ECLI:NL:RBNHO:2015:4489
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstand intrekking
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 mei 2015 uitspraak gedaan op het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening in verband met de intrekking van haar bijstandsuitkering. De intrekking vond plaats op basis van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, dat de uitkering per 16 februari 2015 beëindigde. Verzoekster betwistte de rechtmatigheid van dit besluit en stelde dat zij haar hoofdverblijf had op het opgegeven adres. Tijdens de zitting op 13 mei 2015 heeft verzoekster verklaard dat zij alleen op het opgegeven adres verblijft, maar de voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat verzoekster niet in staat was om de onduidelijkheid over haar woonsituatie op te helderen. Er zijn meerdere onaangekondigde huisbezoeken uitgevoerd, waarbij verzoekster niet werd aangetroffen en er aanwijzingen waren dat zij mogelijk op een ander adres verbleef. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over haar verblijfplaats en dat de woning niet voldeed aan de eisen voor een hoofdverblijf. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat verzoekster recht had op bijstand. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het besluit van de verweerder niet als onrechtmatig kon worden aangemerkt. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.