ECLI:NL:RBNHO:2015:2901

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 april 2015
Publicatiedatum
7 april 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 4708
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kosten van ontmanteling hennepkwekerij verhaald op verhuurder; overtreder in juridische zin

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en het college van burgemeester en wethouders van Heerhugowaard. De verhuurder, eiser, werd door de gemeente aangemerkt als overtreder omdat hij de kosten van de spoedeisende bestuursdwang, die nodig was voor de ontmanteling van een hennepkwekerij in zijn pand, moest vergoeden. De rechtbank oordeelde dat de verhuurder, als eigenaar van het pand, had moeten weten dat het pand als hennepkwekerij werd gebruikt. Dit oordeel was gebaseerd op de jurisprudentie die stelt dat een verhuurder zich tot op zekere hoogte moet informeren over het gebruik van zijn pand. De verhuurder had verklaard dat hij regelmatig met zijn huurders sprak en het pand bezocht, maar de rechtbank vond deze controle onvoldoende. De huurders hadden illegaal stroom afgetapt en de verhuurder had geen adequate administratie van zijn huurders. De rechtbank concludeerde dat de verhuurder niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet op de hoogte kon zijn van het gebruik van het pand voor illegale activiteiten.

De rechtbank oordeelde verder dat de kosten van de bestuursdwang, die € 2.806,32 bedroegen, terecht op de verhuurder werden verhaald. De verhuurder had aangevoerd dat hij niet verantwoordelijk was voor de kosten omdat hij het pand zonder dwang had ontsloten op verzoek van de brandweer. De rechtbank stelde echter vast dat er voldoende feitelijke grondslag was voor de spoedeisende bestuursdwang vanwege het brandgevaar en dat de verhuurder als overtreder kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van de verhuurder ongegrond en wees erop dat hij de kosten eventueel op zijn huurders kon verhalen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/4708

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2015 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Heerhugowaard, verweerder

(gemachtigde: M. Tol en G. Westerneng).

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser aangemerkt als overtreder en de kosten van de spoedeisende bestuursdwang op hem verhaald.
Bij besluit van 6 augustus 2014 heeft verweerder de verschuldigde kosten van de spoedeisende bestuursdwang vastgesteld op € 2.806,32.
Eiser tegen beide besluiten bezwaar gemaakt, maar het bezwaar tegen het besluit van 6 augustus 2014 ingetrokken.
Bij besluit van 3 oktober 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2015. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Eiser is eigenaar van een bedrijfsruimte aan de [adres]. In het pand heeft de brandweer op 30 april 2014, na een brand, een hennepkwekerij aangetroffen. Politie en toezichthouders van verweerder zijn hierop ingeschakeld. De 1833 hennepplanten zijn door de politie in beslaggenomen en vernietigd. Liander heeft op verzoek van verweerder de elektriciteitsvoorziening afgekoppeld. Voorts heeft een ontmantelingsbedrijf in opdracht van verweerder goederen die de gevaarlijke situatie veroorzaakten afgevoerd. De totale kosten van ontmanteling middels spoedeisende bestuursdwang bedragen € 2.806,32.
Tussen partijen is niet in geschil dat vanwege het aanwezige (brand)gevaar, elektrocutiegevaar en ontploffingsgevaar het gebruik van het bedrijfspand als hennepkwekerij in strijd was met de artikelen 6.7, 6.8 7.10 en 7.22 van het Bouwbesluit, alsmede met artikel 1b, tweede en derde lid van de Woningwet.
Verweerder heeft eiser als eigenaar van het pand en verhuurder van het perceel aangemerkt als overtreder op wie de kosten van de spoedeisende bestuursdwang verhaald worden. Verweerder heeft in het bestreden besluit onder verwijzing naar het advies van de commissie voor bezwaarschriften het bezwaar ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat eiser terecht als overtreder is aangemerkt omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet wist of niet kon weten dat het pand als hennepkwekerij werd gebruikt.
Eiser heeft aangevoerd dat niet hij, maar zijn huurders dienen te worden aangemerkt als overtreders. Hij wist niet dat er in het door hem verhuurde pand wiet verbouwd werd.
Op grond van artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
Volgens vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2013:2256) kan eiser, als verhuurder van het pand, als overtreder worden aangemerkt indien hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat het pand als hennepkwekerij wordt gebruikt. Van de eigenaar van een pand kan worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het door hem verhuurde pand worden gemaakt (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2014:2019). De eigenaar dient aannemelijk te maken dat hij niet wist en niet kon weten dat het pand als hennepkwekerij werd gebruikt.
6. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij regelmatig met de huurder heeft gesproken en ook meerdere keren in het verhuurde pand is geweest, echter niet in het gedeelte waar de kwekerij lag. Hij stelt de kwekerij niet opgemerkt te hebben.
7. Deze controle acht de rechtbank niet voldoende. Daartoe wordt overwogen dat de huurders illegaal stroom hebben afgetapt van de stroomvoorziening van eiser en deze leidingen open en bloot door zijn eigen pand liepen. Voorts heeft verweerder terecht gewezen op de slechte administratie die eiser voerde. Eiser beschikte niet over een kopie van het legitimatiebewijs van zijn huurders dan wel een inschrijving van de Kamer van Koophandel. De huur werd contant voldaan door ene ‘[naam]’, niet zijnde de huurder, en eiser heeft ter zitting toegelicht dat zijn huurders betalingsproblemen hadden zodat niet de gehele huur werd voldaan. Ook was er na verloop van een half jaar nog steeds geen tattooshop, dan wel ontstoppingsbedrijf in het pand gevestigd. Onder die omstandigheden had eiser naar het oordeel van de rechtbank extra waakzaam moeten zijn. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet had kunnen weten dat het pand als hennepkwekerij werd gebruikt en kon eiser (in juridische zin) als overtreder worden aangemerkt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiser meent dat spoedeisende bestuursdwang niet noodzakelijk was omdat hij op verzoek van de brandweer het pand direct, zonder dwang heeft ontsloten. Omdat er brand in het buurpand was ontstaan heeft de verzekering na uitgebreid onderzoek vlot uitbetaald. Maar eiser meent dat de schade groter is dan hij ooit had kunnen denken, hij zit financieel aan de grond. Hij lijdt ook onder het verlies van zijn reputatie. Eiser meent dat daarom de kosten op zijn huurder verhaald dienen te worden.
9. Naar het oordeel van de rechtbank bestond gelet op het brandgevaar voldoende feitelijke grondslag om ter zake met spoed wegens overtreding van het Bouwbesluit op te treden. De kosten van de bestuursdwang zien dan ook op het ontmantelen van de kwekerij. Nu eiser als overtreder is aangemerkt, mocht verweerder de kosten op eiser verhalen. De omstandigheid dat eiser is aangemerkt als overtreder laat overigens onverlet dat hij deze kosten op zijn beurt kan verhalen op de huurder. Deze beroepsgrond slaagt echter niet.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. J.H.A.C. Everaerts, rechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 april 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.