ECLI:NL:RBNHO:2015:1459
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Weigering drank- en horecavergunning op basis van zedelijk gedrag en verantwoordelijkheid leidinggevende
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, h.o.d.n. Bar Dancing [naam] te [plaats], had bezwaar gemaakt tegen de weigering van de burgemeester van Haarlem om haar een drank- en horecavergunning te verlenen. De weigering was gebaseerd op artikel 5, eerste lid, van het Besluit Eisen Zedelijk Gedrag Drank- en Horecawet 1999, omdat de horecagelegenheid van verzoekster voor een jaar gesloten was geweest op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster als leidinggevende verantwoordelijk was voor de gebeurtenissen in de niet-openbare ruimtes van de inrichting, en dat er geen grond was om haar geen verwijt te maken voor de sluiting van de horecagelegenheid.
De voorzieningenrechter overwoog dat verzoekster een spoedeisend belang had bij de gevraagde voorlopige voorziening, omdat zij zonder vergunning in financiële problemen zou komen. Echter, de rechter concludeerde dat de burgemeester terecht de vergunning had geweigerd, omdat verzoekster niet voldeed aan de eisen van de Drank- en Horecawet. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de overweging dat de weigering van de vergunning naar verwachting in bezwaar in stand zal blijven. De uitspraak werd gedaan door mr. M.P. de Valk, in aanwezigheid van griffier mr. E. Degen, en is openbaar uitgesproken op 24 februari 2015.