In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 februari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer (eiser) en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over een opgelegde boete op grond van de Werkloosheidswet (WW). Eiser ontving een WW-uitkering, maar heeft zijn gewerkte uren niet volledig doorgegeven aan verweerder, wat leidde tot een boete van € 1.128,60. Eiser stelde dat hij de uren conform de instructies van zijn werkgever had doorgegeven, maar de rechtbank oordeelde dat hij zelf verantwoordelijk was voor het verstrekken van de juiste informatie. De rechtbank overwoog dat de handelwijze van eiser resulteerde in een te hoge uitkering, waardoor verweerder benadeeld was. De rechtbank matigde de boete op basis van de omstandigheden van de zaak en concludeerde dat er geen sprake was van opzet of grove schuld. Uiteindelijk werd de boete vastgesteld op € 250,-, en de rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op het griffierecht te vergoeden. Tevens werden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.948,-.