ECLI:NL:RBNHO:2015:450

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
26 januari 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 3995
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake zorgtoeslag, huurtoeslag en kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot de besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen over de zorgtoeslag, huurtoeslag en kinderopvangtoeslag voor de jaren 2012, 2013 en 2014. Verzoekster stelt dat deze besluiten uitsluitend gebaseerd moeten worden op haar inkomen, zonder rekening te houden met haar halfbroer, die als toeslagpartner wordt aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft op 27 januari 2015 uitspraak gedaan na een zitting op 13 januari 2015, waar beide partijen zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank heeft overwogen dat verzoekster en haar halfbroer sinds 2009 op hetzelfde adres zijn ingeschreven en dat er geen zakelijke huurovereenkomst is, waardoor de Belastingdienst terecht de halfbroer als toeslagpartner heeft aangemerkt. Verzoekster heeft geprobeerd te betogen dat zij recht heeft op de toeslagen zonder de invloed van haar halfbroer, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de regelgeving dit niet ondersteunt. De voorzieningenrechter heeft ook het beroep op het vertrouwensbeginsel afgewezen, omdat er geen duidelijke toezegging van een bevoegde ambtenaar is gedaan die verzoekster in haar standpunt zou kunnen steunen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de Belastingdienst al besluiten had genomen voor de jaren 2012 en 2013 op basis van het inkomen van verzoekster. Voor 2014 is de situatie nog in geschil, maar de voorzieningenrechter heeft voorlopig geoordeeld dat de halfbroer als toeslagpartner kan worden aangemerkt. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/3995, 14/4046, 14/4047, 14/4048 en 14/4049
uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 januari 2015 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[verzoekster], te[woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: Th. W. van Gelderen),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. D.W.L.M. van Veldhuizen).

Procesverloop

Verzoekster heeft de voorzieningenrechter op 7 oktober 2014 verzocht een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat verweerder zijn besluiten inzake de zorgtoeslag, huurtoeslag en kinderopvangtoeslag over de berekeningsjaren 2012, 2013 en 2014 uitsluitend baseert op het inkomen van verzoekster, zonder toeslagpartner.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2015. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Ter zitting is gebleken dat verzoekster de uiteindelijke uitkomst van de berekeningen van de toeslagen zoals deze zijn vastgesteld in de besluiten over 2012 en 2013 (bij besluiten van 15 augustus 2014 en 14 november 2014) niet betwist. Hierin heeft verweerder de toeslagen definitief vastgesteld, gebaseerd op uitsluitend het inkomen van verzoekster, waarbij een kanttekening is gemaakt dat nog beslist dient te worden over de zorgtoeslag over 2012.
Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat de definitieve berekening van de zorgtoeslag over berekeningsjaar 2012 binnenkort wordt afgegeven. Verweerder heeft toegezegd verzoekster zo mogelijk te informeren over de termijn waarop dit zal plaatsvinden.
Tussen partijen is nog in geschil de vraag of verweerder zich voor de berekening van de toeslagen over 2014 terecht op het standpunt stelt dat sprake is van een toeslagpartner, te weten de halfbroer van verzoekster, [halfbroer verzoekster] (hierna:[halfbroer verzoekster]).
Gebleken is dat de door verzoekster gevraagde voorlopige voorziening mede ziet op de beroepszaak HAA 14/4805 die betrekking heeft op het besluit van 5 november 2014, waarin verweerder de voorschotten kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget over 2014 heeft berekend over het gezamenlijk inkomen van verzoekster en[halfbroer verzoekster]. Verweerder stelt dat[halfbroer verzoekster] de toeslagpartner van verzoekster is.
Ingevolge artikel 1a van de Wet kinderopvang (Wko), zoals deze luidde ten tijde van belang, is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) van toepassing. Ingevolge artikel 5, tweede lid, onder b van de Wet op het kindgebonden budget (hierna: de Wkb) wordt de ouder die over het berekeningsjaar reeds in aanmerking komt voor een andere tegemoetkoming waarvan de uitvoering is opgedragen aan de Belastingdienst/Toeslagen, geacht een aanvraag als bedoeld in artikel 15 van de Awir voor het kindgebonden budget te hebben gedaan.
In artikel 3, tweede lid onder e van de Awir, zoals deze luidde ten tijde van belang, is bepaald dat onder partner mede wordt verstaan degene die als ingezetene op hetzelfde woonadres is ingeschreven in de basisregistratie personen als de belanghebbende en die evenals de belanghebbende meerderjarig is, waarbij op dat woonadres tevens een minderjarig kind van ten minste een van beiden staat ingeschreven, behoudens ingeval de belanghebbende door middel van een schriftelijke huurovereenkomst, waaraan bij ministeriële regeling nadere voorwaarden kunnen worden gesteld, doet blijken dat een van beiden op zakelijke gronden een gedeelte van de woning huurt van de ander.
7. Op grond van de stukken in het dossier en hetgeen verklaard is ter zitting concludeert de rechtbank dat[halfbroer verzoekster] sinds 2009 is ingeschreven in de basisregistratie personen op hetzelfde woonadres als verzoekster en dat ook de kinderen van verzoekster op dit adres woonachtig zijn. Nu verzoekster en[halfbroer verzoekster] geen zakelijke huurovereenkomst hebben heeft verweerder[halfbroer verzoekster] terecht aangemerkt als haar toeslagpartner. Daaraan doet niet af dat[halfbroer verzoekster] de halfbroer van verzoekster is, een[soort]-uitkering ontvangt en dat verzoekster de zorg over hem heeft.
8. Anders dan verzoekster meent is bij het voorgaande ook niet van belang dat zij beschikt over een verklaring van het UWV in het kader van het Besluit aanwijzing registraties gezamenlijk huishouding 1998 (hierna: het Besluit). Uit artikel 2 van het Besluit blijkt dat dit besluit niet van toepassing is op de Wko en de Wkb. Volledigheidshalve wijst de rechtbank erop dat de verwijzing in artikel 2, aanhef en onder f van dit besluit naar de Toeslagenwet geen betrekking heeft op de hier in geschil zijnde toeslagen.
9. Ook het beroep dat verzoekster heeft gedaan op het vertrouwensbeginsel kan haar niet baten. Volgens vaste jurisprudentie kan een beroep op het vertrouwensbeginsel slechts slagen indien gebleken is van een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging van de zijde van daartoe bevoegde ambtenaar.
10. Verzoekster heeft gewezen op een brief van 27 mei 2014, gericht aan de Belastingdienst/Toeslagen t.a.v. mevrouw[naam]. Hierin wordt een telefoongesprek weergegeven waarin de laatste zou hebben gesteld: “
dat het inderdaad onterecht is dat de Belastingdienst mijn broertje/pleegzoon [halfbroer verzoekster] (eerstegraads) gezien wordt als mijn toeslag partner. En dat zij ervoor gaat zorgen dat dit gecorrigeerd en terug gedraaid wordt.” De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om aan deze brief de waarde te hechten die verzoekster er aan hecht. Nog daargelaten de vraag of mevrouw[naam] een daartoe bevoegde ambtenaar is, is de brief niet meer of anders dan een door verzoekster gegeven weergave van een telefoongesprek. Deze kan niet dienen als bewijs van een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging door verweerder.
11. Ook de verwijzing van verzoekster naar een uitdraai van “Mijn Toeslagen” met een statusoverzicht van 17 maart 2014 tot en met 17 september 2014 (bijlage 3 van het beroep) acht de rechtbank daartoe onvoldoende. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de hierin opgenomen melding “Partnerschap beëindigd per 1 januari 2012” van 26 juni 2014 ziet op het besluit van 2 juli 2014, waarbij ambtshalve het kindgebonden budget over het berekeningsjaar 2012 en 2013, en de kinderopvangtoeslag over 2013 is herzien. Verweerder heeft achteraf onderkend dat dit besluit onjuist was en de melding gewijzigd, en uiteindelijk de rechtsgevolgen in stand gelaten. De rechtbank is van oordeel dat de vermelding in het systeem geen besluit is, en niet zo ver strekt dat daarin een onvoorwaardelijke toezegging kan worden gelezen dat verzoekster ook in 2014 ervan kan uitgaan dat[halfbroer verzoekster] niet als toeslagpartner kan worden aangemerkt.
12. In hetgeen verzoekster heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening. Voor de berekeningsjaren 2012 en 2013 heeft verweerder reeds besluiten genomen waarbij uitsluitend het inkomen van verzoekster het uitgangspunt is. Wat betreft de besluiten ten aanzien van 2014 is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat verweerder[halfbroer verzoekster] als toeslagpartner van verzoekster kan aanmerken. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.