Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
“Er is sprake van arbeidsgebonden problemen met medische klachten. Ik acht uw medewerker op dit moment volledig arbeidsongeschikt voor het eigen werk en voor ander vervangend werk. Betrokkene heeft klachten die te maken hebben met het persoonlijk- en sociaal functioneren, het gebruik van de linkerschouder- en arm, hoofdbewegingen maken, het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens het werk. (…)”
“(…)f. Werkzaamheden en blootstelling volgens verzekerdeDe werkzaamheden van de ateliermedewerkster bestaan uit naaien en knippen. Ongeveer 80 tot 90% van de werktijd wordt besteed aan naaien, de resterende 10 tot 20% aan knippen. Het naaien gebeurt zittend achter de naaimachine, terwijl het knippen in beginsel staand werd uitgevoerd achter een zogenaamde kniptafel. De kniptafel bevindt zich op stahoogte.Door verzekerde werden vaste werktijden en vaste pauzes gehanteerd. Bij een volledige werkdag werd er gewerkt tussen 7.00 uur en 9.30 uur, tussen 09.45 uur en 12.00 uur, tussen 12.30 uur en 14.45 uur en tussen 15.00 uur en 16.00 uur. (…)Desgevraagd gaven mijn gesprekspartners aan dat er zeker geen sprake was van een hoge werkdruk. (…)Volgens verzekerde maakt het bij het naaien wel uit welke materialen er worden gebruikt. Zo is naaien met leer niet zo eenvoudig. Er wordt dan ook voor gezorgd dat de medewerkers niet continu hetzelfde materiaal gebruiken, maar steeds wisselend materiaal. De medewerkers gebruiken ook verschillende typen machines en verschillende modellen. Het naaien gebeurt vanuit een zittende positie. Op zich moet daarbij steeds dezelfde werkwijze worden uitgevoerd, waarbij de handen bij de machine moeten worden gehouden. De onderarm wordt geregeld gesteund op het werkblad. De medewerker moet tijdens het naaien met de handen het materiaal verplaatsen. De medewerker moet verder regelmatig opstaan om ander materiaal te halen.Kennelijk brengt betrokkene een scheur van de pees in de linkerschouder met dit werk in verband. Verzekerde dacht dat betrokkene linkshandig zou zijn. Door uw medisch adviseur zal moeten worden beoordeeld in hoeverre dit past bij de bovenbeschreven werkzaamheden.k. Risico-inventarisatieVerzekerde stuurde mij de risico-inventarisaties uit de jaren 2009, 2010 en 2011. Hierin wordt onder andere opgenomen dat de werkplekken in overleg met het afdelingshoofd in hoogte verstelbaar zijn. Ongewenst gedrag kan bij de vertrouwenspersoon worden gemeld. Dit is bij het personeel bekend. Problemen op de werkvloer kunnen bij het afdelingshoofd en personeelszaken worden gemeld. In het rapport van 2011 is opgenomen dat er maximaal acht uur per dag wordt gewerkt en dat er één uur per dag word gepauzeerd. In het rapport van 2011 is opgenomen dat tijdens pauzes niet meer mag worden doorgewerkt, waar in eerdere rapporten nog staat dat er op moet worden toegezien dat er niet meer onder pauzes wordt doorgewerkt om tijd in te halen.l. Onderzoek door derdenDesgevraagd laat verzekerde mij weten dat er geen onderzoek door derden is uitgevoerd. Er zijn bijvoorbeeld geen werkplekonderzoeken geweest. Volgens verzekerde heeft daarvoor ook nooit een aanleiding bestaan.m. VeiligheidsmaatregelenVerzekerde heeft aan de werknemers geen schriftelijke instructies verstrekt waar het gaat om de aan te nemen werkhouding. Er wordt echter wel op toegezien dat de werkplek goed is ingericht en dat de medewerkers op veilige wijze hun werk doen. Als dat niet gebeurd, dan wordt dit aan de orde gesteld.(…)”
“(…)U vindt hierbij een kopie van het advies door medisch adviseur J. Jonker d.d. 22.06.2011.(…)Op basis van de documentatie wordt betrokkene volgens Jonker blootgesteld aan relevante nek- en schouderbelastende omstandigheden. Om die reden is er naar zijn mening sprake van een beroepsziekte. Onder een beroepsziekte verstaat de Arbo-wet een ziekte of aandoening die in hoofdzaak het gevolg is van arbeid of arbeidsomstandigheden. Of dat ten aanzien van de schouderklachten van betrokkene in onderhavige casus het geval is, acht ik discutabel. Dit nog afgezien van de vraag in hoeverre er ten aanzien van de litigieuze arbeidsomstandigheden sprake is geweest van een onverantwoorde en niet te vergen vorm van belasting. Hieromtrent zou eventueel werkplekonderzoek moeten worden geëntameerd.Wanneer iemand bekend is met een schouderprobleem, zoals bijvoorbeeld een impingementsyndroom, kunnen ook relatief lichte schouderbelastende arbeidsomstandigheden de klachten doen toenemen. De arbeidsomstandigheden zijn dan niet de oorzaak van het primaire probleem, maar kunnen bestempeld worden als klachtenprovocatief.Hierbij is dan geen sprake van een beroepsziekte. Wanneer arbeidsomstandigheden klachten veroorzaken dient altijd de afweging gemaakt te worden in hoeverre er een verstoring bestaat in het evenwicht tussen de belasting aan de ene kant en de specifieke individuele belastbaarheid anderzijds. Wanneer klachten het gevolg zijn van minder dan gemiddelde belastbaarheid is het niet redelijk om vervolgens te spreken van een beroepsziekte. (…)(…)”
“Beoordeeld werd het advies door J. Jonker d.d. 26.06.2012. (…)(…)Volgens Jonker kunnen aandoeningen van de bovenste ledematen bestempeld worden als brancherisico in de sector waarin betrokkene werkzaam is. Om vervolgens te spreken van een beroepsziekte wanneer het probleem zich voordoet is mijns inziens wat kort door de bocht. Daarvoor zijn schouderklachten binnen de algemene bevolking een te frequent voorkomend fenomeen.(…)”
“Onder verwijzing naar advies van 21.11.2012 werden we nu in het bezit gesteld van ontbrekende medische informatie die ik ook nu weer per document kort voor u zal samenvatten.(…)
“(…)
Overigens worden door de arbeidsdeskundige(W. Tamis, aanvulling kantonrechter)de taken als volgt omschreven:“De voornaamste taken zijn naaien: 70%, materiaal aanvoeren: 10%, knippen en vouwen: 20%. Het gaat om overwegend zittend werk, reiken ca 340x per uur. Duwen en trekken meer dan 5 kg tot enkele malen per dag. Tillen 10 – 30x per uur 1-2 kg. Voorts kortdurend lopen en staan. (…)”
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
- Richtlijn D001/Saltsa rapport: door [de werknemer] is deze lijst voor aandoeningen aan de bovenste extremiteit niet ingevuld, zodat onduidelijk is hoe zij tot haar conclusie op grond daarvan komt. Volgens deze lijst die geldt voor RSI klachten, moet bij schouderklachten sprake zijn van bepaalde houdingen, waarbij geen van de genoemde houdingen (oa gemiddeld meer dan 2 uur per dag hand achter de romp houden, gemiddeld meer dan 2 uur per dag ongesteunde arm tijdens periode van meer dan 3 minuten van het lichaam af moeten houden), naadloos aansluit op de stellingen van [de werknemer] . Ten slotte heeft [de werknemer] niet aangegeven welke aandoening zij in deze lijst aanhoudt, terwijl een inklemming of ruptuur van de schouderpees niet in de lijst genoemd staat. Indien aangenomen moet worden dat het hierbij gaat om de restcategorie genoemd onder 12. ‘Aspecifieke klachten’, wordt hierbij verwezen naar verdere richtlijnen. Dit is verder in het geheel niet nader uitgewerkt door [de werknemer] ;
- Checklist fysieke belasting (VHP Ergonomie 2004) en checklist repeterende arbeid (Huppes G. en Huysmans M.A.): hierbij gaat [de werknemer] uit van diverse arbeidsomstandigheden die zij niet nader heeft toegelicht (bijvoorbeeld over repeterende bewegingen en werkhouding);
- Beoordelingsformulier HARM: hierbij houdt [de werknemer] geen rekening met de afwisseling in werkzaamheden waardoor de naaiwerkzaamheden 70% van de arbeid beslaan. [de werknemer] gaat ten onrechte uit van een percentage van 100%. Door deze aanname komt [de werknemer] ten onrechte in de hoogste categorie uit.