Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1],
2.[eiser 2],
3.[eisers 1],
4.[eisers 2],
Eisers sub 3 en 4 zijn eigenaren van onderscheidenlijk de percelen en de daarop gelegen woningen aan de [adres 3] en [adres 4] in [plaats].
bevoegdheidom woningen in de directe nabijheid van hun woningen of woonarken te bouwen, is geen oorzaak als bedoeld in het eerste lid en komt derhalve niet voor vergoeding in aanmerking. Pas als aan een in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid toepassing is gegeven, kan er sprake zijn van een wijzigingsplan zoals genoemd als een oorzaak van planschade in artikel 6.1, tweede lid van de Wro. De wet staat derhalve toekenning van planschade in verband met het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid niet toe. Dat wordt niet anders door de omstandigheid dat eisers stellen schade te hebben geleden door het opnemen van de wijzigingsclausule. Voor het toekennen van (plan)schadevergoeding dient immers een wettelijke grondslag te zijn, en die is er thans niet. Voor zover eisers aanvoeren dat het niet vergoeden van planologische schaduwschade tot onbillijkheden leidt is het aan de wetgever om te beslissen of hierin door wetswijziging verandering moet worden gebracht.