ECLI:NL:RBNHO:2015:4471

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juni 2015
Publicatiedatum
2 juni 2015
Zaaknummer
3151655 - CV EXPL 14-6495
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • C.A. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van grondafhandelaar voor onjuist verwerken van luchtvracht en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de rechtspersoon naar Russisch recht, Air Bridge Cargo Airlines LLC, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, Aviapartner Cargo B.V. Air Bridge heeft Aviapartner gedagvaard wegens schade die is ontstaan door fouten van Aviapartner bij de grondafhandeling van luchtvracht op luchthaven Schiphol. De kern van het geschil betreft de vraag of Aviapartner aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die Air Bridge heeft geleden als gevolg van deze fouten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen een 'Ground Handling Agreement' hebben gesloten, waarin is bepaald dat op hun juridische verhouding Nederlands recht van toepassing is. De rechter heeft het verweer van Aviapartner verworpen, dat zij niet aansprakelijk zou zijn op grond van het dwingendrechtelijke aansprakelijkheidsregime van het Verdrag van Warschau en andere internationale verdragen. De rechter oordeelde dat de overeenkomst van grondafhandeling niet onder deze verdragen valt, waardoor Aviapartner niet beperkt is in haar aansprakelijkheid.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat Aviapartner in verzuim is geraakt door fouten bij de verwerking van de vracht, waardoor Air Bridge schade heeft geleden. De vordering van Air Bridge tot schadevergoeding is toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten zijn voor rekening van Aviapartner, die in het ongelijk is gesteld. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van grondafhandelaars in de luchtvrachtsector en de toepassing van Nederlands recht in dergelijke geschillen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 3151655 \ CV EXPL 14-6495
datum uitspraak: 3 juni 2015

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake

de rechtspersoon naar Russisch recht AIR BRIDGE CARGO AIRLINES LLC.

te Moskou, Rusland
eiseres
hierna te noemen Air Bridge
gemachtigde mr. C.A.R. van Wulfften Palthe
tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AVIAPARTNER CARGO B.V.

te Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Aviapartner
gemachtigde mr. F.G. Vreede

De procedure

Air Bridge heeft Aviapartner gedagvaard op 5 juni 2014. Aviapartner heeft schriftelijk geantwoord. Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, heeft Air Bridge schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna Aviapartner nog een schriftelijke reactie heeft gegeven.

De feiten

Air Bridge heeft als vervoerder in oktober 2008 met Aviapartner België als grondafhandelaar een "Ground Handling Agreement – Simplified Procudure" (hierna: de overeenkomst) gesloten, met betrekking tot de verwerking van luchtvracht van Air Bridge op luchthaven Schiphol door Aviapartner. De overeenkomst verwijst naar "Annex A" en een "Main Agreement".
In de overeenkomst staat de volgende forumkeuze:
"[…] All judicial suits deriving from the execution of the Handling Agreement, even by means of guarantee, and even in the case of plurality of defendants, must be brought exclusively before the courts of the Netherlands. All juridical relationships between The Carrier, the Handling Company or the rightful claimant will, with the application of the present Main Agreement, be ruled by the law of the Netherlands […]"
In de overeenkomst staat voorts - voor zover hier relevant -:
"[…] Without prejudice to the above, the Handling company shall be liable to the Carrier for any delay in cargo/mail dispatching in case any of the Handling Company's employees have been found responsible for. […]"
De Main Agreement regelt -voor zover relevant -:
"[…]
Article 8Liability and Indemnity[…]
8.1 (…) the Carrier shall not make any claim against the Handling Company and shall indemnify it […] against any legal liability for claims or suits, including costs and expenses incidental thereto, in respect of: […]
damage to or delay or loss of bagage, cargo or mail carried or to be carried by the Carrier […] arising from any act of omission of the Handling Company in the performance of this Agreement unless done with intent to cause damage, death, delay, injury or loss or recklessly and with the knowledge that damage, death, delay, injury or loss would probably result […]"
Vanaf juni 2011 tot en met november 2011 heeft Air Bridge in totaal $ 17.539,26 aan Aviapartner in rekening gebracht als schadevergoeding nadat in acht gevallen door fouten van Aviapartner luchtvracht op een verkeerde bestemming terecht was gekomen.
Aviapartner heeft onder verwijzing naar de door IATA opgestelde SGHA elke aansprakelijkheid van de hand gewezen.

De vordering

Air Bridge vordert (samengevat) veroordeling van Aviapartner tot betaling van $ 17.539,26, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, en € 1.000,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. Air Bridge legt aan de vordering ten grondslag dat Aviapartner in 2011 tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door in acht gevallen goederen onjuist of in afwijking van de instructies van Air Bridge te verwerken. Dit heeft Aviapartner ook erkend. De betreffende goederen zijn daardoor op een verkeerde bestemming terecht gekomen, en Air Bridge heeft extra kosten, waaronder opslag-, terminal- en transportkosten, moeten maken om de goederen alsnog op de plaats van bestemming te krijgen. Gezien de toepasselijkheid van Nederlands recht is Aviapartner aldus toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en daarom verplicht de schade te vergoeden die Air Bridge daardoor lijdt.

Het verweer

Aviapartner betwist de vordering. Aviapartner weerspreekt dat zij aansprakelijk is voor de schade van Air Bridge die is ontstaan doordat Aviapartner tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Aviapartner voert daartoe primair aan dat bij schade die verband houdt met vervoer van goederen door de lucht het dwingendrechtelijke aansprakelijkheidsregime geldt van het Verdrag van Warschau, het Haags Protocol 1955 en het Verdrag van Montreal (hierna: VvW/HP/VvM). Dit regime houdt in dat een grondafhandelaar slechts aansprakelijk is voor schade, als de luchtvaartmaatschappij daarvoor aansprakelijk is ten opzichte van de verzender of afzender van de goederen (hierna: ladingbelanghebbende). Waar Air Bridge niet aansprakelijk is voor schade of verlies van goederen jegens een ladingbelanghebbende, bestaat geen aansprakelijkheid van Aviapartner ten opzichte van Air Bridge. Het dwingendrechtelijke regime van VvW/HP/VvM is niet doorbroken door het bepaalde in artikel 5.1 van de overeenkomst, waarin is overeengekomen dat Aviapartner aansprakelijk is voor schade die voortkomt uit vertraging, te wijten aan werknemers van Aviapartner. Met artikel 5.1 van de overeenkomst is weliswaar afgeweken van de exoneratieregeling van artikel 8 lid 1 van de Main Agreement, echter artikel 5.1 houdt geen afwijking in van de aansprakelijkheidsregeling van VvW/HP/VvM. Subsidiair kan Aviapartner alleen gehouden aansprakelijk worden gehouden voor de waardevermindering van de lading en daarvan is niet gesteld of gebleken.

De beoordeling

Partijen hebben bij de overeenkomst bepaald dat op hun juridische verhouding Nederlands recht van toepassing is en daarbij de Nederlandse rechtbanken bevoegd verklaard van hun geschillen kennis te nemen. Aangezien partijen daarbij niet een specifieke rechtbank hebben aangewezen, acht de kantonrechter zich op grond van artikel 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd van de zaak kennis te nemen.
De kern van het geschil is of Aviapartner aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die Airbridge heeft geleden als gevolg van fouten door werknemers van Aviapartner bij de grondafhandeling.
3. De kantonrechter verwerpt het verweer van Aviapartner dat zij bij een tekortkoming bij de uitvoering van de overeenkomst op grond van VvW/HP/VvM niet, althans slechts beperkt, aansprakelijk kan zijn voor de schade die Air Bridge daardoor lijdt. Voor de toepasselijkheid van VvW/HP/VvM dient sprake te zijn van internationaal vervoer van personen, bagage of goederen met luchtvaartuigen. Partijen hebben echter een overeenkomst van grondafhandeling gesloten. Weliswaar speelt Aviapartner als grondafhandelaar een rol bij de uitvoering van de vervoerovereenkomst die Air Bridge en haar contractpartners, de ladingbelanghebbenden, hebben gesloten, echter naar het oordeel van de kantonrechter kan die rol niet tot de conclusie leiden dat de overeenkomst van grondafhandeling als een vervoerovereenkomst in de zin van artikel 1 VvW/HP/VvW kan worden aangemerkt, dan wel daarvan deel uitmaakt. Uit de omstandigheid dat de overeenkomst niet onder de werking van VvW/HP/VvW valt, volgt tevens dat de aansprakelijkheid van Aviapartner niet is beperkt tot de mate van aansprakelijkheid van Air Bridge ten opzichte van de ladingsbelanghebbenden.
4. Uit het voorgaande volgt dat de aansprakelijkheid van Aviapartner jegens Air Bridge moet worden beoordeeld aan de hand van de tussen hen gesloten overeenkomst en het toepasselijk verklaarde Nederlands recht.
5. Aviapartner heeft niet weersproken dat haar werknemers fouten hebben gemaakt bij het verwerken van vracht. Voor het slagen van de vordering van Air Bridge tot schadevergoeding op grond van wanprestatie is vereist dat Aviapartner in verzuim is. Door de fouten bij de verwerking van de vracht is nakoming door Aviapartner blijvend onmogelijk geworden, waardoor zij in verzuim is komen te verkeren. Op grond van de artikelen 6:74 en 6:76 Burgerlijk Wetboek (BW) in verbinding met artikel 6:95 BW is Aviapartner aansprakelijk voor de vermogensschade en ander nadeel dat Air Bridge heeft geleden. Artikel 5.1 van de overeenkomst spreekt over aansprakelijkheid van de grondafhandelaar voor schade als gevolg van vertraging bij de afhandeling. Niet is weersproken dat de door Air Bridge opgevoerde opslag-, terminal- en transportkosten onder kosten in verband met vertraging vallen. Vast staat ook dat deze kosten als gevolgschade kunnen worden aangemerkt. Aviapartner dient deze schade dan ook te vergoeden. Dit betekent dat haar verweer dat alleen voor de vermindering van de waarde van de vracht een vergoeding is verschuldigd, wordt verworpen.
6. Nu Air Bridge echter niet de nakoming van een handelsovereenkomst, maar schade als gevolg van toerekenbare tekortkoming aan de vordering ten grondslag legt, is geen plaats voor toewijzing van de wettelijke rente bij handelsovereenkomsten in de zin van artikel 6:119a BW. Daarom zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen.
7. Omdat Aviapartner de facturen in verband met de schade onbetaald heeft gelaten, is zij daarover ook de wettelijke rente verschuldigd. Air Bridge heeft aannemelijk gemaakt dat zij kosten heeft moeten maken om haar vordering buiten rechte te incasseren. Ook de gevorderde en niet bestreden buitengerechtelijke kosten komen daarom als vermogens-schade voor vergoeding in aanmerking.
8. De conclusie is dat de vordering van Air Bridge dient te worden toegewezen. Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen bespreking meer nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
9. De proceskosten komen voor rekening van Aviapartner omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. De nakosten worden eveneens toegewezen, voor zover Air Bridge nakosten maakt en tot € 100,--.

De beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt Aviapartner tot betaling aan Air Bridge van $ 17.539,26, te vermeerderen met de wettelijke rente over de vervaldata van de onderscheiden facturen, en tot betaling van € 1.000,00 wegens buitengerechtelijke kosten;
- veroordeelt Aviapartner tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Aviapartner tot en met vandaag worden begroot op:
dagvaarding € 81,27
griffierecht € 923,00
salaris gemachtigde € 600,00;
- veroordeelt Air Bridge tot betaling van € 100,-- aan nakosten voor zover deze daadwerkelijk door Aviapartner worden gemaakt;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. van Dijk en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.