Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 april 2015 in de zaak tussen
[eisers], te [woonplaats], eisers
Procesverloop
Overwegingen
1 februari 2012 die de commissie in haar advies heeft aangehaald niet van toepassing is op de voorliggende zaak, omdat het gebruik van een bouwwerk ten behoeve van het onderhoud van groenvoorzieningen de verwezenlijking van een gebouw met een bouwhoogte van 15 meter niet in de weg staat. Dat dit een niet realistisch gebouw oplevert is volgens verweerder niet relevant. Het onderhoudsgebouw kan worden uitgevoerd als een zogeheten folly. De omvang van de schade is gelet hierop volgens verweerder juist vastgesteld.
“De gronden direct ten noordwesten van het object waren in het oude planologische regime bestemd voor gazon en beplantingen en tevens voor inritten en parkeergelegenheden. Dit gebruik kon bij maximale invulling reeds leiden tot enige overlast, waaronder ook inschijnende koplampen. Hierbij merken wij op dat niet relevant is of aanvragers voorheen inderdaad overlast ondervonden van een dergelijk gebruik van de gronden, de maximaal nadelige invulling van het oude planologische regime is immers leidend. Per saldo leidt de planologische wijziging echter tot enige toename van de overlast. De komst van woningen direct tegenover het object leidt tot, met name, geluidsoverlast van mensen (en voertuigen) en lichthinder. Het gebruik van de gronden ten behoeve van wonen kan als meer permanent worden aangemerkt (24 uur per dag, 365 dagen per jaar). Verder is niet uit te sluiten dat de nieuwbouwwoningen tegenover het object direct ontsluiten op de [naam weg]. Hierdoor kan er sprake zijn van inschijnende koplampen. Concluderend zijn aanvragers, gelet op het bovenstaande, voor wat betreft overlast in een nadeliger positie komen te verkeren. Wel dient ook hier opgemerkt te worden dat tussen het object en het plangebied nog de doorgaande Middenweg is gelegen.”
Beslissing
mr. M. Kraefft en mr. S. Slijkhuis, leden, in aanwezigheid van mr. W.I.K. Baart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2015.