Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2014 (dossierpagina 74) met het daarbij gevoegde studioverhoor van [benadeelde] d.d. 11 februari 2014 (dossierpagina’s 43-73).
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
.Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedendelicten nog lange tijd de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Dat het slachtoffer in dit specifieke geval inderdaad last heeft van de psychische gevolgen blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 9 oktober 2014.
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 15 mei 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van een strafbaar feit is veroordeeld;
- het psychologisch rapport gedateerd 6 augustus 2014, opgemaakt door P.C. Dalebout, gezondheidszorgpsycholoog;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 10 september 2014 van de heer J.H. Kooij, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, Adviesunit 2 Noord-West te Haarlem, alsmede de door hem ter terechtzitting van 29 januari 2015 gegeven toelichting.
7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
VIJFTIEN (15) MAANDEN.
€ 10.000,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [benadeelde], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
€ 10.000,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
vijfentachtig (85) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.