In deze zaak heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot de besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen over de zorgtoeslag, huurtoeslag en kinderopvangtoeslag voor de jaren 2012, 2013 en 2014. Verzoekster stelt dat deze besluiten uitsluitend gebaseerd moeten worden op haar inkomen, zonder rekening te houden met haar halfbroer, die als toeslagpartner wordt aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft op 27 januari 2015 uitspraak gedaan na een zitting op 13 januari 2015, waar beide partijen zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft overwogen dat verzoekster en haar halfbroer sinds 2009 op hetzelfde adres zijn ingeschreven en dat er geen zakelijke huurovereenkomst is, waardoor de Belastingdienst terecht de halfbroer als toeslagpartner heeft aangemerkt. Verzoekster heeft geprobeerd te betogen dat zij recht heeft op de toeslagen zonder de invloed van haar halfbroer, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de regelgeving dit niet ondersteunt. De voorzieningenrechter heeft ook het beroep op het vertrouwensbeginsel afgewezen, omdat er geen duidelijke toezegging van een bevoegde ambtenaar is gedaan die verzoekster in haar standpunt zou kunnen steunen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de Belastingdienst al besluiten had genomen voor de jaren 2012 en 2013 op basis van het inkomen van verzoekster. Voor 2014 is de situatie nog in geschil, maar de voorzieningenrechter heeft voorlopig geoordeeld dat de halfbroer als toeslagpartner kan worden aangemerkt. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.