Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Inleiding
4.Bewijs
heeft verder zeer specifieke beschrijvingen gegeven over de seksuele handelingen, die niet passen bij een meisje van tien jaar oud. De rechtbank acht het hoogst onaannemelijk dat de vele gedetailleerde verklaringen over de seksuele handelingen en de beschrijving van verdachtes geslachtsdeel zouden zijn ingegeven door de moeder van [slachtoffer] . Uit het door de moeder opgenomen filmpje blijkt immers dat [slachtoffer] niet zozeer emotioneel is wanneer gesproken wordt over het misbruik, maar dat wel wordt zodra zij het gevoel heeft dat haar moeder haar niet gelooft wanneer wordt doorgevraagd naar de waarheid. Evenzeer acht de rechtbank het hoogst onaannemelijk dat [slachtoffer] de gedetailleerde beschrijvingen uit andere bronnen zou hebben gehaald. Het dossier noch de afgelegde verklaringen geven aanleiding voor deze veronderstelling.
De rechtbank ziet gelet op het bovenstaande, mede in aanmerking nemend de leeftijd van de minderjarige, geen onverklaarbare discrepanties in de verklaringen van [slachtoffer] en zij acht deze verklaringen daarom betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank neemt tevens in aanmerking hetgeen hierboven is overwogen over de betrouwbaarheid en daarmee tevens de bewijskracht van de van gedetailleerde beschrijvingen voorziene verklaringen van [slachtoffer] en zij acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte [slachtoffer] gedurende langere periode heeft misbruikt. De rechtbank merkt daarbij op dat niet is vast te stellen op welk moment het misbruik daadwerkelijk is begonnen. Verschillende malen is in verklaringen de zesjarige leeftijd van [slachtoffer] naar voren gekomen, zodat de rechtbank de datum waarop [slachtoffer] zes jaar werd als beginpunt zal nemen van de periode waarin het misbruik heeft plaatsgevonden.
.
5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
7.Motivering van de sanctie
8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 10.875,20 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
1 januari 2009).
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
10 (tien) maanden.
[slachtoffer], [adres] , [woonplaats] , geleden schade tot een bedrag van
€ 7.322,20(zegge: zevenduizenddriehonderdtweeëntwintig euro en twintig cent), bestaande uit € 322,20 voor de materiële en € 7.000,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente (over € 7.000,00 vanaf 15 augustus 2011 en over € 322,20 vanaf 8 oktober 2015) tot aan de dag der algehele voldoening, aan [de moeder] , wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer] , tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
71 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.