ECLI:NL:RBNHO:2015:4730

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 mei 2015
Publicatiedatum
10 juni 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2746
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en rechtskarakter van de transponeringstabel in het kader van de functieovergang binnen de Nationale Politie

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 20 mei 2015, wordt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de korpschef van politie ongegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van de functie Teamchef B (schaal 10) binnen het Landelijke Functiegebouw Nationale Politie (LFNP) en stelde dat hij gematcht had moeten worden met de functie Teamchef C (schaal 12). De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit bevoegdelijk is genomen, ondanks een bevoegdheidsgebrek, omdat niet is gebleken dat eiser hierdoor in zijn belang is geschaad. De rechtbank bevestigt dat de transponeringstabel een algemeen verbindend voorschrift is en dat verweerder zich hierop heeft kunnen baseren bij de besluitvorming. Eiser heeft geen negatieve financiële gevolgen ondervonden van de beslissing, waardoor de rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen afzien van de toepassing van de hardheidsclausule. De rechtbank wijst erop dat de keuze van de korpschef om de transponeringstabel te volgen, in overeenstemming is met de Regeling en dat de transponeringstabel een zelfstandige normstelling bevat die niet in strijd is met de wet. De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van eiser faalt en dat de proceskosten voor verweerder worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/2746

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 mei 2015 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.P.L.C. Dijkgraaf),
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser over de periode van 31 december 2009 tot en met 31 december 2011 de functie Teamchef B (schaal 10) toegekend binnen het Landelijke Functiegebouw Nationale Politie (LFNP) en heeft verweerder bepaald dat eiser met ingang van 1 januari 2012 overgaat naar de LFNP-functie Teamchef B.
Bij besluit van 25 juni 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2014. Het beroep is tegelijk met een zevental soortgelijke zaken behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A.M. Bot,
mr. M.G.J. Breuer, M.H. Horst en R.M.M. Paulssen.

Overwegingen

1.1
Bij besluit van 24 oktober 2011 heeft verweerder eisers uitgangspositie voor de overgang naar een LFNP-functie vastgesteld op de korpsfunctiebeschrijving Wijkteamchef (schaal 11). Bij aanvullend besluit van 1 maart 2012 heeft verweerder vastgesteld dat de uitgangspositie van eiser niet aangevuld hoeft te worden met een taakaccent. Eiser heeft tegen deze besluiten geen rechtsmiddelen aangewend.
1.2
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Er is vervolgens een stelsel van 92 organieke functies met daarbij behorende functiebeschrijvingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per organieke functie. Aan de functies zijn, daar waar nodig geacht, werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten gekoppeld. Dit geheel wordt aangeduid als het LFNP en is door de Minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de Minister) op 7 mei 2013 vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP (Stcrt. 2013, 13079). Invoering van het LFNP geschiedt in stappen, hetgeen is beschreven in de Regeling overgang naar een LFNP functie (hierna: de Regeling), vastgesteld door de Minister op 8 mei 2013 (Stcrt. 2013, 13141).
1.3
De eerste stap betreft de vaststelling van de uitgangsposities van de politieambtenaren in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011. Met het oog op het bepalen van de uitgangspositie is aan alle politieambtenaren eerst een voorgenomen besluit uitgangspositie gezonden. Daarin is onder meer gewezen op de mogelijkheid om uiterlijk op 23 mei 2011 eenmalig functieonderhoud aan te vragen op de wijze zoals omschreven in artikel 3 van de op 9 februari 2012 vastgestelde Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp) (Stcrt. 2012, 3097). In de periode vanaf 1 april 2011 tot en met 31 december 2011 zijn alle individuele functiewijzigingen en de daarmee samenhangende gewijzigde uitgangsposities bij besluit vastgelegd. Vervolgens is op de peildatum 31 december 2011 voor iedere politieambtenaar vastgesteld in hoeverre sprake is van specifieke werkzaamheden door middel van een aanvullend besluit uitgangspositie.
1.4
De tweede stap is het bepalen van een zogenaamde ‘match’ met de LFNP-functies door een daartoe in het leven geroepen werkgroep matching. Bij het matchingsproces zijn de Regeling, het reglement voor de werkwijze van de werkgroep matching en de beleidsregel Instructie organieke matching bepalend. De Regeling schrijft voor dat op basis van de functiebeschrijvingen het meest vergelijkbare LFNP-domein wordt vastgesteld: Leiding, Uitvoering of Ondersteuning. Hierna worden de functiebeschrijvingen die zijn ingedeeld in de domeinen Uitvoering en Ondersteuning verder ingedeeld in het meest vergelijkbare vakgebied. Vervolgens wordt binnen het vakgebied de meest vergelijkbare LFNP-functie vastgesteld, waarbij een LFNP-functie met een overeenkomstige salarisschaal zonder meer als de meest vergelijkbare functie heeft te gelden (‘matching op schaal’). De resultaten van deze matching zijn vastgelegd in een transponeringstabel, die als bijlage bij de Regeling is gevoegd en gelijktijdig is gepubliceerd. De bijlage is sindsdien een aantal keer vervangen door een gewijzigde transponeringstabel, welke wijzigingen eveneens zijn gepubliceerd in de Staatscourant.
1.5
De bestreden besluiten zien op de derde stap: de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie aan alle politieambtenaren, waarbij op grond van de Regeling (artikel 5, tweede en derde lid) de uitgangspositie en de transponeringstabel bepalend zijn. Verweerder is daarbij de mogelijkheid gegeven om - na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie - van voornoemde uitgangspunten af te wijken indien dit in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie (artikel 5, vierde lid, van de Regeling, hierna: de hardheidsclausule).
Bevoegdheid
2.1
De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of verweerders besluit bevoegdelijk is genomen.
2.2
Het bestreden besluit is ondertekend door de Programmadirecteur Human Resource Management (HRM) als plaatsvervanger van de directeur HRM, namens de korpschef van politie. Het primaire besluit is genomen door de HRM-liaison.
2.3
De rechtbank stelt vast dat de korpschef in verband met de overgang naar het LFNP een bijzonder mandaatbesluit heeft genomen, te weten het Mandaat directeur HRM overgang LFNP (het Mandaat). In artikel 2.1 in samenhang bezien met artikel 1.1 van het Mandaat is de directeur HRM specifiek gemandateerd om besluiten te nemen als bedoeld in artikel 7 van de Regeling, zijnde de primaire besluiten tot toekenning van en overgang naar een LFNP-functie. De rechtbank leidt hieruit af dat daarmee niet tevens een mandaat tot het nemen van beslissingen op bezwaar is verleend.
2.4
Nu een bijzonder mandaatbesluit voor het nemen van de beslissing op bezwaar ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat op zichzelf kan worden teruggevallen op het algemeen mandaatbesluit, te weten het Mandaatbesluit politie januari 2014. Hierin is in artikel 5, eerste lid, bepaald dat aan de directeur HRM mandaat wordt verleend ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot diens werkterrein en de daarbij behorende budgetverantwoordelijkheid, welke bevoegdheid niet is beperkt tot het nemen van primaire besluiten. Uit een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 oktober 2014 (ECLI:NL:RBGEL:2014:6465) heeft de rechtbank opgemaakt dat de korpschef op de zitting aldaar heeft erkend dat de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie niet exclusief tot het gebruikelijke werkterrein van de directeur HRM behoort. Volgens de korpschef is het LFNP-project echter in het Mandaat als werkterrein aan de directeur HRM toebedeeld. Naar het oordeel van de rechtbank valt dat evenwel niet uit de bewoordingen daarvan af te leiden. In dat verband acht de rechtbank tevens van belang dat het Mandaat uitdrukkelijk is beperkt tot het nemen van primaire besluiten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ook aan het bestreden besluit ten aanzien waarvan de korpschef het bevoegd gezag is, een bevoegdheidsgebrek kleeft. Nu echter de korpschef het bestreden besluit op 4 november 2014 heeft bekrachtigd, wordt dit bevoegdheidsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb gepasseerd, omdat niet gebleken is dat eiser door dit gebrek in zijn belang is geschaad.
Rechtskarakter transponeringstabel
2.5
Eiser stelt dat hij gematcht had moeten worden met de LFNP-functie Teamchef C (schaal 12). Verweerder voert aan dat hij zich bij de besluitvorming met betrekking tot de toekenning van de LFNP-functie op de transponeringstabel heeft gebaseerd en dat hij daartoe ook gehouden was, omdat het een algemeen verbindend voorschrift betreft. Of de transponeringstabel een algemeen verbindend voorschrift is, dient de rechtbank ambtshalve te toetsen. Zoals uit het hierna volgende blijkt, volgt de rechtbank op dit punt in grote lijnen de overwegingen van de rechtbank Gelderland in voornoemde uitspraak van 14 oktober 2014.
2.6
De rechtbank stelt vast dat in artikel 6, tweede lid, van het Bbp in samenhang met artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 2012 aan de Minister regelingsbevoegdheid is toegekend voor de overgang van politieambtenaren naar een functie die is opgenomen in het LFNP. Niet in geschil is dat de Minister met de vaststelling van de Regeling van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt en evenmin dat de Regeling een algemeen verbindend voorschrift is.
2.7
De rechtbank is van oordeel dat de transponeringstabel een zelfstandige normstelling bevat, die niet reeds is neergelegd in de Regeling. Het rechtsgevolg van de transponeringstabel is gelegen in de omzetting van alle voormalige korpsfuncties naar LFNP-functies met bijbehorende schaal, al dan niet met toekenning van een werkterrein, aandachtsgebied of specifieke functionaliteit.
2.8
De rechtbank is voorts van oordeel dat de transponeringstabel een algemeen karakter heeft. Immers, nu de volledige formatie van de voormalige politieregio’s is gematcht, geabstraheerd van de persoon van de ambtenaar, is sprake van organieke matching. Daarbij betrekt de rechtbank dat uit de Regeling volgt dat voor de keuze van het domein en het vakgebied slechts de functiebeschrijving van de organieke korpsfunctie bepalend is en dat extra werkzaamheden en/of specifieke werkzaamheden alleen een rol hebben gespeeld bij de eventuele verbijzondering van de LFNP-functie. Bijzondere situaties en afspraken, die betrekking hebben op een individuele politieambtenaar, zijn bij de matching uitdrukkelijk buiten beschouwing gelaten (stap 9a van de Instructie organieke matching). Dat de transponeringstabel op een open, in abstracto omschreven groep personen van toepassing is, blijkt reeds uit het feit dat daarin ook korpsfuncties zijn omgezet die niet waren ingevuld.
2.9
Voorts is van belang dat bepaalde korpsfuncties meer dan één keer in de formatie voor komen, zodat de omzetting in die gevallen voor herhaalde toepassing vatbaar is. Het feit dat sommige korpsfuncties tot de persoon te herleiden zijn, doet aan het algemene karakter van de transponeringstabel naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende af.
2.1
De transponeringstabel heeft ook externe werking, omdat de tabel is vastgesteld door de Minister, terwijl verweerder hieraan gebonden is en die tabel van invloed is op de rechtspositie van de onder het gezag van verweerder vallende politieambtenaren. De transponeringstabel is daarmee aan te merken als een rechtspositieregeling.
2.11
Verweerder heeft de transponeringstabel dan ook terecht aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift. Nu de transponeringstabel op de voor (bijlagen bij) algemeen verbindende voorschriften in ministeriële regelingen voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (Bekendmakingswet) is die tabel ook in werking getreden.
Dat dit ook de uitdrukkelijke bedoeling van de Minister is geweest blijkt uit de toelichting op de Regeling, waarin is vermeld dat de transponeringstabel een bijlage bij de Regeling is en daarmee eveneens een algemeen verbindend voorschrift. Dit vindt steun in de artikelen 94 en 102 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, waaruit volgt dat een bijlage deel uitmaakt van de regeling en de inhoud daarvan in gelijke mate bindend is als de regeling waarbij zij behoort.
2.12
Voor zover bij het algemeen verbindend karakter van de transponeringstabel kanttekeningen geplaatst zouden kunnen worden, geldt dat de transponeringstabel zodanig is verknoopt met de inhoud van de Regeling, dat hij daarvan niet los kan worden gezien en daarom kan worden beschouwd als een onderdeel van dit algemeen verbindend voorschrift. Dat de Minister de transponeringstabel enkele malen gewijzigd heeft vastgesteld, doet aan het algemeen verbindend karakter daarvan niet af.
Transponeringstabel als grondslag van het bestreden besluit
2.13
Vervolgens ligt de vraag voor of verweerder zijn besluit op de transponeringstabel heeft kunnen baseren.
2.14
Het is in beginsel aan de materiële wetgever voorbehouden om bij het tot stand brengen van algemeen verbindende voorschriften alle betrokken belangen af te wegen. De rechter moet het resultaat van die afweging in beginsel respecteren. Dit uitgangspunt lijdt blijkens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:BJ3439 en ECLI:NL:CRVB:2012:BV1546) slechts uitzondering als aan de inhoud of wijze van totstandkoming van dat algemeen verbindend voorschrift zodanige ernstige feilen kleven, dat dit voorschrift om die reden niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten.
2.15
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat dergelijke ernstige feilen aan de transponeringstabel kleven. Dit is volgens eiser het gevolg van de Wijziging van de beleidsregel Instructie organieke matching van 7 mei 2013, welke Wijziging terugwerkende kracht heeft tot en met 31 januari 2012. Immers, in de aan de Wijziging voorafgegane beleidsregel Instructie organieke matching van 10 mei 2012 was bepaald dat iedere functiebeschrijving op inhoud met LFNP functiebeschrijvingen vergeleken moest worden. In de Wijziging van de beleidsregel Instructie organieke matching is echter bepaald dat als meest vergelijkbare LFNP functie wordt beschouwd de LFNP functie waarvan de schaal overeenkomt met de op de functiebeschrijving vermelde schaal. Kortom, gaandeweg en met terugwerkende kracht is besloten om binnen een vastgesteld vakgebied niet meer op inhoud, maar op schaal te matchen.
2.16
De rechtbank is van oordeel dat van ernstige feilen als hiervoor bedoeld geen sprake is. In dat verband wordt vooropgesteld dat de Regeling en de transponeringstabel ten aanzien van het matchen op schaal zelf niet zijn gewijzigd, maar met terugwerkende kracht zijn ingevoerd. In de toelichting op artikel 3, vierde lid, onder c, van de Regeling, waarin is bepaald dat als de meest vergelijkbare LFNP functie wordt beschouwd de LFNP functie waarvan de schaal overeenkomt met de salarisschaal van de functiebeschrijving, staat vermeld dat in het Georganiseerd Overleg in Politieambtenarenzaken (GOP), waaraan de politievakbonden deelnamen, is overeengekomen dat de salarisschaal, zoals deze geldt voor de bestaande functiebeschrijvingen, nadrukkelijk betrokken dient te worden in het proces van matching.
2.17
De Wijziging van de beleidsregel Instructie organieke matching, die voorafging aan de inwerkingtreding van de Regeling, heeft op initiatief van de werkgroep matching plaatsgevonden en is akkoord bevonden door het GOP. De reden daarvoor was gelegen in het streven naar consistentie van het totale matchingsproces, hetgeen gegeven de hoeveelheid aan uiteenlopende functiebeschrijvingen met de oorspronkelijke Instructie organieke matching onvoldoende werd bereikt. Hiermee is bewust de mogelijkheid aanvaard dat een korpsfunctie inhoudelijk afwijkt van de LFNP functie waarmee wordt gematcht. De rechtbank acht deze keuze van het GOP niet onaanvaardbaar.
2.18
De rechtbank begrijpt dat dit het pijnpunt is voor eiser en zijn collega’s en dat de gevolgen van de keuze van het GOP tot frustraties kunnen leiden, maar volgens vaste jurisprudentie (CRvB 27 februari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:572 en 27 maart 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1023) is het inherent aan een overleg binnen het GOP dat over en weer sprake is van geven en nemen en de uitkomst daarvan kan niet met vrucht worden bestreden door enkel te wijzen op de voor de individuele ambtenaar nadelige gevolgen daarvan. Daarbij betrekt de rechtbank nog dat met de invoering van het LFNP harmonisatie en uniformering is beoogd, waaraan inherent is dat niet voor iedereen de situatie bij de oude kan blijven.
2.19
Nu van ernstige feilen aan de inhoud of de totstandkoming van de Regeling of de transponeringstabel geen sprake is, kunnen deze derhalve als grondslag dienen voor het daarop gebaseerde bestreden besluit.
Matching
2.2
Eiser heeft voorts aangevoerd dat het criterium dat bepalend is voor de keuze tussen de LFNP-functies Teamchef B (schaal 10) en Teamchef C (schaal 12), te weten dat bij Teamchef C sprake is van de aanpak van (niet eerder verkende) problematiek, ten onrechte niet nader is gedefinieerd.
2.21
De rechtbank stelt vast dat in de LFNP-functiebeschrijving van Teamchef C de zinsnede “de aanpak van (niet eerder verkende) problematiek” nader wordt uitgewerkt door de daaropvolgende tekst:
“Hierbij is sprake van aanpak van (niet eerder verkende) problematiek:
  • die zelfstandige inzet en inbreng van het team vergt door het kiezen en (verder) ontwikkelen van specialistische methoden en technieken, beleidsproducten en nieuwe benaderingswijzen, waarbij externe oriëntatie aan de orde is en waarvoor oplossingsrichtingenbekend zijn; en/of
  • waarin Specialisten de aanpak van deze problematiek structureel middels directe inzet en inbreng ondersteunen.”
2.22
In bijlage 5 van de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013 is een schematisch overzicht gegeven van alle activiteiten en resultaten van Teamchef B versus teamchef C, waarin voornoemde aspecten terugkeren. De rechtbank acht het verschil tussen de functies Teamchef B en Teamchef C voldoende duidelijk. Dat blijkens de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013 (p. 26-30) geen korpsfunctiebeschrijving is gevonden die aan voornoemde eisen voor de functie Teamchef C voldoet, maakt dit niet anders. In de Handleiding wordt toegelicht dat in een aantal korpsfunctiebeschrijvingen wel voorkomt het
toepassenvan specialistische methoden en technieken, beleidsproducten en nieuwe benaderingswijzen, maar dat dit niet gelijk is te stellen met het
kiezen en verder ontwikkelenervan.
2.23
Voorts heeft eiser betoogd dat hij wel voldoet aan de eisen van de LFNP-functie Teamchef C. Binnen zijn verzorgingsgebied is sprake van de aanpak van (niet eerder verkende) problematiek die zelfstandige inzet en inbreng van het team vergt door het kiezen en (verder) ontwikkelen van specialistische methoden en technieken, beleidsproducten en nieuwe benaderingswijzen, waarbij externe oriëntatie aan de orde is en waarvoor oplossingsrichtingen bekend zijn. Bovendien geeft eiser leiding aan specialisten, namelijk de Projectleiders [#], die zijn gematcht als Operationeel Specialisten B, aldus eiser.
2.24
De rechtbank stelt vast dat uit het functievergelijkingsformulier blijkt dat Teamchef B het meest vergelijkbaar is geacht omdat in de korpsfunctiebeschrijving van eiser geen sprake is van “(niet eerder verkende) problematiek, nieuwe benaderingswijzen en/of werkzaamheden waarin specialisten de aanpak van deze problematiek structureel middels directe of indirecte inzet en inbreng ondersteunen”. Die motivering acht de rechtbank niet onbegrijpelijk. Deze beroepsgrond faalt.
Hardheidsclausule
2.25
Niet in geschil is dat de Regeling voorschrijft dat verweerder bij de toekenning van en overgang naar een LFNP functie de transponeringstabel volgt, behoudens eventuele toepassing van de hardheidsclausule. Eiser heeft daar een beroep op gedaan. Hij heeft gesteld dat het bestreden besluit ernstig negatieve gevolgen voor zijn inkomen heeft. Beoordeeld moet worden of verweerder in redelijkheid heeft kunnen afzien van toepassing van de hardheidsclausule.
2.26
Verweerder heeft in dit kader gewezen op de waarborgen betreffende het behoud van de geldende salarisschaal en de vooruitzichten in die salarisschaal. Zoals volgt uit de toelichting op artikel 8 van de Regeling, is in artikel 6 van het Bbp vastgelegd dat geen enkele ambtenaar door de invoering van het LFNP er in salaris op achteruit gaat. Nu niet is gebleken van negatieve financiële gevolgen voor eiser, is er geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen afzien van toepassing van de hardheidsclausule.
3.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot de slotsom dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Wel ziet de rechtbank in de gepasseerde bevoegdheidsgebreken aanleiding verweerder in de proceskosten te veroordelen. Het mag zo zijn dat eiser met zijn beroep in de kern is opgekomen tegen de inhoud van het bestreden besluit en dat verweerder steeds ervan is uitgegaan dat het bestreden besluit namens hem was genomen en daar ook steeds achter stond, maar er was duidelijk sprake van bevoegdheidsgebreken en verweerder heeft de bevoegdheidsgebreken eerst in een uiterst laat stadium hersteld. De rechtbank acht een proceskostenveroordeling om die reden passend. De rechtbank kent hiervoor 1 punt toe met een wegingsfactor 0,25. Per punt wordt een vergoeding van € 490,- toegekend.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 122,50 te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, voorzitter, mr. G. Guinau en
mr. A.T.B. de Vries, leden, in aanwezigheid van A.G.J. Deckers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.