Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
Feiten
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Aviapartner Cargo B.V. en Air Bridge Cargo Airlines LLC. Aviapartner, een vrachtafhandelingsagent gevestigd op Schiphol, was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin de kantonrechter had geoordeeld dat Aviapartner aansprakelijk was voor schade die Air Bridge had geleden als gevolg van fouten in de uitvoering van een grondafhandelingsovereenkomst. De kantonrechter had de vorderingen van Air Bridge grotendeels toegewezen, ondanks het verweer van Aviapartner dat het dwingendrechtelijke regime van het Verdrag van Warschau van toepassing was, waardoor zij niet aansprakelijk kon zijn voor de gevorderde kosten.
Het hof oordeelde dat het Verdrag van Warschau, dat enkel van toepassing is op internationaal luchtvervoer, niet van toepassing was op de grondafhandelingsovereenkomst tussen partijen. Het hof stelde vast dat de overeenkomst niet als een vervoersovereenkomst kon worden aangemerkt, en dat de kosten die Air Bridge vorderde, eigen kosten waren die voortvloeiden uit fouten van Aviapartner. Het hof bevestigde dat de aansprakelijkheid van Aviapartner moest worden beoordeeld aan de hand van de tussen hen gesloten overeenkomsten en het toepasselijke Nederlandse recht.
De grieven van Aviapartner, die zich richtten tegen de afwijzing van het verweer door de kantonrechter, werden door het hof verworpen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde Aviapartner in de proceskosten van het geding in hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt de scheiding tussen grondafhandeling en luchtvervoer en de beperkingen van de aansprakelijkheid van grondafhandelaars in het kader van internationale luchtvaartverdragen.