Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
mr. E. Visser en van wat verdachte en zijn raadsman mr. F.J.V.H. Stoffels, advocaat te Zevenbergen, naar voren hebben gebracht.
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen omtrent beeldmateriaal, opgesteld door verbalisant[verbalisant 1]d.d. 4 december 2012 (dossierpagina’s 29, 30 en 31);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisant [verbalisant 2] d.d. 19 februari 2013 (dossierpagina’s 10 en 11);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen (inbeslagname datadrager(s)), opgesteld door verbalisant[verbalisant 3] d.d. 8 oktober 2013 (dossierpagina 75);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van relaas, opgesteld door verbalisant [verbalisant 4] d.d. 15 juli 2014 (dossierpagina’s 4 en 5);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen omtrent het onderzoek van inbeslaggenomen goederen, opgesteld door verbalisant [verbalisant 5] d.d. 26 maart 2014 (dossierpagina 57); en
- een schriftelijk bescheid, te weten de collectiescan, zoals deze is opgenomen als bijlage II bij het hierboven genoemde proces-verbaal van bevindingen omtrent het onderzoek van inbeslaggenomen goederen door verbalisant [verbalisant 5](dossierpagina’s 61 en 62).
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sancties
3 maart 2015, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder door de strafrechter is veroordeeld;
De rechtbank zal echter bepalen dat het leeuwendeel van deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank is voorts van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren, zoals ook door de officier van justitie is gevorderd, moet worden opgelegd.
7.Toepasselijke wettelijke voorschriften
8.Beslissing
120 (honderd twintig) dagen, met bevel dat een gedeelte van deze straf, groot
117 (honderd zeventien) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
180 (honderdtachtig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 dagen hechtenis.