ECLI:NL:RBNHO:2015:1550
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en hoorplicht in belastingzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 maart 2015 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie betreffende de waarde van een onroerende zaak, in dit geval een appartement. Eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente Zaanstad vastgestelde WOZ-waarde van € 180.000 voor het kalenderjaar 2013. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op basis van vergelijkingsobjecten en had eiser in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord op het bezwaarschrift. Eiser stelde dat hij niet was gehoord en dat de waarde te hoog was vastgesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiser voldoende gelegenheid heeft gekregen om te worden gehoord, maar niet heeft gereageerd op verzoeken van de heffingsambtenaar om data voor een hoorzitting op te geven. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van schending van de hoorplicht. Daarnaast heeft de rechtbank de waarde van de woning beoordeeld aan de hand van het taxatierapport van de heffingsambtenaar, waarin de waarde was onderbouwd met vergelijkingsobjecten. De rechtbank concludeerde dat de waarde niet te hoog was vastgesteld en dat de heffingsambtenaar aan zijn bewijslast had voldaan.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien er geen aanleiding voor was.