ECLI:NL:RBNHO:2015:10483

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 december 2015
Publicatiedatum
1 december 2015
Zaaknummer
15/870911-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag door schieten met vuurwapen tijdens wietdeal

Op 1 december 2015 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 21 mei 2015 te Schagen, waar de verdachte, tijdens een afspraak om wiet te kopen, met een vuurwapen op de aangever schoot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een discussie in de auto over het tonen van geld of wiet, een vuurwapen uit zijn broeksband trok en vrijwel direct schoot, waarbij de aangever in zijn bovenarm werd geraakt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangever zou komen te overlijden, wat resulteerde in de bewezenverklaring van poging tot doodslag. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bevestigd, en de verdediging van de verdachte, die pleitte voor vrijspraak, werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in nauwe samenwerking met anderen handelde, maar dat zijn handelen wel degelijk een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de aangever vormde. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, en de rechtbank volgde deze eis, waarbij ze de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd in overweging nam. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870911-15 (P)
Uitspraakdatum: 1 december 2015
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 november 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. van Venrooij en van wat verdachte en zijn raadsman mr. H. Teunisse, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 21 mei 2015 te Schagen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [aangever] opzettelijk van het leven te beroven, (in een auto) met een revolver/pistool op/in de richting van die [aangever] heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 21 mei 2015 te Schagen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van goederen/geld, in elk geval van enig goed, geheel en/of of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en/of
hij op of omstreeks 21 mei 2015 te Schagen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen goederen/geld (te weten een portemonnee met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , en welke diefstal werd gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s),
- met een revolver/pistool op en/of in de richting van die [aangever] heeft/hebben geschoten, waardoor die [aangever] letsel (in zijn arm) heeft bekomen en/of
- die [aangever] (meermalen) (tegen het hoofd) heeft/hebben geschopt en/of geslagen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, met uitzondering van het medeplegen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, heeft gehad op het toebrengen van dodelijk letsel, omdat de revolver/het pistool per ongeluk is afgegaan.
Voorts heeft de raadsman ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit aangevoerd dat verdachte aangever niet heeft willen beroven, maar op het sluiten van een ‘wietdeal’ uit was. Verdachte wist niet dat [medeverdachte] geld van aangever had weggenomen.
Volgens de raadsman staat het toegepaste geweld bovendien geheel los van de diefstal, waardoor er geen sprake is van diefstal met geweld.
3.3
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte in een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen heeft gepoogd om [aangever] van het leven te beroven, zodat verdachte van het onder primair ten laste gelegde medeplegen moet worden vrijgesproken.
3.4
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 21 mei 2015 spreekt [aangever] af met [naam] om wiet van hem te kopen. [2] Hij haalt vervolgens [getuige] op. [3] De afspraak is om deze [naam] bij het station van Schagen te ontmoeten. Omstreeks 19:30 uur staan er twee jongens bij het station van Schagen. [aangever] zegt daar aangekomen tegen [getuige] : ‘kijk daar staan ze’. [4] Verdachte en [medeverdachte] (verder te noemen [medeverdachte] ) stappen bij [aangever] en [getuige] achterin de auto. [medeverdachte] neemt plaats achter de bestuurder, zijnde [aangever] , en verdachte achter [getuige] . [5] [aangever] rijdt een rondje en parkeert zijn auto dan in de Nijverheidsstraat. Er ontstaat in de auto een discussie over wie als eerste geld/wiet moet laten zien. Hierbij wordt door verdachte een vuurwapen uit zijn broeksband getrokken, waarmee vrijwel direct wordt geschoten. [6]
[aangever] wordt door de kogel geraakt in zijn rechter bovenarm. [7] De forensisch arts constateert letsel bij [aangever] , dat zeker kan zijn veroorzaakt door een schotwond. Aan de achterkant van de rechter bovenarm zijn twee in elkaar overlopende cirkels van circa ½ bij ½ cm, samen bijna ovaalvormig, te zien. De randen van de wond zijn onscherp begrensd en zwart verkleurd. [8]
Na onderzoek aan de auto van [aangever] blijkt dat aan de rechterzijde van de rugleuning van de bestuurdersstoel een doorschotbeschadiging is te zien. Deze schotbeschadiging is met een sonde uitgelijnd. Hierbij blijkt de richting van de schotbeschadiging vanaf de zitplaats rechtsachter naar de bestuurdersstoel te lopen. [9]
3.5
Bewijsoverweging
De rechtbank is gelet op de door haar vastgestelde feiten en omstandigheden van oordeel dat door het handelen van verdachte de aanmerkelijke kans in het leven is geroepen dat aangever zou komen te overlijden. Ten tijde van het voorval zaten er vier personen in de auto. Deze personenauto betreft een kleine ruimte, waarin verdachte op korte afstand schuin achter aangever zat. Op enig moment pakt verdachte welbewust een vuurwapen uit zijn broeksband, waarmee vrijwel direct wordt geschoten. Aangever wordt hierbij in zijn bovenarm geraakt, een lichaamsdeel dat zich vlak naast de romp bevindt, waar zich vitale organen bevinden. Dat het louter een gelukkige omstandigheid is dat aangever niet dodelijk door het schot is getroffen, volgt mede uit het gegeven dat de kogel door de bestuurdersstoel, waar aangever op zat, is gegaan. Een geringe afwijking van de baan van het schot, dan wel een ongelukkige (schrik)beweging van aangever, had ertoe kunnen leiden dat aangever het niet had overleefd. Mede gezien de kleine ruimte met meerdere personen en weinig bewegingsvrijheid, alsmede het vrijwel direct afvuren na het grijpen van het vuurwapen, kan worden uitgesloten dat verdachte – als ongeoefend schutter – zodanig precies heeft gericht dat hij met recht kon veronderstellen dat hij aangever niet dodelijk zou treffen. Uit de handelwijze van verdachte kan aldus worden afgeleid dat hij welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zou komen te overlijden.
De stelling van verdachte dat het vuurwapen per ongeluk afging, welke stelling verdachte overigens pas bij de inhoudelijke behandeling ter zitting voor het eerst naar voren heeft gebracht, moet als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven. Naast al het voorgaande neemt de rechtbank daarbij nog in aanmerking dat verdachte ook heeft verklaard dat hij het vuurwapen slechts ter bescherming bij zich had, terwijl uit het dossier blijkt dat verdachte samen met [medeverdachte] gewapend naar de auto van aangever is gegaan met geen ander doel dan om hem van zijn geld te beroven.
3.6
Bewezenverklaring
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 mei 2015 te Schagen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk van het leven te beroven, in een auto, met een revolver/pistool op die [aangever] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op [aangever] door na een discussie over het tonen van geld of wiet met een vuurwapen te schieten op deze [aangever] . Verdachte heeft met zijn handelen het leven van aangever op ernstige en onaanvaardbare wijze in gevaar gebracht en een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. De rechtbank weegt bij de bepaling van de straf voorts mee dat uit het dossier valt af te leiden dat verdachte erop uit was om samen met zijn mededader het slachtoffer te beroven en derhalve louter en alleen heeft gehandeld uit geldelijk gewin.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 21 oktober 2015, waaruit blijkt dat verdachte eerder tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 25 augustus 2015 van [reclasseringswerker] als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Reclassering Palier. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Er is geen sprake van enige diagnostiek rondom verdachte. Hij heeft nimmer meegewerkt aan een psychologisch of psychiatrisch onderzoek. Verdachte heeft gedurende de laatste jaren aangegeven geen psychische klachten te ervaren.
Gezien de uitgebreide justitiële voorgeschiedenis van verdachte en zijn pro-criminele houding lijkt een onderzoek naar eventuele persoonlijkheidsproblematiek gewenst. Verdachte is echter stellig wanneer dit ter sprake komt. Hij stelt ‘nooit’ aan psychologisch onderzoek mee te zullen werken. Hij is van mening dat er niets met hem aan de hand is.
Verdachte stelt weinig heil te zien in een nieuw reclasseringstoezicht. Naar eigen zeggen had hij zijn zaken zelfstandig op orde en is er verder geen hulpverlening noodzakelijk. Dat regelt hij liever zelf.
Gelet op de verscheidene veroordelingen van verdachte, de financiële problematiek, alsmede de overige levensomstandigheden, acht GGZ reclassering Palier de kans op toekomstig delictgedrag hoog. Begeleiding en behandeling worden noodzakelijk geacht om de kans op recidive te verminderen, maar verdachte lijkt hiervoor niet gemotiveerd. Hij beschikt niet over een hulpvraag. Derhalve lijkt de kans op onttrekking aan bijzondere voorwaarden verhoogd aanwezig en de kans van slagen van een eventueel plan van aanpak laag.
GGZ reclassering Palier adviseert, indien verdachte in onderhavige zaak wordt veroordeeld, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank acht gelet op voorgaande slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur op zijn plaats en is alles afwegende van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform de eis van de officier van justitie passend en geboden is.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
zesendertig [36] maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Cuvelier, voorzitter,
mr. H.A. Stalenhoef en mr. T. Fuchs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.A. Spoelstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 december 2015.
mr. T. Fuchs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever] d.d. 22 mei 2015 (dossierpagina C14).
3.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 10 juni 2015 (dossierpagina G12).
4.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 10 juni 2015 (dossierpagina’s G12 en G13).
5.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 november 2015.
6.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever] d.d. 22 mei 2015 (dossierpagina C14).
7.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever] d.d. 22 mei 2015 (dossierpagina C16); een schriftelijk bescheid, zijnde fotobijlagen (dossierpagina’s C5, C6, C7 en C9).
8.Een schriftelijk bescheid, zijnde een geneeskundige verklaring opgesteld door [forensisch arts] , forensisch arts (dossierpagina C26).
9.Een proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 8 juli 2015 (dossierpagina F9); een schriftelijk bescheid, zijnde fotobijlagen (dossierpagina’s F16-F19).