ECLI:NL:RBNHO:2015:7021

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 augustus 2015
Publicatiedatum
18 augustus 2015
Zaaknummer
15/860089-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het telen van hennep, diefstal van elektriciteit en water

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 augustus 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het telen van hennep, diefstal van elektriciteit en water. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 april 2014 in Zwanenburg opzettelijk 246 hennepplanten aanwezig had in een pand, en dat hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 22 april 2014 deze hennepplanten heeft geteeld. Daarnaast heeft de verdachte illegaal elektriciteit en water afgenomen van respectievelijk [bedrijfsnaam 1] N.V. en N.V. [bedrijfsnaam 2]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, alsmede een taakstraf van 200 uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, ondanks het verweer van de verdediging dat een andere persoon verantwoordelijk zou zijn voor de hennepkwekerij. De rechtbank vond onvoldoende bewijs voor de stelling van de verdediging en concludeerde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de illegale activiteiten. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/860089-14
Uitspraakdatum: 14 augustus 2015
Tegenspraak
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 juli 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. van Oosten en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. I. Appel, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 23 april 2014 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in het pand [adres 2]) (ongeveer) 246 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 22 april 2014 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt (in het pand [adres 2]) (ongeveer) 246 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 23 april 2014 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het pand [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan "[bedrijfsnaam 1] N.V.", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Feit 4:
Primair
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 23 april 2014 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het pand [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid (drink)water, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan "N.V. [bedrijfsnaam 2]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 23 april 2014 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, "N.V. [bedrijfsnaam 2]" heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid (drink)water, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (in het pand [adres 2])
* de watermeter gedemonteerd en/of
* (vervolgens) de watermeter andersom gemonteerd (waardoor het telmechanisme achteruit draaide) en/of
* met een andersom gemonteerd watermeter (waardoor het telmechanisme achteruit draaide) water getapt uit de waterleiding, waardoor die N.V. werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 3 en onder 4 primair ten laste gelegde feiten, telkens met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten.
3.3.
Vrijspraak ten aanzien van het medeplegenDe rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten samen met een ander of anderen heeft gepleegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting bieden onvoldoende aanknopingspunten om bewezen te verklaren dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. De in het dossier aangetroffen huurovereenkomst van verdachte met [getuige 1] en de verklaring van verdachte over de aangetroffen hennepkwekerij in het deel van het pand dat zou zijn gehuurd door ene “[naam]” zijn voor het bewijs van medeplegen onvoldoende. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bij alle feiten telkens ten laste gelegde medeplegen niet bewezen kan worden verklaard.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 primair ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Op 9 april 2014 verklaart de eigenaar van het bedrijfspand aan de [adres 3] te Zwanenburg naar aanleiding van een aangifte van vernieling dat hij een sterke hennepgeur bij het pand op nummer [adres 2] heeft geroken. Verbalisanten stellen vervolgens een onderzoek in. Door [bedrijfsnaam 1] N.V. wordt op verzoek van verbalisanten een netmeting uitgevoerd, waarna wordt vastgesteld dat er zeer waarschijnlijk sprake is van een hennepkwekerij in één van de panden op de [adres 2] te Zwanenburg. Dit pand bestaat uit afzonderlijke bedrijfsunits, genummerd [nummer] tot en met [nummer]. Op 22 april 2014 zien verbalisanten met behulp van een warmtebeeldcamera dat de unit met nummer [nummer] aanmerkelijk warmer is dan de naastgelegen units. Op 23 april 2014 zien verbalisanten dat op het dak van de unit met nummer [nummer] een extra ontluchtingspijp is geplaatst, die de andere units niet hebben. Tevens zien ze, kijkend door het glas van de loopdeur, resten van aarde en twee kleine stukken elektriciteitsdraad op de vloer van de hal liggen. Verbalisanten gaan vervolgens het pand op nummer [nummer] binnen.
Op de begane grond bevindt zich een timmerwerkplaats. In deze werkplaats ligt een grote hoeveelheid afvalzakken. Negen afvalzakken zijn gevuld met gebruikte teelaarde, met daarin afgeknipte hennepplanten en wortelresten. Een aantal zakken is gevuld met verdroogde delen van hennepplanten. Ook zien verbalisanten in vuilniszakken lege jerrycans met plantenvoedingsmiddelen en delen van een koolstoffilter zitten. Tevens treffen verbalisanten op diverse plekken in de timmerwerkplaats gebruikte materialen aan die doorgaans worden gebruikt en bestemd zijn voor de teelt van hennepplanten, waaronder een kweektent, een ventilator, elektrische kachels van hetzelfde merk en type als in de kweekruimte op de bovenverdieping, gebruikte assimilatielampen, lampenkappen en dompelpompen. Op de werkbank in de timmerwerkplaats liggen delen van koolstoffilters. De ijzeren delen zijn plat geslagen en liggen opgestapeld op de werkbank. De ronde uiteinden van de filters liggen in vuilniszakken. Op de vloer van de werkplaats liggen koolstof korrels. Deze korrels zitten volgens verbalisanten doorgaans in de metalen omhulsels van koolstoffilters.
De bovenverdieping is ingericht als hennepkwekerij, onderverdeeld in twee kweekruimtes, met in totaal 246 hennepplanten. De hennepplanten in de kwekerij zijn ongeveer 5 tot 7 weken oud. [2]
Door de fraudespecialist van [bedrijfsnaam 1] N.V. is onderzoek gedaan naar de energievoorziening van het voornoemde pand. Door hem wordt geconstateerd dat de zegels van de hoofdaansluitkast zijn verbroken en dat er een illegale elektriciteitsaansluiting is gemaakt die buiten de elektriciteitsmeter om loopt naar de hennepkwekerij en deze van elektriciteit voorziet. [3]
Ook blijkt dat de watermeter van N.V. [bedrijfsnaam 2] is omgedraaid. Hierdoor is water afgenomen terwijl de waterafname niet meetbaar is, omdat de waterstand terugloopt en zo de werkelijke standen niet kunnen worden doorgegeven en het werkelijk verbruikte water niet in rekening kan worden gebracht. [4]
De eigenaar van het pand op de [adres 2] te Zwanenburg is [getuige 2]. Hij heeft het pand aan zijn broer, verdachte, verhuurd sinds 1 oktober 2011. [getuige 2] heeft tegenover de politie verklaard dat verdachte tegen hem over de hennepkwekerij het volgende heeft gezegd: ‘Ja, ik had er eentje op de bovenverdieping en die heeft dat aangehaald.’ [5]
In de kweekruimte van de hennepkwekerij op de eerste verdieping is een sigarettenpeuk aangetroffen. Het DNA op die sigarettenpeuk is onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut. Uit dat onderzoek blijkt dat de kans kleiner dan één op één miljard is dat het op de sigaret aangetroffen DNA niet van verdachte is. [6]
3.5.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft het alternatieve scenario geschetst dat “[naam]” verantwoordelijk is voor de hennepkwekerij, de hennepplanten en de diefstal van stroom en water. Verdachte zou de bovenverdieping van het pand aan deze [naam] hebben (onder)verhuurd. Daar is de hennepkwekerij aangetroffen. Verdachte kwam nooit op de bovenverdieping. [naam] heeft de toegang tot de eerste verdieping namelijk afgesloten met een deur met slot waarvan verdachte de sleutel niet had. Verdachte heeft slechts de bovenverdieping aan hem verhuurd en hij wist niets van de hennepkwekerij. Verdachte was de laatste drie weken voor de ontdekking van de hennepkwekerij niet in de timmerwerkplaats geweest. Het moet in die tijd zijn geweest dat [naam] de zakken met hennepafval en de koolstoffilters in zijn werkplaats heeft gelegd. Niet is gebleken van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [naam]. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, aldus de raadsman.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog en overweegt hiertoe als volgt. Onder rechtsoverweging 3.3. heeft de rechtbank reeds overwogen dat er in deze zaak onvoldoende aanknopingspunten zijn om te kunnen bewijzen dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en een ander of anderen, zoals de door verdachte genoemde ‘[naam]’ of de in de huurovereenkomst genoemde ‘[getuige 1]’. Het geschetste scenario dat iemand anders dan verdachte verantwoordelijk moet worden gehouden voor de ten laste gelegde feiten, vindt namelijk geen steun in de bewijsmiddelen. Zo is de verklaring van verdachte over deze [naam] weinig concreet en niet verifieerbaar. Ook de verklaring van verdachte dat de deur naar de bovenverdieping was afgesloten met een slot, waar hij de sleutel niet van had, vindt geen steun in het dossier. De verbalisanten hebben in het proces-verbaal van bevindingen van 2 mei 2015 immers niet gerelateerd dat de trap naar boven was afgesloten met een deur met slot, terwijl het proces-verbaal overigens een gedetailleerde beschrijving bevat van de bevindingen van verbalisanten ter plaatse (waaronder het openbreken van het slot van de voordeur door de slotenmaker). Verder geldt dat de hoeveelheid en de aard van de in de timmerwerkplaats van verdachte aangetroffen hennepgerelateerde goederen tenminste gedeeltelijk duiden op een langduriger gebruik/aanwezigheid dan de door verdachte genoemde periode van drie weken. Dit geldt te meer daar de aangetroffen hennepplanten tussen de vijf tot zeven weken oud waren.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op 23 april 2014 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk aanwezig heeft gehad in het pand [adres 2] 246 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 2:
hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 22 april 2014 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt in het pand [adres 2] 246 hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 3:
hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 23 april 2014 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het pand [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische stroom toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] N.V.;
Feit 4:
Primair
hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 23 april 2014 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het pand [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid (drink)water toebehorende aan N.V. [bedrijfsnaam 2].
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3: diefstal;
Feit 4 primair: diefstal.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf voor de duur van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft hennep geteeld en aanwezig gehad in een bedrijfspand aan de [adres 2] te Zwanenburg. Hij heeft hiermee bijgedragen aan het in stand houden van het illegale drugscircuit in Nederland. Cannabis is bij regelmatig gebruik niet alleen schadelijk voor de (vaak jeugdige) gebruikers, maar is daarnaast vaak direct en indirect oorzaak van vele vormen van criminaliteit en overlast.
Voorts heeft verdachte, via een illegale aansluiting, stroom ten behoeve van de hennepkwekerij weggenomen van de beheerder van het elektriciteitsnet. Dit levert niet alleen schade op voor de netbeheerder, maar kan tevens brandgevaarlijke situaties opleveren.
Ook heeft hij illegaal water ten behoeve van de hennepkwekerij verkregen door de meter terug te draaien. Dit levert schade voor het waterleidingbedrijf op. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank is van oordeel dat daarnaast een taakstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 310 van het Wetboek van Strafrecht, en
3 en 11 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het verdachte ten laste gelegde medeplegen onder de feiten 1 tot en met 4 primair niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
200 (tweehonderd) urentaakstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 100 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. Bellaart, voorzitter,
mr. M. Daalmeijer en mr. J.M. ten Voorde, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. C.W. van der Hoek,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 augustus 2015.
Mr. J.M. ten Voorde is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan ij wet gestelde eisen. De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 mei 2014, dossierpagina’s 42-46A.
3.Een schriftelijk stuk, te weten de aangifte van [naam 2] namens [bedrijfsnaam 1] NV d.d. 5 mei 2014, dossierpagina’s 71-72.
4.Proces-verbaal van aangifte [getuige 3] namens N.V. [bedrijfsnaam 2] d.d. 7 mei 2014, dossierpagina 98.
5.Proces-verbaal verhoor [getuige 2] d.d. 9 mei 2014, dossierpagina’s 48-49.
6.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 15 mei 2014, dossierpagina’s 122-124 en een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 27 juni 2014 (zaaknummer 2014.06.18.142 t/m 2014.06.18.146), dossierpagina’s 120-121.