6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf/maatregel die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling met voorbedachte raad door hete olie in het gezicht en over het lichaam van zijn ex-echtgenote te gooien, terwijl zij thuis op de bank zat. Het slachtoffer heeft daarbij ernstige brandwonden opgelopen. Uit de ter zitting namens het slachtoffer voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat zij nog dagelijks de nare gevolgen ondervindt van deze weerzinwekkende daad. Zij heeft een huidtransplantatie moeten ondergaan en heeft littekens overgehouden. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt, maar ook op haar psychisch welzijn en dat van zijn naaste omgeving.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 6 juli 2015, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder door de strafrechter is veroordeeld;
- het over verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport gedateerd 8 juli 2015 van
dr. B.A. Blansjaar, psychiater, welk rapport onder meer het volgende inhoudt:
Het psychiatrisch onderzoek levert aanwijzingen op voor een psychotisch ziektebeeld van verdachte met overwaardige, jaloerse en achterdochtige denkbeelden die hij met waanzekerheid beleeft. Het motief voor het tenlastegelegde is zijn obsessieve, met waanzekerheid beleefde overtuiging dat zijn vrouw hem gedurende vele jaren heeft bedrogen en belogen. Hij is zich er echter wel van bewust dat moord, doodslag of zware mishandeling daardoor niet wordt gerechtvaardigd en strafbaar is. Geadviseerd wordt daarom het hem tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Hoewel verdachte heeft verklaard afstand te willen nemen van zijn (ex-)vrouw, is hij daartoe waarschijnlijk niet goed in staat. Te vrezen valt dat het bij hernieuwd contact tussen verdachte en het slachtoffer tot herhaling van soortgelijke strafbare feiten komt door zijn met waanzekerheid beleefde grieven tegen haar.
Nader psychiatrisch onderzoek en behandeling gedurende langere duur in een gesloten setting is zowel uit zorgoogpunt als ter beperking van de herhalingskans aangewezen. Ook bij adequate behandeling is de prognose van waanstoornissen zoals die van verdachte niet heel gunstig. Daarom moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid van onvoldoende herstel en een ook op langere termijn verhoogde recidivekans.
Geadviseerd wordt verdachte te verplichten mee te werken aan aanvankelijk klinische en later ambulante psychiatrische behandeling en aan toezicht door de reclassering door hem de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
- het over verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 10 augustus 2015 van drs. G.J.W. Pol, psycholoog, welk rapport onder meer het volgende inhoudt:
De deskundige stelt vast dat bij verdachte kan worden gesproken van een cognitieve stoornis NAO (niet anderszins omschreven), bestaande uit een trage cognitieve verwerkingssnelheid en een aandachtstoornis, en van een psychotische stoornis NAO. Volgens de deskundige kan worden aangenomen dat verdachte zich ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde in zijn onwrikbare, met waanzekerheid beleefde overtuiging dat zijn vrouw hem jarenlang heeft bedrogen, belogen en dwarsgezeten (en als zodanig in zijn mannelijk eer heeft aangetast) dermate gekrenkt, benadeeld en bedreigd heeft gevoeld en daardoor zodanig gefrustreerd en boos is geraakt, dat hij tot het ten laste gelegde agressieve gedrag is gekomen. Het is niet duidelijk in hoeverre de bij verdachte bestaande cognitieve functiestoornissen een rol hebben gespeeld hij de totstandkoming van het tenlastegelegde. Op grond van het onderhavige psychologische onderzoek heeft de deskundige geadviseerd om betrokkene ten aanzien van het plegen van het hem ten laste gelegde feit als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Aangezien de psychopathologie nog immer bij verdachte aanwezig is, hij in het verleden al meerdere malen tot gewelddadig gedrag jegens zijn vrouw is gekomen en het hem ontbreekt aan zelf-reflecterend vermogen, wordt het recidive-risico bij hernieuwd contact tussen verdachte en zijn vrouw als blijvend aanwezig ingeschat. De kans dat verdachte en zijn vrouw toch weer contact met elkaar krijgen, is niet bepaald denkbeeldig.
Het geheel overziend is een langer durende klinische behandeling geïndiceerd, in een voldoende gestructureerde, gesloten forensisch-psychiatrische setting, waarbinnen, rekening houdend met de cognitieve beperkingen van verdachte, met name ook aandacht besteed dient te worden aan psycho-educatie (ziektebesef en -inzicht), psycho-medicatie en het leren beheersen van agressieve impulsen. Afhankelijk van het beloop van de behandeling zou deze op termijn ambulant kunnen worden voortgezet, waarbij tevens blijvend aandacht dient uit te gaan naar betrokkenes algehele sociaal-maatschappelijk functioneren voor wat betreft wonen, werk, dagbesteding en sociaal netwerk.
Gezien de ernst van de stoornis, de ernst van het tenlastegelegde, het verband tussen de stoornis en het tenlastegelegde en het onverminderd aanwezig geachte recidive-risico, wordt de rechtbank geadviseerd verdachte de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen, met als voorwaarden dat hij in eerste instantie klinisch en op termijn ambulant wordt behandeld en dat deze behandeling plaatsvindt onder toezicht van de reclassering. Gedacht wordt daarbij aan plaatsing in een FPK of op een FPA.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 14 oktober 2015 van P.M. Brugman, als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland.
Dit voorlichtingsrapport houdt onder meer in:
Uit ons onderzoek blijkt dat er al langer sprake is van problemen in de relationele sfeer. Betrokkene beschuldigt zijn (ex)partner van vreemdgaan. Het betreft een vluchtelingengezin dat, ruim twee jaar geleden, door de VN naar Nederland is gebracht. Het gezin heeft een verblijfsstatus gekregen voor de duur van vijf jaren. Vanwege de relatieproblemen zou betrokkene op zoek zijn naar andere woonruimte, hetgeen, naar zijn zeggen, gedwarsboomd wordt door zijn (ex)partner. Betrokkene spreekt nauwelijks Nederlands. Hij geeft aan open te staan voor begeleiding of hulpverlening. Uit de onderzoeken is gebleken dat betrokkene ten tijde van het delict verminderd toerekeningsvatbaar was. Tevens is de heer Dagaly gediagnostiseerd en blijkt er sprake te zijn van psychopathologie. Tevens schatten de deskundigen de kans voor recidive hoog in als gevolg van zijn psychopathologie en gebrek aan zelfreflectie. Een begeleidend, behandelkader en een hoog beschermingsniveau is dan ook geïndiceerd.
Op grond van het recidiverisico, de criminogene factoren is een TBS met voorwaarden met onderstaande (gedrags-)interventies en/of behandelingen geïndiceerd.
Indien de rechtbank overweegt de heer Dagaly een TBS met voorwaarden op te leggen, adviseert onze instelling betrokkene te laten opnemen in een klinisch forensische psychiatrische kliniek (FPK/FPA) waarbij er sprake is van een hoog beschermingsniveau. In samenwerking met de klinische zorginstelling kan passende behandeling voor de psychopathologie waarmee betrokkene is gediagnosticeerd, worden ingezet. Er is een plaatsingsmogelijkheid gerealiseerd bij FPK Transfore te Balkbrug.
Geadviseerd wordt een TBS met de volgende bijzondere voorwaarden:
- meldplicht;
- opname in een klinische behandelsetting;
- locatieverbod;
- contactverbod;
- andere voorwaarden het gedrag betreffende.
Met de conclusies van de psychiater, de psycholoog en de reclassering kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze over.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat in de omstandigheden van het geval en met name in de persoonlijke omstandigheden van verdachte grond is gelegen af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd. Bij de bepaling van de duur van de vrijheidsbenemende straf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte aansluitend aan de detentie een langdurige klinische behandeling zal moeten ondergaan.
De rechtbank is voorts van oordeel dat conform het advies van de deskundigen de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en de door de reclassering voorgestelde voorwaarden betreffende zijn gedrag daaraan dienen te worden verbonden, nu bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
Verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard zich aan deze voorwaarden te houden.
Omdat de rechtbank het – gelet op het nadrukkelijk aanwezige recidivegevaar – van belang acht dat de behandeling van verdachte direct aansluitend aan zijn detentie zal aanvangen, zal de rechtbank op de voet van artikel 38 lid 6 Sr bepalen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.