ECLI:NL:RBNHO:2015:10929

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 december 2015
Publicatiedatum
11 december 2015
Zaaknummer
15/997516-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vangen en in voorraad hebben van beschermde paling en ondermaatse snoekbaars

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vangen en in voorraad hebben van 790 kilogram paling, terwijl dit in de gesloten periode niet was toegestaan. De verdachte werd ook beschuldigd van het bezit van 63 ondermaatse snoekbaarzen en het vissen met grote fuiken in een verboden periode. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. H.H.M. Beune, heeft de verdachte vervolgd, en de verdediging werd gevoerd door mr. T. van der Goot.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht. De verdachte heeft op 6 november 2013 op het IJsselmeer een aanzienlijke hoeveelheid paling gevangen, wat in strijd was met de Flora- en faunawet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld door de paling in voorraad te hebben en niet terug te zetten in het water, ondanks dat dit wettelijk verplicht was. De verdediging voerde aan dat de vangst onbedoeld was en dat de verdachte niet op paling had gevist, maar de rechtbank oordeelde dat de hoeveelheid gevangen paling niet in verhouding stond tot de toegestane bijvangst.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een geldboete opgelegd, evenals een voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de gevolgen die de verdachte al had ondervonden door de tijdelijke intrekking van zijn visvergunning. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 7500,- voor de overtredingen met betrekking tot de paling, en een geldboete van € 1000,- voor de ondermaatse snoekbaars. De rechtbank heeft ook bepaald dat de 63 ondermaatse snoekbaarzen aan het verkeer worden onttrokken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige economische strafkamer
Parketnummer: 15/997516-14 (P)
Uitspraakdatum: 2 december 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 november 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.H.M. Beune en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 06 november 2013, althans in of omstreeks de periode van 01 november 2013 tot en met 06 november 2013, op het IJsselmeer, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, ongeveer 80 kg en/of 100 kg en/of 610 kg, althans een hoeveelheid palingen (Anguilla anguilla), zijnde dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort aangewezen in artikel 3 Regeling aanwijzing dier- en plantsoorten Flora- en faunawet, heeft verworven, ten verkoop voorhanden of in voorraad heeft gehad, heeft vervoerd of onder zich gehad;
Feit 2
hij op of omstreeks 06 november 2013, althans in of omstreeks de periode van 01 november 2013 tot en met 06 november 2013, op het IJsselmeer ,in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, ongeveer 80 en/of 100 kg en/of 610 kg, althans een hoeveelheid palingen (Anguilla anguilla), zijnde dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort aangewezen in artikel 3 Regeling aanwijzing dier- en plantsoorten Flora- en faunawet, heeft gevangen en/of bemachtigd en/of met het oog daarop opgespoord;
Feit 3
(Parketnummer: 15.995251-15) hij op of omstreeks 6 oktober 2014, te Hoorn, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, vis, te weten 63 stuks snoekbaars, elk van een kleinere afmeting dan 42 centimeter zoals bepaald voor snoekbaars in de Uitvoeringsregeling visserij, voorhanden heeft gehad en/of heeft aangevoerd;
Feit 4
(Parketnummer 15.995253-15) hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 12 januari 2015 tot en met 13 januari 2015, in elk geval op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 april 2015, te Amsterdam en/of Diemen en/of Lelystad, in elk geval in Nederland, in het IJsselmeer, onder andere langs de kustlijn gelegen tussen de Ketelbrug en Amsterdam en/of langs de dijk van Muiden tot Uitdam (binnen de gemeenten Diemen en Amsterdam) en/of langs de dijk tussen de jachthaven Flevo Marina en de Maxima elektriciteitscentrale (binnen de gemeente Lelystad), heeft gevist met in totaal 53, in elk geval een of meer grote fuiken;
Feit 5
(parketnummer 15.995252-15) hij op of omstreeks 10 februari 2015, in elk geval op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 april 2015, te Amsterdam en/of Diemen en/of Lelystad, in elk geval in Nederland, in het IJsselmeer, onder andere langs de kustlijn gelegen tussen de ketelbrug en Amsterdam en/of langs de dijk van Muiden tot Uitdam (binnen de gemeenten Diemen en Amsterdam) en/of langs de dijk tussen de jachthaven Flevo Marina en de Maxima elektriciteitscentrale (binnen de gemeente Lelystad), heeft gevist met in totaal 31, in elk geval een of meer grote fuiken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging ten aanzien van de feiten 4 en 5
Namens de verdachte is aangevoerd dat de officier van justitie ten aanzien van de feiten 4 en 5 niet ontvankelijk is in de vervolging, omdat aan de verdachte reeds een bestuurlijke sanctie is opgelegd voor deze feiten. De visserijvergunning van verdachte is tijdelijk ingetrokken en hierdoor heeft verdachte gedurende een aantal weken niet kunnen vissen. Hoewel dit door het bestuursorgaan als herstellende sanctie wordt aangeduid, moet dit volgens de raadsman als punitieve sanctie gezien worden. Door het opleggen van deze bestuurlijke maatregel is immers leed toegevoegd, aldus de raadsman. De raadsman heeft aangevoerd dat dit een ‘criminal charge’ is in de zin van artikel 6 van het EVRM en dat er derhalve sprake is van een dubbele bestraffing. Daarom zou de vervolging door de officier van justitie strijd opleveren met het ne bis in idem beginsel zoals dat is neergelegd in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat vervolging in strijd is met de beginselen van goede procesorde en heeft hierbij verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 3 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:434) met betrekking tot het alcoholslotprogramma. Concluderend heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging ten aanzien van de feiten 4 en 5.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Uit het door de raadsman overgelegde “besluit herstelmaatregel” blijkt dat aan verdachte wegens overtreding van artikel 29, lid 1 onder a van de Uitvoeringsregeling Visserij een herstelmaatregel is opgelegd. De vergunning van verdachte is tijdelijk ingetrokken. Uit het besluit blijkt dat de herstelmaatregel is bedoeld om de verhoogde visserijdruk die door de overtreding is ontstaan tegen te gaan. Uit het besluit blijkt eveneens dat - om de ongewenste effecten van de verhoogde visserijdruk bij een overtreding tegen te gaan - aan verdachte een herstelsanctie wordt opgelegd die (bij benadering) gelijk is aan de verhoogde visserijdruk die door de overtreding is ontstaan. De rechtbank overweegt dan ook dat de maatregel geen punitief karakter heeft en geen ‘criminal charge’ betreft in de zin van artikel 6 EVRM. Uit het door de raadsman overgelegde besluit volgt immers dat de herstelmaatregel niet is bedoeld om leed toe te voegen, maar dat ermee is beoogd de visstand weer op peil te brengen. Dat verdachte heeft aangegeven zelf niet op schubvis te hebben gevist, doet hier niet aan af. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van een dubbele vervolging. De omstandigheid dat er al een maatregel van bestuursrechtelijke aard is opgelegd aan verdachte, is geen beletsel voor het Openbaar Ministerie om tot strafrechtelijke vervolging over te gaan. Evenmin slaagt het verweer van de raadsman dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is in zijn vervolging gelet op de uitspraak van de Hoge Raad inzake het alcoholslotprogramma, nu de daar aan de orde zijnde bestuursrechtelijke procedure niet gelijk is te stellen met de onderhavige bestuursrechtelijke herstelmaatregel.. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen. De rechtbank stelt derhalve vast dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
De maatschap [maatschap] bestaat op 6 november 2013 uit de maten [maat 1], [maat 2], [maat 3] en [verdachte]. Verder heeft de maatschap nog twee opvarenden/medewerkers, te weten: [werknemer 1] en [werknemer 2]. [2] De visserij wordt door de maatschap uitgevoerd met de schepen [scheepsnummer 1], [scheepsnummer 2] en [scheepsnummer 3] op een groot aantal plaatsen in het IJsselmeer. [3]
In artikel 4 lid 1 onder d van de Flora- en faunawet worden alle van nature in Nederland voorkomende soorten vissen als beschermde inheemse diersoort aangemerkt, met uitzondering van de soorten waarop de Visserijwet van toepassing is. In artikel 4 lid 3 van de Flora- en Faunawet staat vermeld dat de aanwijzing van een diersoort als beschermde inheemse diersoort geschiedt in afwijking van het bepaalde in het tweede lid bij ministeriële regeling indien die aanwijzing noodzakelijk is ter uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties.
In artikel 3 van de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en Faunawet wordt de aanwijzing van beschermde inheemse diersoorten nader gedelegeerd naar de bijlage 2 van deze Regeling. In bijlage 2 is de aal (ook wel paling genoemd), wetenschappelijke naam Anguilla anguilla, opgenomen omdat dit dier in zijn voortbestaan wordt bedreigd of het gevaar loopt in zijn voortbestaan te worden bedreigd. [4]
Op 1 november 2013 omstreeks 13.15 uur bevinden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich op de Houtribdijk te Lelystad ter controle op de juiste naleving van de Visserijwet 1963. Zij zien dat het vissersvaartuig [scheepsnummer 1], in exploitatie bij de Maatschap [maatschap], zich op het IJsselmeer bevindt. Aan boord van de [scheepsnummer 1] bevinden zich vier personen. De bemanning van de [scheepsnummer 1] is bezig met het lichten van de aalfuiken en verwijdert deze fuiken uit het water. Tijdens het lichten van de fuiken wordt de fuik inclusief vangst aan boord van de boot genomen. Een deel van de vangst bestaat uit aal. De bemanning van de [scheepsnummer 1] verwijdert tussen 13.30 uur en 14.00 uur in totaal zes fuiken uit het Markermeer. De vangst wordt aan boord van de bijboot van de [scheepsnummer 1] genomen. In alle zes de fuiken bevindt zich een gedeelte aal onder de vangst. Vervolgens zien verbalisanten dat de bemanning aan boord van de [scheepsnummer 1] de vangst verwerkt, waarbij verbalisanten de indruk krijgen dat de vangst gesplitst wordt. Eén deel van de vangst wordt in het voorste bun gestopt, waarbij men met een aluminium steel de vangst naar de zijkant van de bun verplaatst, vermoedelijk om deze aan het oog te onttrekken. Hierop vertrekt de [scheepsnummer 1] vanaf zijn positie nabij de Houtribdijk en vaart in zuidelijke richting weg. [5] Op 1 november 2013 hebben [maat 1], [verdachte], [werknemer 1] en [werknemer 2] op de [scheepsnummer 1] gevaren. [6]
Op 6 november 2013 omstreeks 12.30 uur bevinden verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zich in de omgeving van de Houtribweg en de Houtribrijk ter controle op de naleving van de bepalingen van de Flora- en Faunawet en de Visserijwet 1963. Zij zien dat de [scheepsnummer 3], eigendom van en in gebruik bij de Maatschap [maatschap] te Hoorn, aan het vissen is op het IJsselmeer tussen de Jachthaven Flevo Marina en de Maximacentrale. [7]
Op diezelfde dag bevinden buitengewoon opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit zich in de Trintelhaven op het visserschip [scheepsnummer 1]. Zij treffen in de bun van het schip een bewaarzak met levende paling aan. De bewaarzak is aan het zicht onttrokken door deze onder de normale bunzak te leggen. Het gewicht van de inhoud van de genoemde zak met paling schatten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] - gelet op hun ervaringen opgedaan als visserijinspecteurs - op circa 100 kilogram. [8]
Omstreeks 12.55 uur vernemen de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van controleurs [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat zij in de bun of de kaar van het visserschip [scheepsnummer 1] een bewaarzak met paling hebben aangetroffen. Hierop zijn verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ter plaatste gegaan naar de [scheepsnummer 1] in de Trintelhaven. Ook zij zien op het schip [scheepsnummer 1] een zak liggen met daarin een hoeveelheid levende paling of aal. De zak moet door het aanzienlijke gewicht door twee mannen getild worden. Vervolgens wordt de paling in het water van de Trintelhaven los gelaten en zwemt de paling weg. [9]
Hierna hebben verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] op de parkeerplaats van de Trintelhaven gewacht op de aankomst van de bemanning van de [scheepsnummer 3]. Omstreeks 16.05 uur zien zij de [scheepsnummer 3] in de richting van de Trintelhaven varen. De [scheepsnummer 3] blijft op ongeveer één kilometer ten oosten van de Trintelhaven en op enkele tientallen meters van de Houtribdijk stil liggen. Met een richtingkijker neemt verbalisant [verbalisant 3] waar dat twee bemanningsleden een bewaarzak vanaf de [scheepsnummer 3] overboord zetten. Twee personen tillen de zak beiden aan een einde op en de zak hangt door. Verbalisanten vermoeden dat zich in deze zak ook paling bevindt. Omstreeks 16.35 uur legt de [scheepsnummer 3] aan aan de kade, waarna verbalisanten de drie bemanningsleden hebben aangehouden. Dit blijken [maat 3], [verdachte] en [werknemer 1] te zijn. Vervolgens vordert verbalisant [verbalisant 3] van [maat 3], die zich kenbaar maakt als gezagvoerder van de [scheepsnummer 3], de uitlevering ter inbeslagneming van de inhoud van de bewaarzakken die buiten de Trintelhaven overboord zijn gezet. [maat 3] verklaart hierop: “In dat geval heb ik geen keus. Er zit paling in de bewaarzakken, die zijn vastgebonden aan de derde regel, laatste paal, gemarkeerd met een blauwe ton. Ik zal ze u aanwijzen.” [10]
Vervolgens is [maat 3] samen met buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 2] en met de politie naar deze fuikenregel toe gevaren. In de fuikenregel worden acht bewaarzakken met daarin levende paling aangetroffen. Het gewicht van de inhoud van de genoemde zakken met paling wordt door [verbalisant 2] geschat op 610 kilogram. Op het dek van de [scheepsnummer 3] wordt nog een kuip met daarin 80 kilogram dode paling aangetroffen. [11] Verdachten [verdachte], [maat 3] en [werknemer 1] wisten dat er paling aan boord was. Bart en [maat 3] wisten ook dat er nog zakken met paling in de fuikenregel hingen. [werknemer 1] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [verdachte] een zak over boord heeft gezet. [12] Verdachte [maat 3] heeft verklaard dat hij wilde proberen om de paling in de acht bewaarzakken tot december te bewaren. [13]
Op 6 november 2013 omstreeks 06.00 uur is [controleur], controleur van het Productschap Vis, ter controle mee geweest op de [scheepsnummer 3]. Deze controle heeft [controleur] een dag van tevoren bij [maatschap] aangekondigd. [controleur] heeft tijdens de controle zeven fuiken gecontroleerd. Het waren fuiken die waren aangepast met een pijp. In totaal heeft hij in de zeven fuiken drie palingen aangetroffen. Volgens [controleur] moet er wel gevist zijn met gesloten fuiken als er aan het einde van de dag 600 kilogram levende aal en 100 kilogram dode aal is aangetroffen. Er kunnen normaal gesproken niet zulke hoeveelheden paling gevangen worden met aangepaste fuiken. [14]
Verbalisanten hebben controlelijsten opgevraagd bij het Productschap Vis van de door [controleur] verrichte controles in het jaar 2013. Deze controles hebben plaatsgevonden in de periode van 2 september 2013 tot en met 28 november 2013. In totaal werden 67 controles verricht bij vissers die een overeenkomst hebben met het Productschap Vis. Zij dienen te vissen met aangepaste fuiken, zodat de aal kan ontsnappen. Er worden over het algemeen lage aantallen aal aangetroffen in de fuiken. Uitschieters zijn 12 stuks op 23 oktober 2013 en 30 stuks op 24 oktober 2013. De controleur merkt hierover op dat dit mogelijk door de wind komt. Na de najaarsstorm van 28 oktober 2013 zijn geen afwijkende vangsten te zien in de controlelijsten. Uit de gegevens blijkt dat er bij 64 controles in totaal 107 alen werden aangetroffen. Dit is afgerond 1,6 aal per controle. [15]
In 2012 is een proef gehouden met een aanpassing in de fuiken van krabvissers. In plaats van een ruif (net met mazen die paling in staat stelt te ontsnappen) in de fuik, werd een PVC-pijp geplaatst in de fuik met een afmeting van 6 a 6,5 cm. De proef werd onder begeleiding van de Kenniskring IJsselmeervisserij & Kenniskring Binnenvisserij uitgevoerd. Tijdens de proef werd een aanpassing in de fuik gedaan door middel van het plaatsen van een kunststof pijp aan het einde van de fuik. Door deze pijp kan de aal ontsnappen, de wolhandkrab (mits groot genoeg) niet. Aan de proef deed onder meer vissersbedrijf [maatschap] actief mee. De hokfuiken van visserijbedrijf [maatschap] op het Markermeer hebben 1580 fuiknachten meegedaan aan dit experiment. Deze hokfuiken vingen gemiddeld 34/1580 = 0,022 dikke aal per fuiknacht bij. Ook werden er 5 kleine alen bijgevangen (in perioden met veel waterplanten in de fuiken). Op grond van de onderzoekresultaten van alle vissersbedrijven werden in 5891 fuiknachten 77 alen bijgevangen. Dit is over de gehele proef gezien gemiddeld 0,013 aal per fuiknacht. [16]
Indien de bevindingen tijdens de proef en de rapportage daarvan representatief worden geacht, zou dit voor de Maatschap [maatschap] het volgende inhouden:
1. Op grond van de onderzoekresultaten worden in 5891 fuiknachten 77 alen bijgevangen. Dit is over de gehele proef gezien 0,013 aal per fuiknacht.
2. In de rapportage wordt tevens aangegeven dat (blz. 5 bovenste alinea) 4368 schieralen gelijk staan aan ongeveer 2,5 ton. Dit betekent dat een schieraal gemiddeld ongeveer 0,57 kilogram weegt.
3. Boven de Houtribdijk (waar de overtreding werd geconstateerd) mag de Maatschap [maatschap] blijkens de overeenkomst met het Productschap Vis met 167 krabfuiken vissen. Indien al deze fuiken daadwerkelijk ingezet zijn in de periode van 1 september tot 6 november 2013, is er sprake van 66 fuiknachten x 167 fuiken 11022 fuiknachten. Per fuiknacht wordt 0,013 aal bijgevangen, dit houdt in 11022 fuiknachten x 0,013 aal 143,2 alen. Bij 143,2 alen x 0,57 kilogram gemiddeld gewicht is dit 81,6 kilogram aal dat bijgevangen kan worden in deze periode.
4. Indien de mogelijke bijvangst van alen beneden de Houtribdijk (Markermeer) eveneens meegerekend worden, zou dit voor de maatschap het volgende betekenen. Beneden de Houtribdijk mag de Maatschap [maatschap] blijkens de genoemde overeenkomsten met 124 fuiken vissen. Indien alle fuiken in gebruik zouden zijn, dan is het totaal fuiken 167 + 124 = 291 fuiken. Dit betekent 291 fuiken x 66 fuiknachten = 19206 fuiknachten totaal. Dit aantal van 19206 fuiknachten x 0,013 aal = 249,6 alen. Bij 249,6 alen x 0,57 kilogram gemiddeld gewicht, is dit aan mogelijke bijvangst 142,2 kilogram in deze periode.
Bij de Maatschap [maatschap] werd op 6 november 2013 bij de Trintelhaven 80 kilogram dode aal, 100 kilogram levende aal in een bun en 610 kilogram in bewaarzakken aangetroffen. Dit is in totaal 790 kilogram. [17]
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Ten aanzien van feit 3:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 november 2014, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 1] met proces-verbaalnummer 81681 inclusief bijlagen;
Ten aanzien van de feiten 4 en 5:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 februari 2015, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] met kenmerk 110280/83937/6019232/2;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van overtreding van 15 januari 2015, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] met proces-verbaalnummer PL2600-2015001817-1a (bijlage 1);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevinding van 15 januari 2015, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 6] met proces-verbaalnummer PL2600-2015001817-1(bijlage 2);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte van 28 januari 2015 (bijlage 4);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 februari 2015, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 2] met kenmerk 110552/84131/6021786/1.
3.4.
Bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 1 en 2
De raadsman heeft betoogd dat er geen bewijs is voor het vangen, bemachtigen of met het oog daarop opsporen van paling, maar enkel voor het onder zich hebben van paling. De raadsman heeft hiertoe het volgende aangevoerd. De (maten van de) maatschap [maatschap] mochten met aangepaste aalfuiken op wolhandkrab te vissen in de periode van 1 september tot en met 30 november, gedurende welke periode het niet was toegestaan om op paling te vissen. De paling die op 6 november 2013 is aangetroffen, betreft dan ook paling die onbedoeld in de aalfuiken terecht is gekomen en niet via de aanpassing aan die fuiken is ontsnapt. Er is nimmer bewust, met gesloten fuiken, op paling gevist. Dit wordt ondersteund door het feit dat de controleur van het Productschap Vis nimmer gesloten fuiken bij cliënten heeft aangetroffen. De controleur kondigt zich weliswaar van tevoren aan, maar er zit minder dan een dag tussen de aankondiging en de controle. Het is praktisch onmogelijk om binnen een dergelijk tijdsbestek 300 fuiken aan te passen en alle fuiken te herstellen, aldus de raadsman. Enkele dagen voor de controle is er een zware storm geweest, waardoor de paling gedesoriënteerd is geraakt. Dit verklaart de grotere hoeveelheden paling in de fuiken, aldus de raadsman. Daarnaast is op de foto’s te zien dat een groot deel van de paling dood of bijna dood is. Om die reden zijn de dieren niet overboord gezet. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het vangen, bemachtigen of met het oog daarop opsporen van paling. Voorts wordt de hoeveelheid paling die in de bewaarzak is aangetroffen, door cliënten ter discussie gesteld. Volgens cliënten was het gewicht van de palingen aanzienlijk lager dan het gewicht dat de verbalisanten hebben gerelateerd in het dossier.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit bovengenoemde redengevende feiten en omstandigheden volgt dat verdachten op 6 november 2013 in totaal 790 kilogram paling voorhanden hebben gehad. Paling is een beschermde inheemse diersoort aangewezen in artikel 3 van de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en Faunawet. In artikel 20a van voornoemde regeling staat dat er vrijstelling kan worden verleend van het verbod om paling onder zich te hebben als voldaan is aan het bij of krachtens de Visserijwet 1963 bepaalde. Verdachte was in het bezit van een vergunning ten behoeve van de visserij. Blijkens artikel 32a van de Uitvoeringsregeling visserij is het verboden om in de periode van 1 september tot en met 30 november te vissen met aalfuik. Op het moment van het plegen van de feiten stond er in artikel 32a lid 4 en 5 Uitvoeringsregeling visserij nog een uitzonderingsregeling die het mogelijk maakte om in de gesloten periode toch met aalfuiken op wolhandkrab te vissen. De fuiken dienden in dat geval te zijn aangepast met een ontsnappingsmogelijkheid voor aal en de ondernemer diende een controleovereenkomst te hebben gesloten met het Productschap Vis. De maatschap was in het bezit van een dergelijke overeenkomst met het Productschap Vis. Artikel 32b van de Uitvoeringsregeling geeft een terugzetverplichting voor levende aal (lid 1) en een verbod op het voorhanden hebben van aal (lid 2) in de betreffende periode.
De rechtbank overweegt in dat verband dat er in 2012 een proef is geweest waarbij de vissers gebruik hebben gemaakt van fuiken met een ontsnappingsmogelijkheid voor paling. Op grond van de onderzoekresultaten van alle vissersbedrijven die aan de proef meededen werden bij deze proef in 5891 fuiknachten in totaal 77 alen bijgevangen. Dit is 0,013 aal per fuik per nacht. Omgerekend voor de Maatschap [maatschap] zouden dit – als alle 291 fuiken van de maatschap zijn gebruikt – in totaal 249,6 palingen aan bijvangst in de gehele gesloten periode van 1 september 2013 tot en met de controle op 6 november 2013 zijn geweest. Uitgaande van een gemiddeld gewicht van 0,57 kilogram per paling zou dit in totaal 142,2 kilogram paling aan bijvangst zijn in de gehele gesloten periode.
Verdachten hebben verklaard dat de aangetroffen paling bijvangst is geweest en dat er niet illegaal op paling is gevist. Door de weersomstandigheden en de storm op 28 oktober 2013 zouden er meer palingen dan normaal in de fuiken terecht zijn gekomen. De palingen zouden door de storm de ontsnappingsmogelijkheid in de fuiken niet hebben weten te vinden. Gelet op bovengenoemde proef acht de rechtbank de verklaring van verdachten volstrekt onaannemelijk. Verdachten zouden dan binnen een paar dagen circa 790 kilogram paling hebben bijgevangen, terwijl volgens de hiervoor weergegeven berekeningen, de maatschap normaal gesproken in gehele periode vanaf 1 september 2013 tot aan 6 november 2013 in theorie in totaal maximaal 142 kilogram paling als bijvangst had kunnen hebben. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit de opgevraagde controlelijsten van de door het Productschap uitgevoerde controles blijkt dat er na de najaarsstorm op 28 oktober 2013 geen bijzonder afwijkende vangsten in de controlelijsten te zien waren. Daarnaast waren de aangetroffen hoeveelheden paling tijdens deze controles over het algemeen laag te noemen. Het is derhalve niet aannemelijk dat er negen dagen na de storm nog zulke grote hoeveelheden paling in de fuiken worden aangetroffen. Ook is het opmerkelijk dat controleur [controleur] op de ochtend van 6 november 2013 nog op controle is geweest bij de verdachten en dat er in de zeven fuiken die hij heeft gecontroleerd slechts zeven palingen zijn aangetroffen.
Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat volgens artikel 32b lid 1 Uitvoeringsregeling Visserij de aal die – ondanks de aangepaste fuiken - gevangen is binnen de gesloten periode, onmiddellijk na het lichten van het vistuig in hetzelfde water dient te worden teruggezet. De rechtbank overweegt dat verdachten – in het geval de verklaring van de verdachten zou kloppen en er inderdaad zulke grote hoeveelheid paling als bijvangst gevangen zou zijn – de paling blijkens het hierboven aangehaalde artikel direct in het water teruggezet had moeten worden, hetgeen niet is gebeurd. Verdachten hebben verklaard dat zij de paling niet terug hebben gezet omdat de palingen door de storm beschadigd waren en zij het toch niet zouden overleven. Volgens verbalisanten was echter slechts 80 kilogram paling dood en leefde de overige 710 kilogram aangetroffen paling negen dagen na de storm nog. Naar het oordeel van de rechtbank hadden de verdachten in ieder geval de nog levende paling direct terug moeten zetten. De omstandigheid dat deze het mogelijk beschadigd was en het misschien niet zou overleven, doet hieraan niets af. Bovendien heeft medeverdachte [maat 3] bij de politie verklaard dat hij wilde proberen om de paling die in de acht bewaarzakken overboord was gezet, tot en met 1 december levend te houden.
Door de paling aan boord van de boot te nemen en te houden en door de paling in bewaarzakken te stoppen, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van opzettelijk vangen van paling en het opzettelijk in voorraad hebben van paling. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen en de rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk ongeveer 790 kilogram paling in voorraad heeft gehad en heeft gevangen.
De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen aanleiding om niet uit te gaan van de door de verbalisanten geschatte hoeveelheden aan aangetroffen paling.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op 6 november 2013, op het IJsselmeer, opzettelijk, ongeveer 80 kg en 100 kg en 610 kg palingen (Anguilla anguilla), zijnde dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort aangewezen in artikel 3 Regeling aanwijzing dier- en plantsoorten Flora- en faunawet, in voorraad heeft gehad, heeft vervoerd of onder zich heeft gehad;
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 6 november 2013, op het IJsselmeer, in elk geval in Nederland, opzettelijk, ongeveer 80 en 100 kg en 610 kg, palingen (Anguilla anguilla), zijnde dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort aangewezen in artikel 3 Regeling aanwijzing dier- en plantsoorten Flora- en faunawet, heeft gevangen;
Feit 3:
(Parketnummer: 15.995251-15)
hij op 6 oktober 2014, te Hoorn, tezamen en in vereniging met een ander, vis, te weten 63 stuks snoekbaars, elk van een kleinere afmeting dan 42
centimeter zoals bepaald voor snoekbaars in de Uitvoeringsregeling visserij, voorhanden heeft gehad;
Feit 4:
(Parketnummer 15.995253-15)
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 12 januari 2015 tot en met 13 januari 2015, te Amsterdam en Diemen en Lelystad, in het IJsselmeer, onder andere langs de kustlijn gelegen tussen de Ketelbrug en Amsterdam en langs de dijk van Muiden tot Uitdam (binnen de gemeenten Diemen en Amsterdam) en langs de dijk tussen de jachthaven Flevo Marina en de Maxima elektriciteitscentrale (binnen de gemeente Lelystad), heeft gevist met in totaal 53, in elk geval een of meer grote fuiken;
Feit 5:
(parketnummer 15.995252-15)
hij op 10 februari 2015, te Amsterdam en Diemen en Lelystad, in het IJsselmeer, onder andere langs de kustlijn gelegen tussen de Ketelbrug en
Amsterdam en langs de dijk van Muiden tot Uitdam (binnen de gemeenten Diemen en Amsterdam) en langs de dijk tussen de jachthaven Flevo Marina en de Maxima elektriciteitscentrale (binnen de gemeente Lelystad), heeft gevist met in totaal 31, in elk geval een of meer grote fuiken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13 eerste lid, aanhef en onder a van de Flora- en faunawet.
Feit 2:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 9 van de Flora- en faunawet.
Feit 3:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2a, lid 1 van de Visserijwet 1963.
Feit 4:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 29, lid 1 onder a van de Uitvoeringsregeling visserij juncto artikel 16 van de Visserijwet 1963.
Feit 5:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 29, lid 1 onder a van de Uitvoeringsregeling visserij juncto artikel 16 van de Visserijwet 1963.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een geldboete van 5000 euro subsidiair te vervangen door 60 dagen hechtenis en een taakstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, dat verdachte ter zake van feit 3 zal worden veroordeeld tot een geldboete van 1000 euro subsidiair te vervangen door 20 dagen hechtenis en ter zake zowel van feit 4 als feit 5 telkens zal worden veroordeeld tot een geldboete van 3600 euro subsidiair te vervangen door 46 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de 63 snoekbaarzen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 4 en 5 aangevoerd dat cliënt geen loopje met de regelgeving heeft willen nemen, maar het hardgrondig oneens was met de vangstreductie. Hij gebruikte de aangepaste fuiken immers voor de vangst van wolhandkrab en niet voor schubvis, terwijl de vangstreductie is ingegeven door de achteruitgang van het schubvisbestand. Cliënt is daarom een proefproces gestart en heeft in een procedure tegen de staatssecretaris van Economische zaken een voorlopige voorziening gevraagd. Dit om duidelijk te krijgen of hetgeen cliënt deed nu wel of niet toelaatbaar was. Nadat de voorzieningenrechter op 24 februari 2015 de gevraagde voorlopige voorziening heeft afgewezen, heeft cliënt de fuiken direct verwijderd, aldus de raadsman. Dit dient volgens de raadsman meegenomen te worden in de strafmaat. Daarnaast heeft de raadsman de rechtbank verzocht om rekening te houden met het tijdsverloop bij de eerste twee feiten en de grote gevolgen die de feiten reeds hebben gehad. Verdachte heeft immers door het tijdelijk intrekken van zijn vergunning zeven weken niet kunnen vissen in een periode dat juist ook het vissen op paling weer was toegestaan.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in november 2013 in totaal ongeveer 790 kilogram paling gevangen en in voorraad gehad, terwijl er in die periode niet op paling gevist mag worden. Paling of aal is een vissoort die in zijn bestaan wordt bedreigd. De concentratie paling is sinds de jaren tachtig aanzienlijk afgenomen. Met uitsterven bedreigde diersoorten dienen effectief beschermd te worden om de natuurlijke soortenrijkdom in stand te houden. Het CITES-Verdrag en de daarop berustende Europese en Nederlandse wet- en regelgeving beogen de internationale handel in bedreigde dier- en plantensoorten te reguleren dan wel te beperken. Verdachte heeft – door in de gesloten periode paling te vangen en deze niet direct terug te zetten – geen oog gehad voor de wettelijke maatregelen ter regulering van bedreigde diersoorten en heeft – kennelijk – enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Dat valt hem kwalijk te nemen.
Daarnaast heeft verdachte samen met zijn broer [maat 3] 63 ondermaatse snoekbaars voorhanden gehad. De lengte van de gemeten snoekbaarzen varieerde van 32 tot en met 39 centimeter, terwijl de wettelijke minimummaat 42 centimeter bedraagt. Voorts heeft verdachte zowel op 12 en 13 januari 2015 als op 10 februari 2015 gevist met grote fuiken, terwijl dat in deze periode verboden was. . Verdachte heeft zich hiermee niet gehouden aan de voorschriften die zijn gesteld in de Visserijwet 1963 of in de Uitvoeringsregeling Visserij. Deze voorschriften zijn erop gericht om de visstand op een gezond niveau te brengen en te houden. Overbevissing heeft nadelige gevolgen voor het ecosysteem. Bovendien is verdachte, door zich niet aan de regels te houden, in een betere concurrentiepositie komen te verkeren dan vissers die zich wel aan de regels houden. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank stelt ten aanzien van de feiten 1 en 2 vast dat de berechting van verdachte niet binnen een redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden heeft plaatsgevonden, nu tussen de datum van de aanhouding van verdachte en de zitting meer dan twee jaar is gelegen. De rechtbank acht in beginsel voor de feiten 1 en 2 een geldboete van € 7500,- waarvan € 2500,- voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden, maar zal vanwege de overschrijding van de redelijke termijn een iets hoger deel van de geldboete in voorwaardelijke vorm opleggen. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast nog een voorwaardelijke werkstraf aan verdachte op te leggen ten aanzien van deze feiten.
Ten aanzien van feit 3 acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5 houdt de rechtbank rekening met de nadelige gevolgen die verdachte reeds heeft ondervonden als gevolg van de tijdelijke intrekking van zijn vergunning. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht omtrent de omstandigheden waaronder verdachte deze feiten heeft gepleegd, en de juridische weg die hij direct heeft bewandeld om op te komen tegen het in zijn ogen onterecht opgelegd verbod om niet meer in het IJsselmeer te mogen vissen met (aangepaste) grote fuiken in de periode van 1 januari tot en met 30 april. De rechtbank zal daarom ter zake van deze feiten enkel een geheel voorwaardelijke geldboete aan verdachte opleggen.

7.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven vis, te weten de 63 ondermaatse snoekbaarzen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat die vissen door middel van het onder 3 bewezen verklaarde feit zijn verkregen en het bezit van ondermaatse vissen is in strijd met de wet of het algemeen belang.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 36b, 36c, 47, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
artikel 9 en 13 Flora- en faunawet;
artikel 2a en 16 van de Visserijwet 1963;
artikel 29 van de Uitvoeringsregeling Visserij.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 tot het betalen van een geldboete van
€ 7500,-bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 72 dagen hechtenis, met bevel dat een gedeelte daarvan, groot € 3000,- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis,
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op drie jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 tot het betalen van een geldboete van
€ 1000,-bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 4 tot het betalen van een geldboete van
€ 1000,-bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis, met bevel dat deze straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op drie jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 5 tot het betalen van een geldboete van
€ 1000,-bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis, met bevel dat deze straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op drie jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde geldboete in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht € 50,00 geldboete, subsidiair één dag hechtenis, in mindering wordt gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
- 63.00 STK Vis, ondermaatse snoekbaarzen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C. van den Bos, voorzitter,
mr. C.A.M. van der Heijden en mr. M.S.. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Keulers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 december 2015.
Mr. De Vries is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het hoofdproces-verbaal d.d. 9 april 2013, dossierpagina 6.
3.Het hoofdproces-verbaal d.d. 9 april 2013, dossierpagina 7.
4.Het proces-verbaal van wetgeving d.d. 15 januari 2014, dossierpagina 143 e.v.
5.Het proces-verbaal d.d. 6 november 2013, dossierpagina 248 t/m 250.
6.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [werknemer 2] d.d. 10 maart 2014, dossierpagina 99 en het proces-verbaal van verhoor van verdachte [werknemer 1] d.d. 7 november 2013, dossierpagina’s 79 en 80.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2013 d.d. 11 november 2013, dossierpagina 251.
8.Het proces-verbaal d.d. 20 november 2013, dossierpagina 292.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2013 d.d. 11 november 2013, dossierpagina 251.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2013 d.d. 11 november 2013, dossierpagina 252.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2013 d.d. 11 november 2013, dossierpagina 253 en het proces-verbaal d.d. 20 november 2013, dossierpagina’s 294 en 295.
12.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 7 november 2013, dossierpagina 61, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [maat 3] d.d. 7 november 2013, dossierpagina 44 en het proces-verbaal van verhoor van verdachte [werknemer 1] d.d. 7 november 2013, dossierpagina 78.
13.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [maat 3] d.d. 7 november 2013, dossierpagina 44.
14.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [controleur] d.d. 11 november 2013, dossierpagina’s 305 en 306.
15.Het hoofdproces-verbaal d.d. 9 april 2013, dossierpagina 17 en de bijlage A12 op dossierpagina’s 314 en 315.
16.Een schriftelijk bescheid, te weten het onderzoek naar bijvangsten aan aal in aangepaste hokfuiken en schietfuiken van de Kenniskring IJsselmeervisserij & Kenniskring Binnenvisserij, dossierpagina 316 e.v.
17.Het hoofdproces-verbaal d.d. 9 april 2013, dossierpagina’s 18 en 19.