In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Holland, gegeven op 4 maart 2015, wordt de benoeming van een deskundige voor contra-expertise in een strafzaak behandeld. De zaak betreft twee verdachten, die in verband worden gebracht met het overlijden van een slachtoffer, [slachtoffer], na een incident op 5 maart 2014. De rechtbank heeft eerder een deskundigenrapport ontvangen van [deskundige 1], forensisch arts bij het NFI, waarin wordt gesteld dat er een causaal verband is tussen het letsel van het slachtoffer en haar overlijden. De raadsman van verdachte [verdachte 1] heeft verzocht om een contra-expertise door [deskundige 2], maar de officier van justitie heeft zich verzet tegen deze benoeming, omdat [deskundige 2] niet geregistreerd is als forensisch arts bij de KNMG.
De rechter-commissaris heeft de verzoeken en argumenten van beide partijen overwogen. Hij heeft vastgesteld dat de te benoemen deskundige moet voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen, zoals vastgelegd in de wet en de bijbehorende regelgeving. De rechter-commissaris heeft uiteindelijk besloten om drs. [deskundige 3], verbonden aan GGD Amsterdam, als deskundige te benoemen voor het uitbrengen van de contra-expertise. Dit besluit is genomen op basis van de kwalificaties van [deskundige 3] en zijn bereidheid om de contra-expertise uit te voeren binnen de gestelde termijn.
De beschikking benadrukt het belang van deskundigheid en de noodzaak voor een contra-expertise die aan dezelfde kwaliteitsnormen voldoet als het eerdere onderzoek. De rechter-commissaris heeft het verzoek om [deskundige 2] te benoemen afgewezen, omdat deze niet voldeed aan de vereiste kwalificaties en registratie. De beschikking is gegeven te Haarlem op 4 maart 2015 door mr. S. Jongeling, rechter-commissaris.