53.
[gedaagde] heeft betwist dat sprake is van een arbeidsovereenkomst en stelt zich op het standpunt dat het recht op een deel van de omzet ook de beloning voor de werkzaamheden van [eiser] is. De werkzaamheden van [eiser] veranderden niet na het sluiten van de Overeenkomst, hij stuurde facturen, nam contante betalingen aan en onderhield het contact met klanten. Er was geen sprake van een gezagsverhouding.
De kantonrechter is van oordeel dat inderdaad geen sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen. Daarbij is van belang dat [eiser] zelf heeft aangegeven dat er geen wijziging kwam in zijn manier van werken nadat hij zijn onderneming had overgedragen. Voorts is in de Overeenkomst niets opgenomen over het aantal te werken uren, salaris, vakantie en verlof en had [eiser] alle vrijheid zijn uren naar eigen inzicht in te delen en in te zetten. [eiser] heeft ook niet eerder dan nadat onderhavig conflict tussen partijen ontstond, aanspraak gemaakt op salaris. Tenslotte draagt ook [eiser] zelf het economisch risico van zijn werk, doordat de koopsom afhankelijk is van de omzet die hij realiseert.