Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2015 in de zaak tussen
de burgemeester van de gemeente Zaanstad, verweerder
[naam derde partij 1]en
[naam derde partij 2], te [woonplaats].
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 april 2015 uitspraak gedaan in een beroep dat betrekking heeft op de herroeping van een horeca-exploitatievergunning. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.J. Boekel, had eerder een vergunning verkregen voor de duur van één jaar, maar deze werd herroepen door de burgemeester van de gemeente Zaanstad, verweerder, na een bezwaar van derde-partijen. Eiser stelde dat het bestreden besluit samenhangt met de weigering om de vergunning om te zetten naar een vergunning voor onbepaalde tijd en dat hij belang had bij het beroep omdat hij schade zou lijden door de herroeping van de vergunning.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser geen belang kan ontlenen aan de gestelde samenhang tussen de besluiten, aangezien het bestreden besluit betrekking heeft op een inmiddels geëxpireerde vergunning. De rechtbank heeft ook overwogen dat de aangekondigde schadeclaim van eiser niet voldoende onderbouwd is om procesbelang aan te nemen. Eiser heeft slechts op één dag, 18 december 2014, geen gebruik kunnen maken van de vergunning, en het is niet aannemelijk dat hij daardoor schade heeft geleden, aangezien zijn horecabedrijf alleen op vrijdagen en zaterdagen geopend was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank niet inhoudelijk op de zaak is ingegaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen, waaronder de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.