3.5.Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4, 5, 8, 9, 10, 12, 13, 14, 16 en 19 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen:
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 3 maart 2015 – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende:
Het klopt dat ik vanaf september 2012 tot aan de dag van mijn op non-actiefstelling/ziekmelding op 18 februari 2014 zwemles gaf bij de [naam zwemschool] in Velsen-Zuid, gemeente Velsen.
Ik weet wie [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5], [slachtoffer 8], [slachtoffer 9], [slachtoffer 10], [slachtoffer 11], [slachtoffer 13], [slachtoffer 14], [slachtoffer 15], [slachtoffer 17], [slachtoffer 18] en [slachtoffer 22] zijn. Zij hebben zwemles van mij gehad. Ik was tijdens de zwemlessen veel in het water. Ik gaf op een fysieke manier les.
‘Vissenstaart’ is de term die ik in mijn lessen aan de kinderen gebruik voor de rugslag.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 21 februari 2014 (ZD 01, p. 12-21) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende:
als relaas van verbalisanten:
Op vrijdag 21 februari 2014 verscheen voor ons een persoon die ons opgaf te zijn: [aangeefster 1]. Zij deed aangifte namens de benadeelde [slachtoffer 1], geboren op [datum] 2007.
als de door [aangeefster 1] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:Wij waren vorige week maandag,
(de rechtbank begrijpt, gezien de kalender en de overige stukken m.b.t. dit feit: op maandag 10 februari 2014), bij de zwemles in het [locatie] bij [naam zwemschool]. […] [slachtoffer 1] volgt zwemles vanaf december 2012. Dat is steeds bij dezelfde leraar geweest. […] De deur was dicht en tijdens het afdrogen zei ik tegen [slachtoffer 1] dat hij zijn zwembroek uit moest doen omdat hij anders niet in zijn pyjama kon. [slachtoffer 1] zei toen tegen mij: “Mama, weet je wat ik zo gek vind?? Dat er tijdens de vissenstaart in mijn piemeltje wordt geknepen” […] [slachtoffer 1] zei toen tegen mij dat meester ook met zijn hand in zijn zwembroek gaat […] Ik vroeg aan [slachtoffer 1] of het vaker was gebeurd. Hij antwoordde toen met: “Ja, veel vaker” […] [slachtoffer 1] vertelde dat het deze les heel vaak gebeurd was (p. 15).
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 maart 2014 (ZD 01, p. 22-52) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende de door benadeelde [slachtoffer 1] op 26 februari 2014 ten overstaan van een bevoegd zedenrechercheur, tevens gecertificeerd studioverhoorder, afgelegde verklaring:
Nou, nou, ik zat op zwemles. En toen, toen mama net weg ging en mama was net thuis, toen…nee, ik wist niet, toen was ze net thuis, maar toen ging de meester aan mijn piemeltje zitten (p. 32). […] Ja, want hij deed het echt niet boven mijn zwembroek, maar ook in mijn zwembroek (p. 33) […] Eigenlijk word ik gewoon hier vastgehouden. Maar hij doet soms ook hier en soms ook in mijn zwembroek. En dat vond ik eigenlijk niet zo leuk (p. 34). […] Als ik op mijn buik lig, dan doet hij het niet want dan kan hij natuurlijk niet bij mijn piemel komen. Maar als ik op mijn rug lig dan doet hij dat alleen […] Nou, ik voelde gewoon dat hij m’n zwembroek een beetje omhoog trekte. En toen ging, ik en toen voelde ik ook dat hij aan mijn piemeltje zat. Nou, gewoon een beetje erin te knijpen (p. 36) […]
V: En weet je hoe lang het duurde, dat hij dat kneep?Best lang, totdat ik klaar was. Totdat ik één baantje af had (p. 37). […] Bij het gaatje waar mijn plas uit komt. [...]
V: Is het, is het vaker gebeurd?Ja heel vaak […] (p. 38) […]
V: Wel tien keer of zo?Wel meer. […] Vaker. Maar ik weet niet meer hoe vaak, maar wel heel vaak. (p. 41) […] Nou dat vind ik ook best wel stout, dat hij dat doet (p. 46).
T.a.v. feit 2:
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 28 februari 2014 (ZD 02, p. 11-19) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende:
als relaas van verbalisanten:
Op vrijdag 28 februari 2014 verscheen voor ons een persoon die ons opgaf te zijn: [aangeefster 2]. Zij deed aangifte van namens de benadeelde [slachtoffer 2], geboren op [datum] 2008.
als de door [aangeefster 2] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:V: Sinds wanneer zit [slachtoffer 2] op zwemles bij [naam zwemschool]?
Al een jaar eigenlijk, ik denk vanaf februari 2013. (p. 14)
V: Op welk moment ontstond bij jullie het vermoeden dat [slachtoffer 2] mogelijk seksueel misbruikt/betast zou zijn?
Dat was op een donderdag. Het was om 15.45 uur, de dag voor het informatieve gesprek
(rechtbank: bedoeld wordt hier kennelijk het informatief gesprek met de politie dat op 18 september 2013 plaats vond, dossierpagina 6-10).)Als u dan zegt dat het 17 september 2013 is geweest dan zal dat wel. Ik was onderweg naar mijn nichtje en reed over de Breedstraat Beverwijk. […] Hij zei tijdens het spelen: “Mama, de badmeester zit af en toe aan mijn pipi, dat is toch raar?” Ik zei: “Natuurlijk is dat raar.” Ik deed de muziek uit en zei tegen hem dat het raar was en vroeg wat er dan precies gebeurde. [slachtoffer 2] zei toen dat hij dat niet wilde zeggen en dat ik erover op moest houden. Ik heb dat ook gedaan. […] Ik was toen onderweg in de auto naar mijn nicht […] (p. 16).
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 10 maart 2014 (ZD 02, p. 20-35) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende de door benadeelde [slachtoffer 2] op 4 maart 2014 ten overstaan van een bevoegd zedenrechercheur, tevens gecertificeerd studioverhoorder, afgelegde verklaring:
V: Heb je alles tegen mij durven zeggen?
Eh ... niet...ik ... eh .. nee, niet zo heel veel.
V: Heb je niet alles durven te zeggen tegen mij?
Nee, niet alles.
V: Wat heb je niet durven vertellen aan mij dan?
Eh ... dat weet ik niet meer.
V: Heb je nog bij jezelf gedacht...'Oh dat weet ik wel maar dat vertel ik toch liever niet' .
Ja, dat weet ik wel maar dat wil ik niet vertellen.
V: Dat weet je wel maar dat wil je niet vertellen?
Nee. (p. 34)
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 7 maart 2014 (ZD 02, p. 36-39) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende de door aangeefster [aangeefster 2] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
V: Wij hebben begrepen dat jouw zoon [slachtoffer 2] nog iets heeft gezegd nadat er een zeden rechercheur was geweest om het studioverhoor voor te bereiden. Wat heb jij met jouw zoon [slachtoffer 2] besproken nadat die zedenrechercheur weg was?
Ja. Ik heb gevraagd: "Wat heb je gedaan vandaag?” “Gespeeld en zo,” zei hij. “Heb je nog bezoek gehad” heb ik aan hem gevraagd. Hij zei “ja.”
V: Toen de zedenrechercheur er was, was jij niet thuis, begrijp ik?
Nee. Ik was aan het werk. […]
V: Jij hebt aan [slachtoffer 2] gevraagd wat er was gebeurd?
Ja toen ik uit mijn werk kwam. [slachtoffer 2] vertelde dat er politie op bezoek was geweest maar dat hij niets had verteld omdat hij dat niet durfde. Ik heb gevraagd waarom hij niets had verteld. Hij durfde dus niet. Ik vroeg hem ‘s avonds nogmaals wat er was gebeurd. Dit was rond 19.00 uur. [slachtoffer 2] zei toen: "Dat weet je toch mam?" Ik zei ik tegen hem, dat ik het niet meer precies wist. Toon vertelde [slachtoffer 2] mij weer het hele verhaal opnieuw. […] [slachtoffer 2] zei dat de badmeester in zijn broekje zat. Hij deed het helemaal na. [slachtoffer 2] zat in zijn ondergoed op dat moment. De badmeester ging in zijn broekje zei hij. Daarna deed hij zijn hand omhoog. Hij vertelde dat hij met zijn hand aan zijn "piepie" zat, maar alleen als hij het fout deed. Hij vertelde dat het 1, 2 en 3 keer gebeurde. Maar hij deed het gelukkig nooit fout, zei hij. Verder maakte hij een draaiende beweging met zijn hand en hij zei: "Dan doet hij zo op mijn rug." (p. 37) […] Hij vertelde het echt serieus. […] De eerste keer vertelde hij het met een ondeugende blik. Spannend, van het mag eigenlijk niet. Nu vertelde hij het zo, zoals hij normaal ook tegen mij praat. Op een serieuze manier.”
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 16 maart 2014 (ZD 02, p. 40-43) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende de door getuige [getuige 1] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
[slachtoffer 2] is mijn neefje en een kind van [aangeefster 2], mijn schoonzusje. Zij is de zus van mijn man.
[aangeefster 2] zou bij mij op visite komen en toen vertelde [slachtoffer 2] in de auto aan zijn moeder, [aangeefster 2], dat de zwemleraar in zijn zwembroekje had gezeten. [aangeefster 2] was toen overstuur bij mij thuis gekomen en heeft verteld wat [slachtoffer 2] had verteld. […] Ik heb [slachtoffer 2] in de gang genomen en heb hem gevraagd wat er was gebeurd en toen vertelde hij dat de zwemleraar in zijn zwembroek had gezeten. […] De woorden zwembroek en zwemleraar heeft hij zeker gebruikt. Ik heb toen gevraagd waarom die zwemleraar dat deed. Maar dat wist hij niet te vertellen. Toen heb ik gevraagd wanneer hij dat deed. [slachtoffer 2] vertelde toen dat als hij iets fout deed dat de zwemleraar dat dan deed. […] Ik denk aan het einde van de zomer. Wij hebben het laten rusten omdat mijn schoonzusje het ook liet rusten. [slachtoffer 2] is een grapjesmaker maar dit kwam wel heel overtuigend over (p. 41).
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 4 maart 2014 (ZD 03, p. 6-16) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende:
als relaas van verbalisanten:
Op dinsdag 4 maart 2014 verscheen voor ons een persoon die ons opgaf te zijn: [aangeefster 3]. Zij deed aangifte namens de benadeelde [slachtoffer 3], geboren op [datum] 2007.
als de door [aangeefster 3] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:V: Tegen wie wil je aangifte doen?
[verdachte].
V: waar wil je aangifte van doen?
Dat hij aan het piemeltje van mijn zoontje heeft gezeten.
V: Wanneer zou het vermeende seksueel misbruik hebben plaatsgevonden?
Ik weet de data echt niet meer maar hij had altijd op de woensdagen zwemles. Hij is in januari 2013 daar begonnen. Tot na de zomervakantie. Toen is hij in september 2013 eraf gegaan. Een half jaar hebben ze daar gezwommen. […]
V: Waar zou het hebben plaatsgevonden?
In het zwembad. Tijdens de les. (p. 8) […]
V: Hoe heet de zwemschool?
[naam zwemschool] in Velsen zuid.
V: Hoe vaak zou het hebben plaatsgevonden?
Ik weet van twee keer. Hij heeft het mij van twee keer verteld. […] Toen we weer in de auto terug naar huis zaten van de zwemles toen vertelde hij dat meester aan zijn piemeltje had gezeten. […] Ik was aan het autorijden. Ik schrok echt heel erg en volgens mij heb ik alleen maar 'o' gezegd. Ik weet niet meer of dit de eerste of de tweede keer is geweest dat ik vragen heb gesteld over wanneer en hoe. […] Hij weet dat het raar is en vertelde het een beetje schuchter maar wel zo van het is gebeurd. Het was meer iets waar hij mee in zijn hoofd bezig was. (p. 9). […] Ik weet wel dat het niet over de zwembroek heen was. Dat heeft [slachtoffer 3] wel verteld. Ik vroeg hem of het per ongeluk was of hij met zijn hand langs zijn piemeltje ging. Toen zei hij zoiets van 'nee hoor mam, gewoon zo met de hand erin'. […] Ik denk dat het eerste incident april, mei ergens is geweest en het tweede incident weet ik zeker dat was in juni.
V: Waar vond dat gesprek plaats?
Weer in de auto na de zwemles.
V: Kun je jij nog herinneren op welke wijze hij het vertelde?
Eigenlijk op de eerste wijze zoals de eerste keer. Alleen zat nu het woordje 'weer' erbij. Hij zei: 'meester heeft weer aan mijn piemeltje gezeten.' Als ik het mij goed herinner, was [slachtoffer 3] er nu wat lacheriger over. Hij was hier wat nonchalanter over, zo van 'nou, gebeurt het nou weer'. […]
V: Hoe weet jij dat [slachtoffer 3] het nu over een nieuw incident had en niet over het eerdere incident had?
Omdat hij het woordje 'weer' gebruikte en omdat hij een heel goed tijdsbesef heeft. Hij weet goed het onderscheid tussen één en twee keer (p. 10).
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 16 maart 2014 (ZD 04, p. 10-22) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende:
als de door [aangeefster 4] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
V: Namens welke zoon doe je aangifte?
[slachtoffer 4], geboren op [datum]-2006 (p. 11).
V : Tegen wie wil je aangifte doen?
[verdachte].
V: Wanneer zou het vermeende seksueel misbruik hebben plaatsgevonden?
Dat zou, van wat ik weet, vanaf augustus 2013 tot februari 2014 zijn.
V: Waar zou het hebben plaats gevonden?
In het zwembad [locatie]. […] Mijn moeder vertelde dat [slachtoffer 4] zomaar uit zichzelf vertelde aan haar dat als hij wat fout doet dat de zwemleraar dan in zijn piemel knijpt.
V: Wanneer was dat?
Ik denk in augustus. Het was toen mooi weer en was zomer, dus augustus of september 2013. Het was ook op een middag dat hij zwemles had gehad en ik had gewerkt en ik haalde hem op bij mijn moeder thuis.
V: En hoe ging het verder nadat je [slachtoffer 4] van je moeder had opgehaald?
We zaten in de auto en toen heb ik hem gevraagd: “Oma vertelde net iets…dat de badmeester je in de piemel knijpt.” Hij begon te lachen en zei: “Ja, als ik iets fout doe dan doet hij dat.” (p. 12) […] Toen hebben we het er ook niet meer over gehad en ook niet meer met [slachtoffer 4]. […] Maar tot 3 weken geleden dat hij het uit zichzelf aan zijn vader heeft verteld. […] Dat [slachtoffer 4] ineens uit zichzelf begon te vertellen wat [verdachte] bij hem had gedaan. […] Op zondag [datum] 2014, op mijn verjaardag, was ik alleen met hem. […] Ik zei toen tegen [slachtoffer 4]: “Je hebt wel eens verteld dat de badmeester er aan had gezeten.” Ik hoorde dat [slachtoffer 4] dit toen toegaf door 'ja' te zeggen en ik vroeg wanneer hij dat deed. Ik heb hem toen gevraagd wat er was gebeurd. Ik zag dat [slachtoffer 4] toen ging staan en hij deed het toen voor dat alsof hij aan het buikzwemmen was. Ik zag dat [slachtoffer 4] toen zelf ook zijn hand in zijn broek om het voor te doen. Hij zei toen tegen mij dat [verdachte] dat deed (p. 14). […] [slachtoffer 4] heeft mij gezegd dat hij echt met zijn hand in [slachtoffer 4] zijn broek is gegaan (p. 15).
als relaas van verbalisanten:
Aangever zoekt in haar telefoon naar het berichtje welke zij van haar ex-man [getuige 2] heeft gekregen. In het WhatsApp-berichtje is te zien dat het gesprek heeft plaatsgevonden op 26 februari 2014. Dit is waargenomen door de verbalisanten.
Een ander geschrift, te weten een schermafdruk van een WhatsApp bericht van ‘[getuige 2]’ (ZD 04, p. 22) onder meer inhoudende:
“Ik zit met [slachtoffer 4] te praten en hij verteld me iets waar ik even van schrik. Hij zegt dat die [voornaam verdachte] van zwemmen wel eens aan zijn piemel heeft gezeten. Als ze zwommen en wat fout deden dan ging hij met zijn hand naar zijn piemel. Hij zegt dat hij dit niet verzonnen heeft.”
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 31 maart 2014 (ZD 04, p. 23-53) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende de door benadeelde [slachtoffer 4] op 19 maart 2014 ten overstaan van een bevoegd zedenrechercheur, tevens gecertificeerd studioverhoorder, afgelegde verklaring:
Omdat mijn zwemmeester, die gaat heel vaak als je gaat zwemmen, dan gaat die met zijn hand onder je zwembroek en dan gaat hij aan je piemel zitten (p. 30). […] Ook bij andere kinderen (p. 33) […] Nou, wij zwommen en dan loopt hij, hij loopte naast mij. En dus hij, die…die, die ging er zo in. En toen dacht ik: huh, wat doet hij nou? En toen kwam ik erachter dat hij aan mijn piemel zat (p. 39). [Het gebeurde tijdens] de schoolslag (p. 39). […] Hij deed zijn hand zo los en toen ging hij hier zo onder je broek en dan zat hij aan je piemel (p. 40) […] . Nou, ik zwom zo en toen ging hij zo met zijn hand en toen ging hij zo hierin. En toen ging hij eraan zitten (p. 40)
Maar hoe weet je nou dat hij bij je piemel zat?
Omdat ik het ook voelde. Omdat hij, ik voelde ook dat hij hier al in ging. En toen voelde ik opeens een hand zo aan mijn piemel. Ik dacht: huh, wie doet dat nou? En toen keek ik naast me: oh, dat was de meester (p. 41). […] Ehm ... Hij zat er gewoon aan (p. 41). […] Ik vond het best wel vies. Want ik dacht: huh, is hij ... Ik dacht: is hij nou met een man of is hij, of is hij gewoon raar aan het doen? (p. 42) […] Volgens mij zeven keer (p. 42). […] Nou, het voelde zo heel vreemd, want... ik kende die man helemaal eerst niet en, en, en ik dacht: huh, je bent, ik ken jou helemaal niet en dan doe je het. Dan is het best wel raar (p. 43). […] Ik dacht ook, ik dacht: ik hoop niet meer dat hij er aan zou zitten. Ik hoopte gewoon dat hij gewoon normaal ging doen en dat hij gewoon even ging kijken of je het goed deed. […] Ongeveer één minuut maar (p. 48).
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 17 maart 2014 (ZD 04, p. 54-56) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende de door getuige [getuige 2] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
Ik zat tv te kijken met hem in de woonkamer. Uit het niets begon hij hierover. Hij begon over het zwemmen, dat als hij wel eens wat fout deed dat er dan aan zijn piep werd gezeten. Dan ging hij met zijn hand naar zijn piemel. Ik vroeg wie dat deed en [slachtoffer 4] zei hierop dat de zwemleraar dat deed. Ik vroeg of het over of in zijn broek was en [slachtoffer 4] zei dat het allebei was. Ik vroeg wat hij dan deed en [slachtoffer 4] zei dat hij zijn piemel dan vasthield. Daar schrok ik nog het meest van. Ik heb nog gezegd dat hij hier niet om mocht liegen. [slachtoffer 4] zei dat hij niet loog. Ik vroeg hoe dat dan ging. Hij zei dat als hij wat fout deed met zwemmen dat hij hem dan vastpakte. Ik vroeg of het alleen in het zwembad gebeurde of ook erbuiten. [slachtoffer 4] zei dat het alleen in het zwembad gebeurde (p. 55)
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 17 maart 2014 (ZD 04, p. 57-59) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende de door getuige [getuige 3] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
V: Hoe lang is het geleden dat [slachtoffer 4] U iets vertelde?
Ik denk dat het in augustus/september is geweest van het vorige jaar. […] We zaten gewoon op de bank tv te kijken en ineens zegt hij tegen mij: Als ik iets verkeerds doe of hij is boos op mij, dan knijpt hij in mijn piemel. Hij was een beetje lacherig. Hij ging ook weer verder met tv kijken. […] Hij zei er ook bij dat het met zwemmen was. Hij noemde de zwemmeester (p. 58).
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2014 (ZD 05, p. 86-87) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 13 maart 2014, omstreeks 09.30 uur, heb ik telefonisch contact gehad met een man die opgaf te zijn: [melder], wonende in Velserbroek. Ik hoorde van [melder] dat zijn zoontje [slachtoffer 5], geboren op [datum] 2008, in april 2013 op zwemles zat bij de verdachte badmeester. Verder hoorde ik van melder [melder] dat:
- [slachtoffer 5] in april vorig jaar tegen hem en zijn vrouw had verteld dat de badmeester steeds aan zijn piemeltje zat;
- zijn vrouw en hij in eerste instantie dachten dat het misschien per ongeluk ging.
- de volgende zwemles [slachtoffer 5] er weer over begon.
- de keer daarna weer en dat [slachtoffer 5] toen aangaf niet meer naar zwemles te willen.
- zij [slachtoffer 5] in april 2013 van zwemles hebben gehaald bij deze badmeester en ergens anders naar toe zijn gegaan voor zwemles.
- [melder] deze incidenten in april 2013 heeft gemeld bij de wijkagent [voornaam], waarvan hij de achternaam niet wist.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 13 maart 2014 (ZD 05, p. 5-11) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende de door [aangeefster 5] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
V: Waarvan wil je aangifte doen?
Van het feit dat [verdachte] [slachtoffer 5] aan zijn piemel heeft gezeten. [slachtoffer 5]
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 5])is mijn zoon. […]
V: Waar zou [verdachte] aan [slachtoffer 5] zijn piemel hebben gezeten?
In het water. In het zwembad [naam zwembad]. Dat zit in [locatie].
Ik weet niet meer precies wanneer [slachtoffer 5] op zwemles is gegaan maar ik denk dat het in februari 2013 is geweest.
V: Wanneer is [slachtoffer 5] van zwemles afgegaan?
Ik denk eind maart 2013. […]
V: Hoe vaak is [slachtoffer 5] heen geweest naar zwemles?
Zeker wel 8 keer. […]
V: Wanneer heeft [slachtoffer 5] voor het eerst in jouw herinnering iets gezegd over het feit dat [verdachte] aan de piemel van [slachtoffer 5] zat.
Het is heel moeilijk om te zeggen. Maar ik denk de laatste 3 keren. […] Ik pakte zijn zwemtas en ik hoorde [slachtoffer 5] zeggen: “Ik wil niet. Hij zit altijd aan mijn piemel.” Ik vroeg: “Ging dat per ongeluk?” Ik hoorde [slachtoffer 5] zeggen: “Nee, want hij deed zo”. Ik zag dat [slachtoffer 5] een wrijvende beweging maakte. Hij hield zijn hand horizontaal, vingers tegen elkaar en bewoog zijn hand van links naar rechts. (p. 8) […] Gister heb ik aan [slachtoffer 5] gevraagd: ‘Goh denk je nog wel eens aan het zwembad toen je op zwemles zat?” Direct hierop zei [slachtoffer 5]: “Hij zat aan mijn piemel”. Ik vroeg toen: “Wat deed hij?” [slachtoffer 5] zei: “Dat doe ik wel even voor”. [slachtoffer 5] stond gister in zijn onderbroek want hij bootste zijn eigen zwembroek na. Ik zag dat [slachtoffer 5] zijn eigen piemeltje pakte en het met zijn vingertjes bij elkaar kneedde. […] Over zijn onderbroek, want [slachtoffer 5] zei iets van: 'hij ging niet in mijn broek. En ik was niet bloot’ (p. 9)”
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 21 maart 2014 (ZD 05, p. 13-38) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende de door benadeelde [slachtoffer 5] op 19 maart 2014 ten overstaan van een bevoegd zedenrechercheur, tevens gecertificeerd studioverhoorder, afgelegde verklaring:
[verdachte] zat aan mijn onderbroek (p. 16). […] Zo doet hij. Kneten (fonetisch). Met zijn hand (p. 17). Ik denk eerst met deze hand en dan met deze hand. Hij deed het met ze allebei. Altijd als ik er ben. Als ik in het water ben (p. 18) […] Die zat gewoon mij hier vast te houden, met één, opeens één hand en toen ging hij aan mijn piemel. Op m'n piep! (p. 20). Maar ik denk er ook in. Ik weet het niet. Kneden (p. 21).
En zou het per ongeluk gegaan kunnen zijn?
Nee, expres (p. 22).”
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 2 april 2014 (ZD 05, p. 39-43) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende de door getuige [getuige 4] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
Eind mei, begin juni 2013 kwam [slachtoffer 5] bij ons van een ander zwembad. Ik begreep van zijn moeder dat de communicatie tussen haar en de zwemleraar niet goed ging. [slachtoffer 5] wilde niet naar zwemles. Hij was erg bang. […] Het duurde lang voordat ik hem in het water kreeg. [slachtoffer 5] begon bij mij. Bepaalde oefeningen zijn op de buik en op de rug. [slachtoffer 5] zei: Als ik dit moest doen dan zat mijn andere zwemmeester altijd aan mijn piemel. Ik vroeg hem: Sorry wat zei je? Hij herhaalde nogmaals wat hij eerder al verteld had. […] [slachtoffer 5] zei: Elke keer als ik deze oefening moest doen zat meester aan mijn piemel. Ik nam aan dat dat elke keer was tijdens de drijfoefening. […] Na de zwemles heb ik zijn moeder [aangeefster 5] naar boven geroepen. Ik heb haar verteld wat [slachtoffer 5] tegen ons gezegd had. […] Zijn moeder reageerde: “Ik wist het al een beetje. Ik had het al gehoord. Maar ik wist niet of het waar was.”
Een proces-verbaal informatief gesprek zeden d.d. 16 maart 2014 (ZD 08, p. 5-8) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende als relaas van verbalisanten:
[aangeefster 6] verklaarde ons onder andere dat:
- haar dochter [slachtoffer 8] bij [verdachte] gezwommen heeft voor haar C-diploma van januari 2013 tot 21 april 2013;
- dochter [slachtoffer 9] vanaf de opening van de zwemschool in september 2012 tot op heden daar
zwemt;
- [slachtoffer 9] daar begonnen is voor haar A-diploma.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 19 maart 2014 (ZD 08, p. 9-14) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende:
als relaas van verbalisanten:
Op woensdag 19 maart 2014 verscheen voor ons een persoon die ons opgaf te zijn: [aangeefster 6]. Zij deed aangifte namens de benadeelden [slachtoffer 8], geboren [datum] 2003 en [slachtoffer 9], geboren [datum] 2007.
als de door [aangeefster 6] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
[betrokkene 1] kwam zaterdag de 15e bij ons na de lunch om samen met [slachtoffer 8] met de lego te spelen.
Ik zat met mijn man en [slachtoffer 8] aan tafel. [betrokkene 1] kwam binnen. [slachtoffer 8] zei tegen [betrokkene 1] dat [verdachte] niet terug zou komen. [betrokkene 1] vroeg haar of ze nog niet wist waarom hij niet zou terugkomen. Ik zei meteen dat [slachtoffer 8] dat nog niet wist. De moeder van [betrokkene 1] had het wel tegen haar kinderen verteld. Toen [betrokkene 1] dat had gezegd zei [slachtoffer 8] ‘out of the blue’ dat er wel een keer iets was gebeurd wat ze gek vond. Ze wilde het eigenlijk niet zeggen. Ze zei: "een keer toen ik bij hem aan het zwemmen was, ging hij met zijn hand in mijn broek" (p. 11) […] Ze zei dat hij in haar zwembroek ging en dat ze toen hij te ver ging, zij een gekke draai had gemaakt om toen weg te zwemmen. (p.11).
[…]
Op een gegeven moment was [slachtoffer 9] ziek, afgelopen donderdag. We zaten een filmpje te kijken van Barbie. Ik zei nog dat die zeemeerminnen goed konden zwemmen. […] Ik zei dat [verdachte] niet meer terug kwam. Ik vroeg hoe ze het vond bij [verdachte]. Ze zei dat ze het heel erg leuk vond en vooral opduiken van staafjes. Ik vroeg nog of [verdachte] haar ook wel eens ging pakken. Ze keek me zo vragend aan en ik zag dat ze die vraag heel raar vond. […] Er kwam een vriendin voor [slachtoffer 9]. Ik was bezig met kleding uitzoeken. […] Ik heb het vriendinnetje op een gegeven moment naar huis gestuurd. Ik ben met haar die kleding gaan doorzoeken. We kwamen een badpakje tegen. Ik zei nog dat ze goed kon zwemmen. Ze trok hem aan. Ik vroeg: “je had al je A diploma? Ging [verdachte] dan nog wel met jullie het bad in?” Ik vroeg of [verdachte] hen dan nog wel eens ging helpen. Ze zei: “ja, mam, weet je wat ik dan raar vond, dat hij me dan daar vasthield”. Ze wees toen naar haar kruis. Ik vroeg toen aan haar of hij dan op haar broekje of in haar broekje zat. [slachtoffer 9] zei toen: “nee, in mijn broekje”. Ik vroeg nog: “hoe ging dat dan?”. Ze zei dat ze op haar rug zwom en dat [verdachte] bij haar kruis pakte en haar dan omhoog duwde. Toen ik zondag hier op het bureau was geweest, lag ik ' s avonds even bij [slachtoffer 9] in bed. We hadden samen gelezen. Ik vroeg toen hoe het ging en waar [verdachte] dan zat. Ze wees maar tussen haar benen. Ze zei dat hij in haar zat, haar omhoog duwde en het pijn deed. Ze wees tussen haar benen en zei dat hij in haar zat. Ik heb daarover niet doorgevraagd (p. 12).
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 8 april 2014 (ZD 08, p. 15-37) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende de door benadeelde [slachtoffer 8] op 27 maart 2014 ten overstaan van een bevoegd zedenrechercheur, tevens gecertificeerd studioverhoorder, afgelegde verklaring:Nou, mijn moeder en vader geloofden [verdachte] heel erg goed en ik ook, maar er was, er was volgens mij een dag en ... toen op een dag moest ik op m'n rug liggen in het zwembad. En toen ik, ik vond het al een beetje raar, want meestal gaan ze alleen maar in het zwem .... Gaan ze alleen maar in, echt in het zwembad als mensen, als bijvoorbeeld kinderen die voor A zwemmen, dat vond ik al een heel klein beetje raar. Maar dus, maar dus op een gegeven moment moest, hield hij me vast bij m'n zwembroek. En na een paar slagen ging hij iets, ging hij ietsje dieper met zijn hand. En na weer een paar slagen ging hij nog een ietsje dieper. En na weer een paar slagen nog dieper. En na, en op een gegeven moment heb ik een soort van rare beweging gedaan waardoor hij, waardoor hij ... Ja, waardoor hij, waardoor ik die hand uit m’n zwembroek heb gehaald (p. 18). […]
V: Hoe vaak?
Eén keer. […] Het is, het is ongeveer wel een half jaar, een jaar geleden ongeveer. (p. 21)
V: En wat voelde je dan?
Een koude hand.
V: Een koude hand, oké. En wat raakte hij aan, onder je zwembroek?
Een beetje, heel dicht bij m’n fiep. Vagina. (p. 25).
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 3 april 2014 (ZD 08, p. 38-58) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende de door benadeelde [slachtoffer 8] op 27 maart 2014 ten overstaan van een bevoegd zedenrechercheur, tevens gecertificeerd studioverhoorder, afgelegde verklaring:
Over [verdachte]. Nou, hij had mij ergens vast aan (p. 40). Nou, als ik zo moest liggen, toen deed ik steeds mijn buik omlaag, maar dat… toen houdde hij me steeds vast. Nou, met zijn hele hand (p. 42). Die andere keer had ik gewoon een zwempakje aan en kon hij zo erin. (p. 44) […] Ik denk wel tien keertjes of zo, of meer (p.44). […] Nee, soms doet het wel pijn, maar ... (p. 45). […] Nou, toen had hij een beetje met zijn nagel zo gaat.
V: Oh, en waar komt zijn nagel dan precies?
Hier ongeveer (
[slachtoffer 9] wijst het aan) […]
V: En kan je ook vertellen waar je precies zijn nagel voelt dan?
Nou, hier ergens (
[slachtoffer 9] wijst het aan) (p. 46)
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 21 maart 2014 (ZD 09, p. 13-21) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende:
als relaas van verbalisanten:
Op vrijdag 21 maart 2014 verscheen voor ons een persoon die ons opgaf te zijn: [aangeefster 7]. Zij deed aangifte namens de benadeelde [slachtoffer 10], geboren [datum] 2008.
als de door [aangeefster 7] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
V: Tegen wie wil je aangifte doen?
Zwemmeester [verdachte].
[…], dinsdag de 11e kwamen we weer op zwemles en toen bleek dat hij
(de rechtbank begrijpt: de verdachte)nog steeds niet aanwezig was. Ik had toen een raar onderbuikgevoel omdat een vrouw vroeg wanneer [verdachte] terugkwam. Hierop werd afwijkend gereageerd door [betrokkene 2], de nieuwe manager. […] Na de zwemles gingen we in de auto en voor de Albert Heijn parkeerde ik mijn auto omdat we boodschappen moesten doen. Ik vroeg toen aan [slachtoffer 10] op een lacherige manier: “Hoe vind je het dat de nieuwe juffen er zijn?”. Ze vond het leuk dat [betrokkene 2] er weer was, dit is 1 van haar favoriete docenten. Ik vroeg toen: “Is er wel eens iets geks of raars gebeurd op zwemles?” Ze vroeg toen waarom ik dat vroeg. Ik zei dat ik me dat gewoon afvroeg. Ze dook toen weg in haar stoel en begon helemaal te giechelen. […] Ik vroeg waarom ze moest giechelen En ze zei dat dat ze het wil zeggen, de waarheid ‘maar dan moet ik lachen’. Ik vroeg toen of er iets met [verdachte] was. Ze knikte ja. Ik vroeg: “Heeft hij bijvoorbeeld weleens je hard bij je schouder geknepen”. Ze zei toen nee. Toen zei ze: “Wel bij mijn snee”. En toen moest ze weer lachen en gieren. […] Toen vroeg ik: “of het was dat hij per ongeluk bij je snee kwam doordat hij je vastpakte bij het zwemmen?”. Toen zei ze: “Nee, echt zo”. Ze maakte hierbij een wrijvende handbeweging bij haar kruis. […] Thuis ben ik met haar op de bank gaan zitten. En toen heb ik haar gevraagd of ze nog eens kon vertellen wat ze ook in de auto aan me had verteld. […] Toen zei ze dat [verdachte] met zijn hand bij haar snee heeft gezeten. Ik vroeg toen hoe dit ging. Zij ging toen met haar hand bij haar kruis. Ik vroeg toen hoe dit is gebeurd. Zij trok haar joggingbroek naar beneden en toen liet ze zien dat hij met gestrekte vingers met zijn hand over haar vagina ging. Ze ging hierbij met haar hand in haar onderbroekje. Ik heb haar gevraagd of het op of in haar broekje was. Toen zei ze: “Mam, echt er in.” Toen heb ik haar gevraagd hoe dit dan precies ging. Of dit bij buik- of rugzwemmen was. Toen demonstreerde ze hoe het is gegaan. Ze gaf aan dat ze aan de kant moest hangen met haar handen om schoolslag te doen. Ze gaf aan dat ze de schoolslag te snel deed en dat ze van [verdachte] rustiger moest zwemmen met haar benen. Toen zou dit gebeurd zijn. Ik heb toen gevraagd of dit 1, 2, 3 of 6 keer was gebeurd. Ze zei toen : “1, 2, 3 keer gebeurd” (p. 16)
V: Op welke dag en tijdstip zwom zij bij [verdachte]?
Van december 2012 tot eind februari 2014 op de maandag (p. 17).
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 17 april 2014 (ZD 09, p. 22-40) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende de door benadeelde [slachtoffer 10] op 9 april 2014 ten overstaan van een bevoegd zedenrechercheur, tevens gecertificeerd studioverhoorder, afgelegde verklaring:
Over zwemles. Dat de zwemmeester aan mijn snee ging zitten. (p. 23). […] Toen ging ik in het zwembad en toen ik wat fout deed ging hij aan mijn snee zitten. Dus toen ik een beetje, een heel klein beetje wat fout deed ging hij aan mijn snee zitten (p. 26). […] Gewoon, hij ging, toen ik mijn zwembroekje aan had, ging hij gewoon aan mijn snee zitten (p. 28). Gewoon je hand erin stoppen. Dan voel ik een beetje raar. Nou het kietelt wel een beetje en dat vind ik wel raar.
V: En wat ging ie dan doen bij je snee?
Gewoon zo doen (
[slachtoffer 10] legt haar rechterhand op tafel en gaat met een gestrekte wijsvinger een paar keer heen en weer op het tafelblad, deze wijsvinger heeft zij hierbij plat op het tafelblad) (p. 29). Drie of twee [keer] (p. 31). […] Eén minuutje (p. 39).
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 21 maart 2014 (ZD 10, p. 9-12) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende:
als relaas van verbalisanten:
Op woensdag 19 maart 2014 verscheen voor ons een persoon die ons opgaf te zijn: [aangever]. Hij deed aangifte namens de benadeelde [slachtoffer 11], geboren [datum] 2007.
als de door [aangever] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:V: Vanaf wanneer tot wanneer heeft jullie dochter [slachtoffer 11] bij [verdachte] gezwommen?
September 2012 tot en met mei 2013 (p. 10) […]
V: Kan je in eigen bewoording vertellen wat er is voorgevallen?
Het was op een woensdag, ik meen in februari 2013. Ik ging [slachtoffer 11] naar bed brengen omstreeks een uur of half zeven, zeven uur. Wij vragen altijd hoe de dag is geweest. Dus ook 'hoe was het zwemmen' zeg maar. Toen zei ze: “Pap, [verdachte] heeft aan mijn billen en aan mijn voorbillen gezeten”. Ik zeg “hoe bedoel je?” Zij zei toen: “Nou dat ie aan mijn billen en voorbillen heeft gezeten.” Ik zeg: “Wanneer?” “Tijdens het zwemmen.” Ik zeg : “Oh”. Ik riep toen mijn vrouw naar boven en die heeft het één keer laten herhalen wat ze had gezegd. Ik vroeg toen: “Wat heb je gedaan”? Toen zei ze: “Ik ben uit het water gegaan, want ik wil niet dat mensen aan me zitten.” Ik vroeg: “En toen, zei [verdachte] nog wat?” Ze zei dat hij had gezegd dat ze het water weer in moest komen en dat ze vrij mocht zwemmen. (p.11)
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 24 april 2014 (ZD 16, p. 45-72) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende de door benadeelde [slachtoffer 17] op 16 april 2014 ten overstaan van een bevoegd zedenrechercheur, tevens gecertificeerd studioverhoorder, afgelegde verklaring:
Bijvoorbeeld, toen ging hij altijd met je... met zijn hand in je onderbroekje. Ehm… en ja… Dat had ik geloof ik, ik weet het niet meer zeker, had ik het ook bij een jongetje of bij een meisje gezien, dat hij dat deed. En ... omdat hij dat had gedaan. Want een kindje, die had het een keer… een kindje die zei dat wel eens tegen mij: merk je wel eens dat [verdachte] zijn hand in je broek steekt? (p. 48) […]
V: Oh, oké. Oké. Hé ... Jij zegt van: een kindje had tegen jou gezegd: merk je wel eens dat [verdachte] een hand in het zwembroek, in je zwembroek doet?
([slachtoffer 17] knikt bevestigend)
V: In jouw zwembroek of in de zwembroek van dat kindje, toen dat kindje dat vertelde?
Nou, ik vertelde dat aan het kindje om te vragen of ze dat, of die dat, of ze dat ook een keertje had
gevoeld.
V: Oh, jij had dus aan een kindje gevraagd van: merk je wel eens dat [verdachte] zijn hand in je zwembroek doet?
Ja.
V: En wat zei dat kindje toen?
Ik geloof het wel.
V: Ik geloof...
Ik denk dat ik het wel eens heb gevoeld.
V: En wie was dat kindje dan?
Dat is een meisje.
V: En weet je ook hoe dat meisje heet?
([slachtoffer 17] schudt ontkennend haar hoofd)
V: Hoe zag dat meisje eruit dan?
Nou, ze was ... een beetje met krulletjes had ze, in haar haar. Ja, krulletjes had ze altijd.
V: Zelfde kleur haar als jij of lichter?
Nee, heel donker.
V: Heel donker.
Heel donker.
V: Oké. En haar huidskleur is die net zoals jij?
Ja, een beetje donker. Een beetje ... Ja, ik weet ook niet precies wat voor. (p. 60) […]
V: Oh, oké. Oké. Hé ... Ja, je vertelde ook van, je had het aan een ander meisje gevraagd hè, van: joh...
Ja.
V: Doet [verdachte] dat ook wel eens bij jou? En was dat voordat [verdachte] weg was of
nadat [verdachte] weg was, toen je dat aan dat meisje... ?
Dat was daarvoor al heel lang.
V: Heel lang daarvoor al?
Dat was daar voor al.
V: Dus toen gaf [verdachte] nog zwemles?
Ja.
V: Oké.
Want hij gaf geen zwemles meer toen ik m'n B had gehaald.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april 2014 (ZD 10, p. 53-54) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende als relaas van verbalisant:
Gedurende het studioverhoor werd door [slachtoffer 17] verklaard dat zij tijdens de zwemles aan een ander meisje zou hebben verteld dat de badmeester in haar broekje zat. Dit zou [slachtoffer 17] volgens haar zeggen aan dit meisje hebben verteld 'lang' voordat ze dit aan haar ouders had verteld. Dit zou zij hebben verteld ten tijde van dat ze nog voor haar 'A' diploma ging. [slachtoffer 17] zou tijdens de zwemles aan dit meisje hebben gevraagd of zij ook merkte dat [verdachte] zijn hand in haar broek stak, waarop dit meisje zou hebben gezegd dat hij dit ook bij haar deed. [slachtoffer 17] omschreef dit meisje als een meisje met heel donker haar; krulletjes haar, met een iets donkerder huidskleur. Zij zou bij haar in het zwemgroepje hebben gezeten. Op donderdag 24 april 2014, na het studioverhoor, heb ik, verbalisant, in de middag een terugkoppeling aan moeder gegeven over het verloop van het studioverhoor van haar dochter [slachtoffer 17]. Op de vraag of [aangeefster 11] wist over welk kindje [slachtoffer 17] het had, hoorde ik haar zeggen dat zij inderdaad wist om welk meisje het zou gaan. Op vrijdag 25 april 2014 heb ik, verbalisant, telefonisch contact gehad met aangeefster [aangeefster 11], die mij vertelde dat zij erachter was gekomen hoe het meisje heet, '[slachtoffer 11]'. [aangeefster 11] kent de ouders als [naam] en [naam]. Nadat zij op Facebook was geweest, heeft aangeefster haar dochter [slachtoffer 17] een foto laten zien met verschillende kinderen erop tijdens de zwemles, waarop zij aan haar dochter vroeg wie het meisje was over wie ze het had gehad in de studio, waarop [slachtoffer 17] volgens [aangeefster 11], [slachtoffer 11] aanwees. Ik hoorde [aangeefster 11] zeggen dat zij hierdoor zeker wist dat het om deze [slachtoffer 11] ging.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 23 maart 2014 (ZD 12, p. 10-19) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende:
als relaas van verbalisanten:
Op zondag 23 maart 2014 verscheen voor ons een persoon die ons opgaf te zijn [aangeefster 8]. Zij deed aangifte namens de benadeelde [slachtoffer 13], geboren [geboortedatum 3] 2008.
als de door [aangeefster 6] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
Later zei ik, na een potje Rumicub, dat de zwemleraar fouten had gemaakt en dat ik wilde dat [slachtoffer 13] er nog iets over wilde vertellen. Toen zei [slachtoffer 13]: “Bij mijn B en C gebeurde het niet meer, maar bij mijn A wel. Vooral als je het niet kon dan deed hij het”. Hij zei ook een paar keer : “Als je het fout deed”. Hij benoemde ook weer echt: “Dat hij dan aan mijn piemel zat.” […] Dit gesprek gisteren was gelukkig niet meer zo beladen. De eerste keer was hij heel boos. De tweede keer merkte ik aan hem dat hij zich schaamde. Gisteren was hij gewoon relaxed zeg maar. (p. 12)
V: Sinds wanneer zit [slachtoffer 13] op zwemles bij zwembad [naam zwemschool]?
Of de laatste week november 2012 of de eerste week van december 2012. Ik denk trouwens dat het 6 december was, omdat dit natuurlijk vlak na sinterklaas was. (p.15)[…]
V: In hoeverre denk je dat [slachtoffer 13] de waarheid spreekt?
Daar ben ik van overtuigd.
V: Wat is de reden dat je overtuigd bent?
Om de manier hoe wij het gesprek hebben gevoerd. Wij hebben niet vaak zo een gesprek maar dan is hij wel eerlijk. Ik merkte het ook aan zijn non-verbale communicatie. Hij draaide zijn hoofd weg. Ook omdat hij zo reageerde van “dat doet hij steeds”. Ik zag dat hij daarna van deze reactie schrok en daarom zei dat hij het soms deed. Hij heeft er verder ook niets bij verzonnen door bijvoorbeeld te zeggen dat [verdachte] het ook bij zijn B en C deed. (p.17)
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2014 (ZD 12, p. 20-29) ) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende als relaas van verbalisanten:
Uitwerking van een met de telefoon opgenomen geluidsfragment, genaamd [bestandsnaam 2]
. Dit fragment is met de telefoon van [naam]
(de rechtbank leest verbeterd: [aangeefster 8])opgenomen. De opname betreft een weergave van een gesprekje met haar zoon [slachtoffer 13] d.d. donderdag 13 maart 2014.
[aangeefster 8]: moeder van [slachtoffer 13]
: [slachtoffer 13]
[…]
[aangeefster 8]: En doet de meester weleens dingen die je niet leuk vindt?
: (stil)
[aangeefster 8]: Nee? Dat ie een beetje gek doet of een beetje aan je zit.
: (stil)
[aangeefster 8]: Ja? Doet ie dat wel? Wat doet ie dan?
: Oh gewoon.
[aangeefster 8]: Oh gewoon? Wat dan een beetje?
: Laat dat nou maar zitten.
[aangeefster 8]: Laat dat nou maar zitten. Waarom moet ik dat laten zitten?
: Laat het nou maar zitten (
[slachtoffer 13] verheft zijn stem).
[aangeefster 8]: Is het wat geks?
: Laat het nou maar zitten. (p. 21)
[…]
Uitwerking van een met de telefoon opgenomen geluidsfragment, genaamd [bestandsnaam 3]. Dit fragment is met de telefoon van [naam]
(de rechtbank leest verbeterd: [aangeefster 8])opgenomen. De opname betreft een weergave van een gesprekje met haar zoon [slachtoffer 13] d.d. zondag 16 maart 2014.
[aangeefster 8]: Ik blijf wel even bij je. Ik wil even met je praten, ik wil even iets met je bespreken .... over de zwemles, over de badmeester. Er waren wat kindjes geweest, die waren een beetje verdrietig om [verdachte].
[slachtoffer 13]: Wie was dat?
[aangeefster 8]: Ja, wat kindjes, ik weet niet hoe ze heten, wat jongetjes ..... en dat kwam omdat [verdachte] ... die had dingetjes gedaan die ze niet zo leuk vonden.
[slachtoffer 13]: Welke dingen dan?
[aangeefster 8]: Een beetje aan ze gezeten op plekjes die ze niet zo fijn vonden.
[slachtoffer 13]: Ik begrijp het niet.
[aangeefster 8]: [verdachte] had een beetje aan de kindjes gezeten op plekjes die eigenlijk niet zo .... waar ie eigenlijk niet aan hoort te komen.
[slachtoffer 13]: Huh?
[aangeefster 8]: Dus dat vonden de kindjes niet zo leuk.
[slachtoffer 13]: Hoe zit het dan met mij?
[aangeefster 8]: Hoe zit het dan met jou? Heeft ie dat bij jou dan ook weleens gedaan?
[slachtoffer 13]: Maar wat voor dingen?
[aangeefster 8]: Nou dat ie bijvoorbeeld even aan je piemel zit of zoiets.
[slachtoffer 13]: Euh ... (
fluistert onverstaanbaar)
[aangeefster 8]: Doet ie dat steeds?
[slachtoffer 13]: Nee.
[aangeefster 8]: Doet ie dat. ...
[slachtoffer 13]: (
stilte)
[aangeefster 8]: .... soms?
[slachtoffer 13]: Ja.
[aangeefster 8]: Wat doet ie dan?
[slachtoffer 13]: Nou als je het niet zo goed kan.
[aangeefster 8]: Als je het niet zo goed kan. Mmmm kan je ook iets vertellen dan? Het is helemaal niet erg hoor om te vertellen. Je kan het gewoon zeggen.
[slachtoffer 13]: Dat deed ik vroeger niet toen ik vier was.
[aangeefster 8]: Toen durfde je het niet te vertellen?
[slachtoffer 13]: Nee.
[aangeefster 8]: Nee, maar durf je het nu wel te vertellen? Nu ben je een grote jongen. Maar wat kan je erover vertellen dan?
[slachtoffer 13]: Dat ik het niet wil.
[aangeefster 8]: Dat je het niet wil hè .. . nee. (p. 23)
[slachtoffer 13]: Maar bij wie was dat?
[aangeefster 8]: Ik weet hun namen niet.
[slachtoffer 13]: (
onverstaanbaar)
[aangeefster 8]: Weet ik niet, ik weet echt hun namen niet. Maar zei je wel tegen de meester dat je dat niet wilde? Durfde je dat niet? Deed ie het vaak?
[slachtoffer 13]: (
stilte)
[aangeefster 8]: Ja? Maar kun je me vertellen wat ie deed? Ja?
[slachtoffer 13]: Nou hij deed wat jij vertelde.
[aangeefster 8]: Aan je piemel zitten .... en wat zei ie dan?
[slachtoffer 13]: Maar deed het ook echt zo hieronder hè?
[aangeefster 8]: Onder je broek ook echt, wat zei je tegen de meester?
[slachtoffer 13]: (Stilte) (p. 24)
[…]
Uitwerking van een met de telefoon opgenomen geluidsfragment, genaamd [bestandsnaam 4]. Dit fragment is met de telefoon van [naam]
(de rechtbank leest verbeterd: [aangeefster 8])opgenomen. De opname betreft een weergave van een gesprekje met haar zoon [slachtoffer 13] d.d. zaterdag 22 maart 2014.
[…]
[aangeefster 8]: Maar wat gebeurde er zeg maar ......... wat ie niet mag doen. Kun je dat nog één keer aan mij vertellen?
[slachtoffer 13]: Alleen aan mijn piemel zitten. En dat is het.
[aangeefster 8]: Ok en deed ie dat vaak?
[slachtoffer 13]: Nee, niet heel vaak.
[aangeefster 8]: Maar .... (p. 27)
[slachtoffer 13]: Maar bij de C deed ie het niet meer. Bij de B ook niet.
[aangeefster 8]: Alleen bij de A. Ok. Daar waren jullie met minder. En deed ie het ook bij de andere kindjes?
[slachtoffer 13]: Volgens mij wel. (p. 28)
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 27 maart 2014 (ZD 13, p. 9-20) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende:
als relaas van verbalisanten:
Op donderdag 27 maart 2014 verscheen voor ons een persoon die ons opgaf te zijn [aangeefster 9]. Zij deed aangifte namens de benadeelde [slachtoffer 14] (roepnaam:
[slachtoffer 14]), geboren 14 mei 2008.
als de door [aangeefster 9] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
Op vrijdag 14 maart 2014, was [slachtoffer 14] ziek thuis. Hij had diarree. In de ochtend ging ik bij [slachtoffer 14] op de bank zitten. Ik stelde de volgende vraag aan [slachtoffer 14]: “Hoe vond je [verdachte]?” [slachtoffer 14] zei dat hij [verdachte] ontzettend leuk vond omdat hij hem altijd met een grote boog het water ingooide en dat je zo lekker met hem kon stoeien. Ik zei toen van: “Wist je eigenlijk al dat [verdachte] niet meer terug komt.” [slachtoffer 14] zei toen: “Oh is hij ziek of zo.” Toen heb ik gezegd van: “Nee, de mensen zijn boos op hem omdat hij dingen heeft gedaan met kinderen die niet mogen.” [slachtoffer 14] zei toen: “Oh, je bedoelt dat hij mij met een grote boog het water ingooide,
want dat kreeg ik altijd water in mijn neus en oren.” Toen zei ik: “Nee, hij deed dingen met kinderen die met piemeltjes te maken hadden.” [slachtoffer 14] zei toen: “Ja, dat klopt, altijd als we vissenstaarten moesten zwemmen zat hij altijd heel stevig aan mijn piemeltje.” Toen vroeg ik aan hem: “Wat vond je daar dan van?” [slachtoffer 14] zei toen: “Eigenlijk vond ik het wel een heerlijk gevoel.” (p. 12).
V: Sinds wanneer zit [slachtoffer 14] op zwemles bij [naam zwemschool]?
Sinds oktober/november 2012.(p.12)
[…] op donderdag 20 maart 2014, in de avond lag [slachtoffer 14] bij mij. Ik had hem toen verteld dat [verdachte] een time out had. Toen vertelde [slachtoffer 14] over dat [verdachte] met zijn hand in zijn broekje was gegaan en aan zijn piemeltje had gevoeld tijdens het beoefenen van de vissenstaart. Ik had toen aan [slachtoffer 14] gevraagd of hij nog meer wilde zeggen. Toen zei [slachtoffer 14] van: “Ja, [verdachte] had gezegd dat we het niet aan de mama's mochten zeggen.” (p. 14).
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 17 april 2014 (ZD 13, p. 21-37) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende de door benadeelde [slachtoffer 14] (roepnaam: [slachtoffer 14]) op 2 april 2014 ten overstaan van een bevoegd zedenrechercheur, tevens gecertificeerd studioverhoorder, afgelegde verklaring:
V: Dan ga ik nou vragen waar je over komt praten.
Ik kom praten over [verdachte] (p. 23) […]
V: Waar is [verdachte] dan?
In de gevangenis. Omdat hij aan iemand zijn piemeltje heb gezeten.
V: En hoe weet jij dat?
Heeft mama verteld (p. 28). […]
V: Dus jij zegt: mama had verteld dat [verdachte] in de gevangenis zit, omdat hij aan iemand zijn piemeltje had gezeten.
Ja, aan iedereen zijn piemeltje eigenlijk. Bij [betrokkene 5], [betrokkene 6], ikke… Dat heb ik gewoon gezien. Gewoon dat daar, nee weet je hoe ik dat zag? Omdat bij [betrokkene 6] zijn onderbroek zo'n hele grote bult zat. En daar dacht ik dat dat [verdachte] zijn hand was. En [verdachte] zat ook vlakbij hem en ik zag zijn hand niet, dus daarom… (p. 29) […] Hij deed, hij deed zo onder zo'n onderbroek, dan ging hij zo onder zo'n onderbroek, deed hij zo en dan voelde hij iemand zijn piemeltje en dan ging hij daar zo aanzitten (p. 30). […] Onder mijn zwembroek. Dat voelde ik! Het was lekker een soort knijpen. (p. 32). […] Elke keer. […] Heel even (p. 33).”
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 25 maart 2014 (ZD 14, p. 9-15) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende:
als relaas van verbalisanten:
Op dinsdag 25 maart 2014 verscheen voor ons een persoon die ons opgaf te zijn [aangeefster 10]. Zij deed aangifte namens de benadeelde [slachtoffer 15], geboren [datum] 2007.
als de door [aangeefster 10] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
[slachtoffer 15] zwom eerst bij zwembad [naam zwembad]. Ik ben daar weggegaan omdat het heel groot is. Allemaal tegelijk, ik geloof 40 kinderen in het bad en al die ouders aan de kant. Ze was al bang voor water, het was altijd hectisch en moest ze spugen. Via school had ik al positieve verhalen gehoord over [naam zwemschool]. De eerste dinsdag van september
(de rechtbank begrijpt: in de maand september 2013)is ze begonnen. Ze kwam daar en kreeg een mooi vestje en broekje. […] Op woensdag 12 maart was de informatieavond. […] De dag erna heeft mijn man een kort gesprek gehad met mijn dochter over goede en slechte geheimen, dat ze wel een geheimpje mag hebben, maar dat ze geen geheimpje mag hebben als ze iets stuk heeft gemaakt. Zo ongeveer. Mijn man is ook gaan praten over zwemles, de manier van vasthouden, ze vertelde dat [verdachte] haar bil wel moest vastpakken om te zwemmen. Verder kwam er niets uit en toen heeft hij het zo gelaten omdat de GGD dat adviseerde geen woorden in de mond te leggen. (p.11) Hij heeft dat ook niet gedaan. Er is een week overheen gegaan, er was een forum en mijn man las dat ouders bij een tweede gesprek toch te horen hadden gekregen dat er wel iets was gebeurd. Het zat ons niet lekker en vonden dat we er toch nog een keer er over moesten hebben op een kinderlijke wijze. En dat hebben we afgelopen vrijdag gedaan. Ze was in bad geweest, mijn man was mijn dochter aan het afdrogen. […] Mijn man of ik zei dat papa en mama wel aan haar bil en fluts mogen zitten. Mijn man zei tijdens het afdrogen of iemand anders ook aan haar fluts heeft gezeten. Toen zei ze: “Ja, [verdachte] heeft ook wel eens aan mijn fluts gezeten”. We noemen een vagina altijd een fluts. Het was een klap in onze gezichten. We wilden niet laten zien dat we schrokken […] Ik maakte het een beetje gek en vroeg hoe hij dat dan deed. Ze lag op de rug en zei: als we op de rug zwemmen dat heeft hij één hand onder de billen en één hand op de fluts. Ze zei: “dat hoort niet mama.” […] Ze wist dat het niet hoorde en vond het niet prettig. Ze zei dat het gebeurde als de mama's er niet bij waren. Dit kwam uit haar zelf, ik heb daar niet naar gevraagd. Misschien dat ik wel heb gezegd dat mama dat niet heeft gezien. […] Ze deed het voor en wist dat het niet hoorde en dat ze het niet prettig vond. Ze zei verder dat ze heeft gezien dat hij het ook heeft gedaan bij Yasmine. Misschien dat ze wilde weten of hij het ook bij anderen deed. Hij zou het niet bij [slachtoffer 24] hebben gedaan. Ze zei tegen mij; "Maar [slachtoffer 24] is ook heel klein he mama". [slachtoffer 24] is 5 jaar oud. Ik hield het heel luchtig door ook over andere dingen te praten. Ik vroeg nog aan haar waarom ze het nooit tegen mama heeft verteld, ze zei toen dat ze dacht dat mama boos zou worden op [verdachte]. Zij wist nog niet dat hij niet meer terug zou komen. Ze zei nog: “Vertel me maar mama wat ik moet doen als [verdachte] het weer doet”. Toen heb ik verteld dat hij niet meer terug zou komen. […] Ik vroeg aan haar dat het heel vervelend was dat ze zo zenuwachtig was voor het zwemmen gaan, want ze moest onder het gat door en het zonder vestje moest doen. Toen zei ze tegen mij: “Ja mama maar ik vind het ook vervelend als hij weer aan mijn fluts zit”. […] Ze was in eerste instantie wel een beetje verdrietig omdat ze hem heel aardig vond maar ze snapte heel goed dat hij het niet mocht doen. (p. 12) […] Ze vertelde 3 of 4 keer en het gebeurde op haar broekje. (p. 15)
V: Hebben jullie nog gevraagd of hij in haar broekje is geweest?
Ja mijn man heeft het gevraagd, hij wilde dat weten. Nee alleen over haar broekje (p. 15).
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 april 2014 (ZD 14, p. 16-28) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende de door benadeelde [slachtoffer 15] op 1 april 2014 ten overstaan van een bevoegd zedenrechercheur, tevens gecertificeerd studioverhoorder, afgelegde verklaring:
Nou, omdat [verdachte] bij zwemles houdde die op verkeerde plekken vast, bij zwemmen (p. 19). […] Bijvoorbeeld mijn vagina en mijn billen (p. 20). […]
V: Hoe vaak?
Volgens mij drie keer of zo (p. 22). Dan doe ik bijvoorbeeld op m'n rug, maar ... Op m'n billen, moet ik dan met de buik. En op m'n rug doet hij dan bij m’n fluts (p. 23). […]
Nee, hij houdt hem gewoon stil, maar ik vind het een beetje een gek gevoel. Nou, omdat dat, dat zwembroekje is ook heel nat en dan voelt het een beetje raar als hij dat… […]
V: Ja. En hoe lang duurt dan zoiets, dat hij jou vasthoudt?
Ja, in de lengte is het best wel een beetje lang, dus het... Nou, ja, soms .. vier tellen of zo (p. 24). […] Ja, in het begin leek hij me wel... een hele lieve meester, maar toen kwam hij aan m'n vagina en toen vond ik het niet zo leuk (p. 26).
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 3 april 2014 (ZD 16, p. 12-19) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende:
als relaas van verbalisanten:
Op donderdag 3 april 2014 verscheen voor ons een persoon die ons opgaf te zijn [aangeefster 11]. Zij deed aangifte namens de benadeelde [slachtoffer 18], geboren [datum] 2008.
als de door [aangeefster 11] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
V: […] heb jij tussen 12 maart en 18 maart iets met je dochters over deze zaak besproken?
Nee. Ik heb alleen gezegd dat [verdachte] zijn stem kwijt was en dat hij daarom geen les kon geven. Ik heb niets met hen besproken over het aanraken enzo (p. 15). […]
V: Wat gebeurde er op dinsdag 18 maart?
We hadden gegeten en het was bedtijd. De volgende dag moest [slachtoffer 18] zwemmen met kleding aan. We moesten dus kleding uitzoeken. We zochten een korte broek uit. [slachtoffer 18] stond op dat moment in haar onderbroek en had haar hemd aan. Alleen [slachtoffer 18] en ik waren in haar slaapkamer. Op het moment dat wij bezig waren om haar zwembroek uit te zoeken, zegt ze: “[verdachte] doet weleens dit”. Ik zag dat zij op dat moment haar handje via de bovenkant in haar onderbroek doet aan de bovenkant bij haar plasser. Ik vroeg aan haar: “Wat doet hij dan?” omdat ik niet kon zien wat zij in haar onderbroekje deed. Ik zag toen dat zij in de lucht met haar wijsvingertje een kriebelbeweging maakte. Ik vroeg toen: “Hoe doet hij dat dan? want je hebt een zwembroek aan met een veter erin?” En op dat moment doet zij dat voor. Ik zag dat zij met haar wijsvingertje via haar broekspijpje weer naar haar plasser ging. De eerste zin wat ze zei, was: “[verdachte] doet weleens dit als ik op mijn rug zwem”. Ze vertelde dit lachend. Ik kon dat zinnetje toen nog niet helemaal plaatsen. Ik had op dat moment wel zoiets van: ik moet nu goed opletten. Ik lees het even voor hoe ik het die avond op papier heb gezet:
Ik vroeg aan [slachtoffer 18]: “Doet hij dat vaak?” Zij zei: “Soms komt hij naast mij lopen, in het water als ik rugslag doe en dan doet hij dat.” Ze had al aangegeven dat het kriebelde. Want ik vroeg: “Doet het dan geen pijn?” Ze zei: “Nee, het kriebelt”. Ze heeft ook 1 keer het woord 'kietelt' gebruikt. Ik vroeg nog aan haar of hij dat ook bij andere kinderen deed maar toen zag ik dat zij haar schouders ophaalde. Nadat zij dit had voorgedaan, ben ik naar beneden gegaan en heb dit tegen [betrokkene 3], mijn man verteld. [betrokkene 3] is toen meegegaan naar boven. Ik vroeg toen aan [slachtoffer 18]: “Wat heeft [verdachte] bij jou gedaan?” Ze vertelde precies hetzelfde aan [betrokkene 3] en deed nogmaals hetzelfde voor. (p. 15)
V: Sinds wanneer zit [slachtoffer 18] op zwemles bij [naam zwemschool]?
Dat was december 2012. (p. 16)
Een ander geschrift, te weten een kopie van een notitie van [aangeefster 11] (ZD 16, p. 10-11) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende:
19:20 dinsdag 17 maart.
[slachtoffer 18] gaat naar bed en heeft het over dat ze morgen met kleding aan mag zwemmen. Wij zoeken een korte broek uit. En zij zegt [verdachte] doet wel is dit (als ik op mijn rug zwem) (Kikkervoeten zwemt) lacht en kijkt me aan. En ze doet met haar wijsvinger bewegingen in haar onderbroek. Ik zeg haar hoe doet hij dat dan je hebt toch een zwembroek aan met een strik erin? Ze doet het voor via haar broekspijpje van haar onderbroek. En doet normaals in de lucht voor wat hij met zijn wijsvinger doet. Soms komt hij naast mij lopen als ik de rugslag/kikkervoeten doe in het water en dan doet hij dat. Ze had al gezegd dat het kriebelt. Ik vraag doet het geen pijn? Nee zegt ze (nogmaals) het kriebelt. Ik vroeg of hij het ook bij andere kinderen doet? (Dat kon ze niet vertellen) Ze haalt haar schouders op. Nadat ze het voordeed bij haar broekspijp heb ik [betrokkene 3] erbij gevraagd. Tegen [slachtoffer 18] gezegd dat ik even haar zwem t-shirt erbij ging pakken beneden. Nogmaals met [betrokkene 3] erbij: “Wat doet [verdachte] bij jou?” Nogmaals vertelde/deed zij het voor.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 15 april 2014 (ZD 16, p. 20-37) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende de door benadeelde [slachtoffer 18] op 10 april 2014 ten overstaan van een bevoegd zedenrechercheur, tevens gecertificeerd studioverhoorder, afgelegde verklaring:
Nou de badmeester die deed bij ons, bij ons ... bij onze plasser iets. Deed ie dit (
[slachtoffer 18] beweegt haar rechterhand naar haar vagina en legt hierbij haar rechterhand boven haar maillot op haar vagina) ... zo onder je zwembroek (
[slachtoffer 18] maakt met haar rechterhand een beweging van rechts naar links boven haar kruis) en dat vonden wij niet fijn. Toen wij zaten te zwemmen toen deed ie dat (p. 22) […] Alleen bij mij. Bij mijn plasser deed ie het alleen, ik weet niet of ie het ook bij andere mensen deed, bij de andere kindjes deed (p. 22). Ging ie zo onder je zwembroek door .. (
terwijl [slachtoffer 18] dit zegt maakt zij met haar rechterarm en hand een beweging van rechts naar links boven haar kruis) Dit.. (
[slachtoffer 18] spreidt haar benen en legt haar rechterhand over haar maillot op haar vagina) (p. 22). Het was altijd als we op zwemles kwamen dan deed ie dat een keer als we op onze rug gingen zwemmen. Toen we nog een keer op onze rug gingen zwemmen toen deed ie het niet. Dus een keer toen we onze rug gingen zwemmen bijvoorbeeld, een vissenstaart doen dan deed ie het altijd soms en soms niet (p. 24). […] Ja. Maar als de badmeester dat deed, zo bij je plasser hè .. waarmee deed hij dat dan? Met zijn vinger. […] Ja, toen ging hij er zo onder door (
terwijl [slachtoffer 18] dit zegt gaat zij met haar rechterhand richting haar vagina en legt zij vervolgens deze hand op haar vagina, over haar maillot heen) Zo er onder door. Ja, zo onder je zwembroek door (
[slachtoffer 18] beweegt haar hand / vingers weer naar haar vagina, zij legt haar hand niet op haar vagina) (p. 25) […] In het midden. Hiero. (
[slachtoffer 18] wijst met haar vingers het midden van haar kruis aan) D'r op. Toen deed ie zo (
[slachtoffer 18] steekt haar rechterhand uit richting V, [slachtoffer 18] maakt een vuist met haar rechterhand maar steekt haar wijsvinger omhoog. Deze wijsvinger beweegt zij vervolgens van omhoog naar omlaag met een repeterende beweging, vervolgens brengt [slachtoffer 18] uit eigen beweging haar rechterhand naar haar kruis en legt de hand op haar vagina) […] Hij deed gewoon zo er recht in (
[slachtoffer 18] steekt haar rechterhand over haar maillot heen tussen haar benen op haar vagina en gaat vrijwel meteen op haar rug liggen) en zo zwemmen ... (
[slachtoffer 18] gaat weer rechtop zitten) …vissenstaarten.. […] (p. 26) […] gingen we zo zwemmen en toen ligt, ging ie zo ... (
[slachtoffer 18] maakt terwijl zij half op haar rug ligt een rugslag beweging met haar benen en houdt haar rechterhand tegen haar kruis aan) […] Wat deed ie dan met zijn vinger? Dit. (
[slachtoffer 18] maakt een vuist met haar rechterhand en steekt haar wijsvinger omhoog) Niet zo… (
terwijl [slachtoffer 18] dit zegt beweegt zij haar wijsvinger op en neer) maar gewoon zo (
[slachtoffer 18] strekt haar wijsvinger) Zo… (
[slachtoffer 18] legt haar hand en gestrekte vinger op haar vagina over haar maillot heen) ... en zo plat. […] Altijd als we naar zwemles gingen deed ie dat soms. (p. 27). […] Ik vond het niet leuk. Ik vond het niet fijn dat hij dat deed. Vond ik een beetje vervelend voelen. […] Ik wou eerst weten of ie het heel veel keer ging doen en toen daarna had ik het verteld, beneden. (p. 28).
Een proces-verbaal van (nader) verhoor [aangeefster 11] d.d. 16 april 2014 (ZD 16, p. 38-44) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende:
V: Aflopen week heeft jouw partner contact gezocht met de politie. Dit omdat jouw oudste dochter ook een uitspraak zou hebben gedaan. Klopt het dat je hierover nu een aanvullende verklaring komt afleggen?
Ja, dat klopt.
V: Wat is de volledige personalia van jullie oudste dochter?
[slachtoffer 17], geboren op [datum] 2006 […] Voordat de bijeenkomst was geweest, nadat we de brief hadden ontvangen voor de bijeenkomst vanwege de zwemleraar hebben we aangegeven dat [verdachte] niet meer kwam omdat hij geen stem meer had en dus geen zwemles meer kon geven. 's Avonds na de bijeenkomst vroeg ik aan [slachtoffer 17] wie zij leuker vond, de juf die ze daarvoor had of [verdachte]. Toen gaf ze aan dat ze [verdachte] leuker vond, de vorige juf was namelijk heel erg streng. Ik gaf toen aan dat hij haar zeker niet zoveel had hoeven helpen omdat [slachtoffer 17] al goed kon zwemmen. Ik vroeg toen of [verdachte] haar wel eens moest helpen met zwemmen bij haar rug of bij haar benen bijvoorbeeld. “Ja”, zei [slachtoffer 17], “Hij doet wel eens zo bij mijn rug of mijn benen zo omhoog en dan deed hij ook wel eens zo. Op dat moment zag ik dat [slachtoffer 17] met haar hand een beweging maakt waarbij zij met haar hand achter in haar onderbroek ging, bij haar billen. Toen zei [slachtoffer 17]: “O nee dat is gek dat kan niet”. Op dat moment zijn wij er niet verder op door gegaan (p. 39). […] De tijd daarna zijn we er verder niet over begonnen. [slachtoffer 17] wist ook niets over wat [slachtoffer 18] had verteld, de aangifte en de informatieavond. Tot de avond van dinsdag 8 april, de avond voordat de politie bij ons thuis zou komen om [slachtoffer 18] voor te bereiden op haar verhoor. Toen heb ik [slachtoffer 18] beneden voorbereid op de komst van de politie. [slachtoffer 17] en haar vader waren op dat moment boven. Ik heb toen tegen [slachtoffer 18] gezegd dat grote mensen dat niet mogen doen. Dat was duidelijk voor haar. Zo ging [slachtoffer 18] daarna naar boven naar haar zus en vader. Toen heeft ze tegen [slachtoffer 17] en haar vader boven gezegd dat ze naar een praatjuf van de politie ging. Ik hoorde dit omdat ik achter [slachtoffer 18] aan liep. [slachtoffer 17] vroeg waarom ze daar dan heen moest. [slachtoffer 17] zei: "Mam ik snap het niet wat is er nou". Ik heb toen aan [slachtoffer 17] uitgelegd dat [slachtoffer 18] mag praten met een mevrouw die met kindjes praat bij de politie. Ik zei: “[verdachte] heeft iets gedaan wat niet mag, omdat hij wel eens bij kindjes in hun zwembroek zat”. Op dat moment zei [slachtoffer 17] tegen [slachtoffer 18] dat hij dat ook bij haar had gedaan. Op dat moment zag ik ook dat [slachtoffer 17] weer met haar hand aan de achter kant in haar broek ging. “O”, zei [slachtoffer 18] toen: “bij mij deed hij dit ". Ik zag dat [slachtoffer 18] met haar vinger een kriebelende beweging maakte bij haar plasser. Ik hoorde [slachtoffer 17]
zeggen : “Oo dat deed hij bij mij niet, bij mij deed hij dit". Toen ging ze weer met haar hand aan de achterkant in haar broek. Ook zei [slachtoffer 17] dat ze het maar raar vond of vies. Ze heeft vies en een beetje raar allebei gezegd. [slachtoffer 17] heeft op dat moment ook nog aan [slachtoffer 18] gevraagd of zij het dan ook voor haar aan de mevrouw van de politie wilde vertellen. In dit gesprek hebben wij ook nog gevraagd of hij dat wel vaker deed. Ik hoorde [slachtoffer 17] zeggen: “Ik denk vijf keer, nee misschien wel tien of twintig keer.” Toen zei ik dat hij dat met haar badpak toch niet kon doen. Toen zei [slachtoffer 17]: “Nee als ik mijn bikini aan had.” Ik weet dat zij soms haar badpak en soms haar bikini aan had (p. 39) […] Ik vroeg [slachtoffer 17] nog of hij dat ook bij andere deed. Ik hoorde [slachtoffer 17] zeggen: “Ja dat gebeurde ook bij andere.” (p. 40).
Van wanneer tot wanneer heeft [slachtoffer 17] zwemles gehad?
Van [verdachte] vanaf eind augustus begin september 2012 tot eind juni begin juli 2013. (p. 40)
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 24 april 2014 (ZD 16, p. 45-72) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende de door benadeelde [slachtoffer 17] op 16 april 2014 ten overstaan van een bevoegd zedenrechercheur, tevens gecertificeerd studioverhoorder, afgelegde verklaring:
V: En kan jij mij eens alles vertellen waarover jij komt praten vandaag bij mij?
Over [verdachte]. […] Bijvoorbeeld, toen ging hij altijd met je... met zijn hand in je onderbroekje. Ehm… en ja… Dat had ik geloof ik, ik weet het niet meer zeker, had ik het ook bij een jongetje of bij een meisje gezien, dat hij dat deed. En ... omdat hij dat had gedaan. Want een kindje, die had het een keer… een kindje die zei dat wel eens tegen mij: merk je wel eens dat [verdachte] zijn hand in je broek steekt? (p. 48) […] Bij mij lag het eraan of ik een bikini aan had of niet (p. 50). […] Meer dan ... Ja, meer dan twee keer of zo. Nou, best heel veel. (p. 51). […] Nou, dan ... dat was als je op je rug ging en je kon niet zo goed, als je dan de hele tijd naar beneden zakte, toen deed hij altijd, dan pakte hij je altijd zo op en dan deed hij heel voorzichtig steeds stilletjes, stil die... Je zwembroek omlaag en dan ging zijn hand erin (p. 53). […] Dan deed hij zo en dan steeds zo en zo en dan ... Uiteindelijk zo (
[slachtoffer 17] zet haar handen op haar onderrug en schuift met haar handen in haar broek) en dan steeds zo en zo en dan uiteindelijk zo. Als hij klaar was, deed hij het er weer uit. […]
En waar voelde je die hand dan?
Nou, precies gewoon zo op m'n billen. (p. 53). […] Hij ging alleen via de achterkant.
Via de achterkant, oké. Maar via de achterkant aan de bovenkant of aan de onderkant?Bovenkant. (p. 54). Ik vond het wel raar dat hij dat deed. Ik dacht: je mag dat toch niet, dat mag toch niet? (p.55) […]
Jij zegt van: een kindje had tegen jou gezegd: merk je wel eens dat [verdachte] een hand in het zwembroek, in je zwembroek doet?
([slachtoffer 17] knikt bevestigend)
In jouw zwembroek of in de zwembroek van dat kindje, toen dat kindje dat vertelde?
Nou, ik vertelde dat aan het kindje om te vragen of ze dat, of die dat, of ze dat ook een keertje had
gevoeld.
Oh, jij had dus aan een kindje gevraagd van: merk je wel eens dat [verdachte] zijn hand in je
zwembroek doet?
Ja.
En wat zei dat kindje toen?
Ik geloof het wel.
Ik geloof...
Ik denk dat ik het wel eens heb gevoeld.
En wie was dat kindje dan?
Dat is een meisje.
En weet je ook hoe dat meisje heet?
([slachtoffer 17] schudt ontkennend haar hoofd)
Hoe zag dat meisje eruit dan?
Nou, ze was ... een beetje met krulletjes had ze, in haar haar. Ja, krulletjes had ze altijd.
Zelfde kleur haar als jij of lichter?
Nee, heel donker.
Oké. En haar huidskleur is die net zoals jij?
Ja, een beetje donker. Een beetje ... Ja, ik weet ook niet precies wat voor. (p. 60) […]
Oh, oké. Oké. Hé ... Ja, je vertelde ook van, je had het aan een ander meisje gevraagd hè, van: joh...
Ja.
Doet [verdachte] dat ook wel eens bij jou? En was dat voordat [verdachte] weg was of
nadat [verdachte] weg was, toen je dat aan dat meisje... ?
Dat was daarvoor al heel lang.
Heel lang daarvoor al?
Dat was daar voor al.
Dus toen gaf [verdachte] nog zwemles?
Ja.
Oké.
Want hij gaf geen zwemles meer toen ik m'n B had gehaald.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 18 april 2014 (ZD 19, p. 9-16) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende:
als relaas van verbalisanten:
Op vrijdag 18 april 2014 verscheen voor ons een persoon die opgaf te zijn [aangeefster 12]. Zij deed aangifte namens de benadeelde [slachtoffer 22], geboren [datum] 2005.
als de door [aangeefster 12] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
V: Sinds wanneer zit [slachtoffer 22] op zwemles bij [naam zwemschool]?
Augustus 2012 (p. 12) […] De vrijdag voor het informatieve gesprek (28 maart) was ik zijn zwemtas aan het opruimen. [slachtoffer 22] vroeg of hij moest zwemmen. Ik zei van nee. [slachtoffer 22] vroeg die week al een paar keer wanneer [verdachte] terugkwam. Ik had na de bijeenkomst gezegd dat [verdachte] ziek was. [slachtoffer 22] ging toen zijn zwemtas ophangen en ik zei dat [verdachte] niet meer terugkwam en dat hij les zou krijgen van [betrokkene 2]. [slachtoffer 22] vroeg waarom niet. Ik zei toen dat [verdachte] niet ziek was, maar dat hij dingen had gedaan die niet mogen. Toen vroeg [slachtoffer 22]: “Wat dan?” Toen heb ik volgens mij tegen [slachtoffer 22] gezegd dat hij dingen heeft gedaan die niet prettig zijn bij kinderen. Maar dat weet ik niet zeker. Ik vroeg toen aan [slachtoffer 22]: “Wat vind jij niet prettig?” [slachtoffer 22] zei toen: “[verdachte] heeft aan mijn piemel gezeten” […] 's Avonds hebben we (mijn man en ik) met [slachtoffer 22] gezeten. [betrokkene 4], mijn man, vroeg aan [slachtoffer 22] wat hij aan mij die dag heeft verteld. [betrokkene 4] vroeg wat [verdachte] had gedaan. [slachtoffer 22] zei dat hij aan zijn piemel had gezeten . Ik vroeg toen aan [slachtoffer 22] wat hij daarmee bedoelde. [slachtoffer 22] maakte een knijpende beweging bij zijn kruis. Hij zei direct dat hij daar niet over wilde praten. Hij had zijn hoofd ook naar beneden. Naar mijn idee was dit schaamte. We hebben er verder niet over gesproken […] [slachtoffer 22] zei dat hij tegen [verdachte] had gezegd: “Niet doen”. [slachtoffer 22] zei die avond nog wel dat het niet altijd gebeurde. Ik had daarvoor nog aan [slachtoffer 22] gevraagd wanneer dit gebeurde. Hoe ik net heb opgevat is dat het meerdere keren is gebeurd als hij op zijn rug zwom. Het was altijd in het water. (p. 14).
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 29 april 2014 (ZD 19, p. 17-48) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende de door benadeelde [slachtoffer 22] op 24 april 2014 ten overstaan van een bevoegd zedenrechercheur, tevens gecertificeerd studioverhoorder, afgelegde verklaring:
Mijn badmeester, die heb ... die zit steeds aan m’n piemel (p. 22) […] Nou, hij zit steeds in het water. Als ik altijd omhoog zit, zit hij steeds aan m’n piemel (p. 23). […] Dan gaat hij bij me staan en dan zit hij steeds aan m’n piemel (p.24). […] Dan zit hij, dan gaat hij naar me toe en dan zit hij, zit hij ... (
[slachtoffer 22] knijpt over zijn broek in zijn kruis) (p. 26). […]
V: Heb je wat gezegd tegen die badmeester?
Ja.
V: Wat denk jij dan dat je gezegd hebt?
Blijf vanaf. (p. 27).
V: Want jij zegt: hij knijpt in mijn piemel. Wat heb je nog meer bij je piemel zitten?
M'n ballen.
V: Heel goed van jou, ballen. Knijpt hij, [slachtoffer 22], knijpt hij alleen in je piemel of knijpt hij ook in je ballen?
Alleen m'n piemel.
V: Alleen in je piemel. Hoe vaak is dat, hoe vaak gebeurde dat dan?
Elke keer als hij er is. (p. 28). […]
V: Vond je het leuk of vond je het niet leuk?
Niet leuk.
V: Niet leuk, oké. Deed het pijn of deed het geen pijn?
Nee, het deed geen pijn.
V: En wat voelde eigenlijk?
Een hand.
V: Een hand. Voelde je dat of zag je dat?
Ik zag het.
V: Oh, je zag het ook. Hoe kan het dat je dat ziet, want je ligt toch met je hoofd zo in het water?
Maar ik voel ook wat (p. 29). […]
V: Als hij aan jouw piemel zat hè?
Ja?
V: Was dat dan over je zwembroek heen of was dat in je zwembroek?
Erover. (p. 32).