1.7Op 9 januari 2014 is eiser opnieuw door de KMAR verhoord. Tijdens dit verhoor verklaart eiser onder andere dat hij niet met de telefoon heeft gebeld en dat hij geen verklaring heeft voor het feit dat er op 6 september 2013 gebeld is naar telefoonnummers die ook in zijn privé-telefoon staan. De telefoonnummers zijn van personen genaamd [naam 5] en [naam 6] , contacten van het evenementenbureau waar eiser bij betrokken is. Wanneer eiser de telefoon heeft verkregen, weet hij niet meer precies. Wel dat het tijdens een nachtdienst was, en op een zondag.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op het standpunt dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, bestaande uit het wegnemen van een telefoon van Defensie. Verweerder gaat hierbij uit van de door eiser op 17 december 2013 afgelegde verklaring. Voorts acht verweerder het ontslag niet onevenredig aan het gepleegde plichtsverzuim.
3. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet aan zijn eerste verklaring kan worden gehouden, omdat hij bij het afleggen daarvan in blinde paniek heeft gehandeld. Hij begreep dat de telefoon was gestolen en zag zijn carrière voorbij drijven. Hij was bang dat hij niet geloofd zou worden als hij de waarheid zou vertellen. Bovendien was sprake van ernstige stress in de privésfeer, onder meer omdat bij zijn vrouw een tumor ontdekt was. Eiser was niet bezig met het doorverkopen van een gestolen telefoon. Eiser wijst er in dit verband op dat een BlackBerry via het speciale netwerk en via het IMEI-nummer traceerbaar is, zodat het kopen van een gestolen BlackBerry onverstandig is. Verder heeft hij de pincode bij het toestel gekregen en heeft hij de telefoon aan zijn neef verkocht. Ook dit wijst niet op diefstal.
Verweerder heeft ten onrechte de tweede verklaring van eiser ongeloofwaardig geacht. Eiser meent dat het onredelijk is dat van hem werd verlangd dat hij zijn onschuld moest aantonen. Hij heeft getracht zijn roosterboekje, waarin hij het telefoonnummer van de verkoper had genoteerd, terug te vinden, maar is daarin niet geslaagd.
Eiser heeft verder aangevoerd dat niet vaststaat dat het om dezelfde telefoon gaat, omdat IMEI-nummers niet geheel uniek zijn. Verder is niet duidelijk wanneer de telefoon gestolen is.
Eiser is op 8 april 2015 door de politierechter vrijgesproken.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is dat eiser in zijn eerste verhoor onjuist heeft verklaard door blinde paniek. Hij wist immers al anderhalve week dat de telefoon bij zijn neef in beslag genomen was en wist dus wat er ging komen. Bovendien had eiser hierover juridisch advies ingewonnen. Daarbij bevreemdt het verweerder dat eiser niet op zoek is gegaan naar zijn roosterboekje. Daartoe is hij ruimschoots in de gelegenheid gesteld door verweerder. Bovendien heeft eiser zijn eerste verklaring niet direct nadien ingetrokken.
Verweerder wijst verder op tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser: zo heeft hij op
23 december 2013 verklaard dat er geen pincode bij de telefoon zat, maar in zijn zienswijze en bezwaarschrift stelt hij dat dit wel het geval was. Ook wijst verweerder erop dat eiser verklaard heeft dat hij de telefoon op 22 september 2013 heeft gekocht van een onbekende, terwijl er al op 6 september 2013 mee is gebeld naar contacten van eiser.
In het verweerschrift van 11 september 2015 heeft verweerder nog toegevoegd dat [naam 3] tegenover verweerders gemachtigde heeft verklaard dat hij de telefoon rond 23 augustus 2013 heeft ontvangen en in zijn bureaulade heeft gelegd. Pas op 30 september 2013 (na zijn vakantie) heeft [naam 3] de lade weer geopend, omdat in zijn vakantie een e-mail was gestuurd met de activeringscode voor de telefoon. Toen heeft [naam 3] geconstateerd dat de telefoon verdwenen was.
Verweerder benadrukt verder dat de telefoon die bij de neef van eiser is gevonden, dezelfde IMEI-code had als de verdwenen telefoon.
5. De rechtbank overweegt als volgt.