2.3Wat onder verantwoorde zorg als bedoeld in artikel 2 van de Kwz moet worden verstaan, is onder meer vastgelegd in regels en richtlijnen van medische organisaties. In deze zaak zijn met name van belang het “Competentieprofiel van de huisarts” van de LHV en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), de “Richtlijn palliatieve sedatie” (de Richtlijn) van de KNMG en de “Sedatiekaart Noord‑Holland Noord. Aandachtspunten en afspraken bij het toepassen van palliatieve sedatie en medicatie bij palliatieve sedatie. Netwerk Palliatieve Zorg West Friesland, Noord Kennemerland en Kop van Noord-Holland” (de Sedatiekaart).
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit het bevel herroept, maar niet concludeert tot een gegrond of ongegrond zijn van het bezwaar. Inhoudelijk stelt verweerder zich op het standpunt dat de huisarts op meerdere essentiële huisartsgeneeskundige competenties en op verschillende momenten in ernstige mate is tekortgeschoten in de zorg. Bij het bestreden besluit geeft verweerder aan dat hij in heroverweging - dus ten tijde van het nemen van het bestreden besluit - niet afdoende kan aantonen dat de huisarts destijds ook op andere gebieden dan palliatieve zorg niet kon voldoen aan de voorwaarden van verantwoorde zorg. Juridisch gezien zou hij het bevel dan ook gedeeltelijk moeten herroepen. In het overlijden van de huisarts ziet hij echter aanleiding om het bevel volledig te herroepen. Ter zitting heeft verweerder zijn standpunt aldus nader toegelicht dat het bevel - toen het werd gegeven - terecht is gegeven. Pas naderhand bleek dat er buiten het gebied van de palliatieve zorg geen reden was om de huisarts van zijn werk af te houden.
4. De rechtbank begrijpt het bestreden besluit daarom zo, dat verweerder stelt het bevel terecht te hebben gegeven en dat de herroeping van het bevel bij het bestreden besluit niet moet worden gezien als een gegrondverklaring van het bezwaar of als een erkenning dat het bevel onjuist was.
5. De rechtbank heeft partijen de vraag voorgelegd of zij nog belang hebben bij een oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit, nu het bevel verlopen en bovendien bij het bestreden besluit herroepen is.
Eisers voeren aan dat verweerder bij het bestreden besluit de onrechtmatigheid van het bevel niet heeft erkend en dat zij daarom belang bij de beoordeling daarvan hebben behouden. De herroeping van het bevel noch het feit dat het al lang is verlopen hoeft daaraan in de weg te staan. Zij wensen eerherstel van de huisarts en de huisartsenpraktijk. Ook hebben zij materiële schade geleden.
6. De rechtbank overweegt dat het bevel een voor eenieder kenbare diskwalificatie van de zorgverlening door de huisarts en de huisartsenpraktijk inhoudt. Gelet hierop is voldoende aannemelijk dat de huisarts en de huisartsenpraktijk door het geven van het bevel in hun eer en goede naam zijn geschaad. Het bestreden besluit heeft daarin geen verandering gebracht nu verweerder zich daarin op het standpunt stelt dat hij het bevel terecht heeft gegeven. Eisers hebben daarom een belang bij een beoordeling door de rechtbank van hun beroep tegen het bestreden besluit.
7. Verweerder heeft bestreden dat eisers schade hebben geleden door het bevel. Omdat de huisarts zich ziek had gemeld, kan niet worden gezegd dat hij als gevolg van het bevel zijn werk niet meer kon doen en dat daardoor schade is geleden, aldus verweerder.
De rechtbank overweegt dat de huisarts zich inderdaad ziek heeft gemeld al ruim vóór het bevel is gegeven. Dit neemt echter niet weg dat met het bevel over de zorgverlening door de huisartsenpraktijk een negatief oordeel is gegeven en dat het bevel veel publiciteit heeft gekregen. Gelet daarop hebben eisers volgens de rechtbank tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat zij door het bevel schade hebben geleden. Daarmee hebben eisers op dit punt belang bij de beoordeling van hun beroep.
8. De rechtbank overweegt ambtshalve nog het volgende over de eisende partijen. Het bevel is gericht aan de huisartsenpraktijk (eiser 1). In deze praktijk participeerden de huisarts en zijn echtgenote (eiseres 2). Gelet hierop heeft ook eiseres 2, met de huisartsenpraktijk, bezwaar gemaakt tegen het bevel. Omdat zij bezwaar heeft gemaakt tegen het bevel, kon zij beroep instellen tegen het bestreden besluit.
Het beroep tegen het bestreden besluit is ook ingesteld namens de huisarts. Dit is niet mogelijk omdat hij reeds was overleden toen verweerder het bestreden besluit nam. Overigens vallen de immateriële en de materiële belangen van de huisarts samen met die van de huisartsenpraktijk en van eiseres 2, zodat ze in deze procedure aan de orde komen.
De rechtmatigheid van het bevel
9. De inspectie houdt toezicht op de gezondheidszorg. Na de op 23 augustus 2013 ontvangen melding was het haar taak om te beoordelen of het handelen van de huisarts op en rond maandag 19 augustus 2013 wel of niet was aan te merken als verantwoorde zorg. Om het strafrechtelijk onderzoek van het OM niet te doorkruisen heeft de inspectie afgezien van eigen onderzoek en de resultaten van het strafrechtelijk onderzoek afgewacht.
Op 24 september 2013 ontving de inspectie het volledige procesdossier van het OM. Op basis daarvan heeft verweerder zich een oordeel gevormd over het handelen van de huisarts. Het is een bevoegdheid van verweerder om een bevel op te leggen in het geval de huisarts niet of in onvoldoende mate verantwoorde zorg leverde én dit zodanig gevaar voor de veiligheid of de gezondheid opleverde dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kon lijden.
De rechtbank beoordeelt in beroep het bestreden besluit. Zoals de rechtbank onder 4 heeft overwogen, begrijpt zij het bestreden besluit zo, dat verweerder stelt het bevel terecht te hebben gegeven. De rechtbank moet daarom nu beoordelen of verweerder zich op dat standpunt mag stellen. Omdat het geven van een bevel op grond van artikel 8, vierde lid, van de Kwz een bevoegdheid is, heeft verweerder een eigen beoordelings- en beleidsvrijheid bij de uitoefening daarvan. Bij haar beoordeling dient de rechtbank die beoordelings- en beleidsvrijheid te respecteren. De inhoudelijke beoordeling door de rechtbank van het bestreden besluit houdt daarom concreet in dat zij toetst of verweerder in dit geval in redelijkheid het bevel heeft kunnen geven.
10. Volgens verweerder voldeden de zorgverlening en de door de huisarts ingerichte organisatie van zorgverlening rondom de laatste levensfase van de patiënt niet aan de normen van verantwoorde zorg. Verweerder onderscheidt daarbij:
- de supervisie op de zorgverlening aan de patiënt in de weken voorafgaand aan zijn overlijden;
- de overdracht van de patiënt aan de huisartsenpost voor de zorgverlening in het weekend;
- het handelen van de huisarts op de dag van het overlijden van de patiënt;
- de organisatie van de zorgverlening.
De rechtbank zal deze punten hierna achtereenvolgens bespreken.